Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 maart 2004
gepubliceerd op 22 maart 2004

Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van Afrikaanse varkenspest

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2004022188
pub.
22/03/2004
prom.
19/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/19/2004022188/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 MAART 2004. - Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van Afrikaanse varkenspest


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995, 23 maart 1998, 5 februari 1999 en het koninklijk besluit van 22 februari 2001;

Gelet op de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, gewijzigd door de wetten van 5 februari 1999, 24 december 2002 en 22 december 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 september 1883 houdende het reglement van algemeen bestuur van de diergeneeskundige politie;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 september 1981 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de klassieke varkenspest en de Afrikaanse varkenspest gewijzigd door het koninklijk besluit van 31 januari 1990, het koninklijk besluit van 22 mei 1990, het koninklijk besluit van 14 juli 1995, koninklijk besluit van 31 oktober 1996 en het koninklijk besluit van 13 juli 2001;

Gelet op de Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest en houdende wijziging van Richtlijn 92/119/EEG met betrekking tot besmettelijke varkensverlamming (Teschenerziekte) en Afrikaanse varkenspest;

Gelet op het advies 2004/05 van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen van 25 februari 2004;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 3 maart 2004;

Gelet op het akkoord van onze Minister van Begroting gegeven op 4 maart 2004;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid op 8 maart 2004;

Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid artikel 3, paragraaf 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende het gemotiveerd advies van 7 januari 2004 van de Europese Commissie, waardoor België onverwijld Richtlijn 2002/60/EG van de Raad van 27 juni 2002 houdende vaststelling van specifieke bepalingen voor de bestrijding van Afrikaanse varkenspest, dient om te zetten;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit heeft betrekking op de bestrijding van de Afrikaanse varkenspest. HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1. Varken : elk dier van de familie Suidae, inclusief de wilde varkens;2. Wild varken : een levend varken dat niet op een geografische entiteit wordt gehouden of gefokt en niet tot een beslag behoort;3. Van besmetting met Afrikaanse varkenspest verdacht varken : elk varken of elk varkenskarkas dat klinische symptomen vertoont, of waarbij post-mortemlaesies worden gevonden of dat bij overeenkomstig het diagnosehandboek uitgevoerde laboratoriumtests reacties vertoont die wijzen op de mogelijke aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest;4. Met Afrikaanse varkenspest besmet varken : elk varken of elk varkenskarkas - waarbij klinische symptomen of post-mortemlaesies van Afrikaanse varkenspest officieel zijn bevestigd, of - waarbij de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest officieel is bevestigd op basis van een overeenkomstig het diagnosehandboek uitgevoerd laboratoriumonderzoek;5. Beslag : alle varkens gehouden in een geografische entiteit en die een duidelijk omschreven eenheid vormen op basis van epidemiologische banden vastgesteld door de officiële dierenarts.De lokalisatie van het varkensbeslag wordt bepaald op basis van het adres en de coördinaten van de geografische entiteit; 6. Bedrijf : elk landbouwbedrijf of plaats waar gewoonlijk varkens worden gehouden, erin begrepen de erbij horende terreinen waar de varkens permanent of tijdelijk worden ondergebracht.Slachthuizen, vervoermiddelen en omheinde gebieden waar wilde varkens worden gehouden voor de jacht vallen niet onder deze definitie; 7. Verdacht beslag : beslag waar één of meer verdacht besmette of verdacht aangetaste varkens verblijven of verbleven hebben;8. Contact beslag : een beslag waar Afrikaanse varkenspest kan zijn binnengebracht als gevolg van de ligging van het bedrijf, de verplaatsing van personen, varkens of voertuigen, of anderszins;9. Diagnosehandboek : het handboek voor de diagnose van Afrikaanse varkenspest, als bedoeld in de bijlage van de Beschikking 2003/422/EG tot goedkeuring van een handboek voor de diagnose van Afrikaanse varkenspest;10. Haard van Afrikaanse varkenspest : bedrijf waar één of meer aangetaste varkens verblijven of verbleven hebben voor zover de maatregelen niet werden opgeheven door de officiële dierenarts;11. Primaire haard : een haard die epizootiologisch los staat van een vroeger geconstateerde haard in hetzelfde gebied of het voor de eerste maal uitbreken van een ziekte in een ander gebied van het nationale grondgebied;12. Verborgen haard : bedrijf waar zich één of meer besmette varkens bevinden waarvan de houder de toestand verbergt door de ziekte niet zo snel mogelijk aan te geven of door de varkens niet zo snel mogelijk te laten onderzoeken wanneer zij symptomen van Afrikaanse varkenspest vertonen;13. Besmet gebied : gebied waarin uitroeiingmaatregelen zijn getroffen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk XII of XIII van dit besluit als gevolg van de bevestiging van één of meerdere gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens;14. Afzonderen : het isoleren van dieren in een gebouw dat geen enkele andere verbinding naar buiten heeft dan de gewone openingen voor toegang, verlichting en verluchting of op een andere plaats waar zij kunnen worden geïsoleerd;15. Minister : de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort;16. Verzameling : het samenbrengen van varkens die aan verschillende houders toebehoren, zelfs indien ze geladen blijven op voertuigen, inzonderheid op markten en tentoonstellingen;17. Houder : ieder natuurlijk persoon die permanent of tijdelijk één of meer varkens onder zijn onmiddellijk beheer en toezicht heeft, hetzij als eigenaar, hetzij als hoeder, toezichter, aangestelde, beheerder, zaakvoerder of tijdelijk of permanent geïntegreerde;18. FOD : Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;19. CODA : Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie van de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;20. Agentschap : Federaal Agentschap voor Veiligheid van de Voedselketen opgericht door de wet van de 4 februari 2000;21. Officiële dierenarts : dierenarts van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;22. Bedrijfsdierenarts : de erkende dierenarts, aangewezen door de houder in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 15 februari 1995 houdende bijzondere maatregelen van epidemiologisch toezicht op en preventie van aangifteplichtige varkensziekten, om regelmatige controles uit te voeren in het beslag en profylactische handelingen uit te voeren bij de varkens;23. Doden : elke methode die resulteert in de dood van een dier;24. Slachten : het doden van een dier door verbloeding;25. Vector : teek van de soort Ornithodorus erraticus. HOOFDSTUK II. - Verdenking, aangifte en maatregelen in geval van verdenking

Art. 3.De houder van verdacht aangetaste of van verdacht besmette varkens is verplicht al de varkens uit zijn bedrijf onverwijld door de bedrijfsdierenarts te laten onderzoeken en ze af te zonderen.

De bedrijfsdierenarts is verplicht de verdenking van Afrikaanse varkenspest zo snel mogelijk te melden aan de officiële dierenarts.

Art. 4.§ 1. De officiële dierenarts onderzoekt zonder verwijl het verdachte beslag en gaat onmiddellijk over tot het uitvoeren van het epidemiologisch onderzoek overeenkomstig het diagnose handboek.

Hij stelt onmiddellijk een officieel onderzoek in om de aanwezigheid van de ziekte volgens de procedures van het diagnosehandboek te bevestigen of uit te sluiten. § 2. Hij voert de telling uit van de varkens van het beslag en legt het verbod op om varkens evenals andere diersoorten die hij bepaalt, in of uit het bedrijf te brengen.

Hij controleert het register en de identificatiemerktekens van de varkens. § 3. Wanneer het vermoeden van besmetting met Afrikaanse varkenspest niet kan worden uitgesloten, laat hij het bedrijf onder officieel toezicht plaatsen en geeft hij met name opdracht om : a) alle categorieën van varkens in het beslag te tellen en voor elke categorie aan te geven hoeveel varkens reeds ziek, dood of waarschijnlijk besmet zijn;de lijst moet worden bijgewerkt om rekening te houden met de varkens die in de betrokken periode zijn geboren en gestorven; de gegevens van de lijst moeten op verzoek worden voorgelegd en mogen bij elke inspectie worden gecontroleerd; b) alle varkens in het beslag op stal te houden of onder te brengen op andere plaatsen waar zij kunnen worden geïsoleerd;c) te verbieden dat varkens in of uit het bedrijf worden gebracht.De officiële dierenarts kan, indien nodig, bepalen dat ook andere diersoorten het bedrijf niet mogen verlaten, en eisen dat de nodige maatregelen worden uitgevoerd om knaagdieren en insecten te vernietigen; d) te verbieden dat varkenskarkassen het bedrijf verlaten zonder zijn toestemming;e) te verbieden dat vlees, varkensproducten, sperma, eicellen en embryo's van varkens, diervoeders, mest, gereedschap, verpakkingen, andere objectvoorwerpen en afvallen, waarmee Afrikaanse varkenspest kan worden overgebracht, buiten het bedrijf worden gebracht zonder dat hij daarvoor toestemming heeft gegeven;vlees, varkensproducten, sperma, eicellen en embryo's mogen het bedrijf niet verlaten om in het intracommunautaire handelsverkeer te worden gebracht; § 4. De officiële dierenarts meldt de verdenking aan de burgemeester van de gemeente waar het verdacht bedrijf gelegen is. § 5. a) Het is de houder verboden toegang te verlenen tot het bedrijf aan personen die er niet toe behoren behalve indien de officiële dierenarts schriftelijk een afwijking heeft toegestaan. Dit verbod is niet van toepassing op het personeel van het Agentschap, het aangesteld personeel van het destructiebedrijf, de politie en de verzorgers van personen en dieren op voorwaarde dat er een schriftelijke toestemming is van de officiële dierenarts en voor zover zij de ontsmettingsmaatregelen die hij oplegt, nakomen.

Het verkeer van personen van en naar het varkensbedrijf is eveneens onderworpen aan de schriftelijke toestemming van de officiële dierenarts; b) De toegang tot of het verlaten van het bedrijf van voertuigen is eveneens onderworpen aan een schriftelijke toestemming van de officiële dierenarts. De wielen en de banden van de voertuigen die het bedrijf verlaten, moeten ontsmet worden met een door de officiële dierenarts aangewezen ontsmettingsmiddel; c) Er moeten adequate ontsmettingsmiddelen gebruikt worden bij de in- en uitgangen van de varkensstallen en van het bedrijf.Al wie een varkensbedrijf binnenkomt of verlaat dient adequate hygiënemaatregelen in acht te nemen om het risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest zo veel mogelijk te beperken. Bovendien moeten alle vervoermiddelen grondig worden ontsmet voordat zij het bedrijf verlaten; § 6. De officiële dierenarts kan in een verdacht bedrijf alle bijkomende maatregelen opleggen om gebeurlijke verspreiding van de ziekte te verhinderen. § 7. Wanneer zulks op grond van de epizoötiologische situatie vereist is, kan de officiële dierenarts : a) de in hoofdstuk III bedoelde maatregelen toepassen voor een in paragraaf 3 van dit artikel bedoeld bedrijf.Wanneer hij evenwel van oordeel is dat zulks op grond van de situatie verantwoord is, kan hij de toepassing van deze maatregelen beperken tot de varkens die ervan verdacht worden besmet of verontreinigd te zijn met het virus van Afrikaanse varkenspest en tot dat deel van het bedrijf waar die varkens worden gehouden, op voorwaarde dat deze varkens wat huisvesting, verzorging en voeding betreft volledig gescheiden zijn van de andere varkens op het bedrijf. In elk geval moet er, wanneer de varkens worden gedood, een voldoende aantal monsters worden genomen om de aanwezigheid van het virus van Afrikaanse varkenspest overeenkomstig het diagnosehandboek te kunnen bevestigen of uitsluiten; b) een tijdelijke-controlegebied instellen rond het in paragraaf 3 van dit artikel bedoeld bedrijf.De in artikel 3 en artikel 4, paragraaf 3 genoemde maatregelen zijn geheel of gedeeltelijk op de varkensbedrijven in dat gebied van toepassing; § 8. De op grond van paragraaf 3 vastgestelde maatregelen worden pas ingetrokken wanneer besmetting met Afrikaanse varkenspest officieel is uitgesloten. HOOFDSTUK III. - Bekendmaking van een haard en maatregelen in de haard

Art. 5.§ 1. Van zodra in een varkensbedrijf de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest bevestigd wordt, verklaart de officiële dierenarts het bedrijf zonder verwijl tot haard en bepaalt hij er de grenzen van. Hij brengt de verklaring ter kennis van de houder en van de burgemeester. § 2. Het Agentschap : a) verwittigt en verschaft informatie aan de Europese Commissie en de andere Lidstaten, overeenkomstig bijlage I van de Richtlijn 2002/60/EG over : - de bevestigde haarden van Afrikaanse varkenspest op bedrijven; - de bevestigde gevallen van Afrikaanse varkenspest in een slachthuis of in een vervoermiddel; - de bevestigde primaire gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens; - de resultaten van het overeenkomstig hoofdstuk V uitgevoerde epizoötiologisch onderzoek; b) verschaft informatie aan de Europese Commissie en de andere lidstaten betreffende nieuwe bevestigde gevallen van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in een met Afrikaanse varkenspest besmet gebied overeenkomstig hoofdstuk XII, artikel 36, punt a) en artikel 37;c) informeert het hoofd van de afdeling dierengezondheid en de kwaliteit van de dierlijke producten van de FOD.

Art. 6.In de haard zijn, naast de bepalingen van artikel 4, volgende maatregelen van toepassing : 1° de officiële dierenarts beveelt de afmaking van alle varkens van het bedrijf, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV;2° bij de varkens die worden gedood worden een voldoende aantal monsters genomen overeenkomstig het diagnosehandboek om te kunnen bepalen op welke wijze het virus van Afrikaanse varkenspest op het bedrijf is binnengebracht en hoelang de besmetting reeds op het bedrijf aanwezig was voordat de ziekte is gemeld;3° wanneer het gaat om een primaire ziekte-uitbraak, dient het virusisolaat van Afrikaanse varkenspest onderworpen te worden aan de in het diagnosehandboek vastgestelde laboratoriumtest om het genetische type te kunnen bepalen;4° een epizoötiologisch onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig hoofdstuk V;5° sperma, eicellen en embryo's van varkens, die op het bedrijf zijn verzameld in de periode tussen de vermoedelijke insleep van de ziekte op het bedrijf en de instelling van de officiële maatregelen worden opgespoord en onder officieel toezicht vernietigd waarbij elk risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest moet worden voorkomen;6° de officiële dierenarts beveelt dat alle mogelijke voorwerpen, materialen of afvallen, die besmet kunnen zijn, zoals diervoeders, zodanig worden behandeld zodat het Afrikaanse varkenspestvirus gegarandeerd is vernietigd.Al het materiaal voor eenmalig gebruik dat besmet kan zijn, met name het materiaal dat voor het doden gebruikt is, moet worden vernietigd.

Art. 7.De maatregelen bedoeld in artikel 6 worden ten vroegste dertig dagen na de beëindiging van de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden bedoeld in hoofdstuk VII door de officiële dierenarts opgeheven. Hij betekent deze opheffing aan de houder en aan de burgemeester.

Art. 8.§ 1. Indien een bedrijf meer dan één afzonderlijke varkensproductie-eenheid heeft, kan het Agentschap, met het oog op het afmesten van de varkens, voor de gezonde varkensproductie-eenheden van een haard, afwijken van de bepalingen van artikel 6, 1°, voor zover het Agentschap heeft vastgesteld dat de structuur en de omvang van deze productie-eenheden en de afstand ertussen, alsmede de aldaar uitgevoerde verrichtingen van zodanige aard zijn dat deze productie-eenheden, op het vlak van huisvesting, verzorging en voederen, volledig afzonderlijk staan zodat het causaal agens zich niet van de ene productie-eenheid naar de andere kan verspreiden.

In geval gebruik wordt gemaakt van deze afwijking brengt het Agentschap de Europese Commissie hiervan onmiddellijk op de hoogte. § 2. De Minister kan bijkomende voorwaarden opleggen aan de afwijking voorzien in paragraaf 1.

Art. 9.Wanneer een uitbraak is bevestigd in een laboratorium, een dierentuin, een wildpark of een omheind gebied waar varkens worden gehouden voor wetenschappelijke doeleinden of in verband met de bescherming van de soort of van zeldzame rassen, kan de Minister besluiten dat van artikel 6, 1° en 4° vastgestelde bepalingen mag worden afgeweken, op voorwaarde dat de fundamentele belangen van de Gemeenschap niet in het gevaar komen. Deze beslissing dient onmiddellijk aan de Europese Commissie te worden gemeld. HOOFDSTUK IV. - Afmaken op bevel

Art. 10.In het geval van een afmakingsbevel zoals bedoeld in artikel 6, 1°, betekent de officiële dierenarts het afmakingsbevel aan de houder. Hij zendt een afschrift ervan aan de burgemeester.

Art. 11.Onmiddellijk na het bevel tot afmaken te hebben gegeven, overeenkomstig de bepalingen van het artikel 10, verwittigt de officiële dierenarts telefonisch : 1° de directeur van het CODA of de wetenschappelijk medewerker van wacht van het CODA;2° de deskundige bedoeld in artikel 16. Hij duidt de juiste ligging aan van de haard en de naam en het adres van de houder en vermeldt het aantal er gehouden varkens.

Hij bevestigt dit per fax of per brief.

Art. 12.De officiële dierenarts kan, indien nodig, beroep doen op de burgemeester voor het treffen van maatregelen die voor de uitvoering van het afmakingsbevel noodzakelijk zijn.

Art. 13.§ 1. De varkens waarop het afmakingsbevel betrekking heeft, worden door de zorgen van het CODA op zodanige wijze afgemaakt dat alle gevaar voor verspreiding van het causaal agens zowel tijdens het afmaken van de varkens als tijdens het transport van de kadavers naar het destructiebedrijf voorkomen wordt. § 2. De in de haard aanwezige krengen van varkens, alsmede het vlees van varkens die in het tijdvak tussen de vermoedelijke insleep van de ziekte in het bedrijf en de toepassing van de maatregelen bedoeld in hoofdstuk III geslacht werden, worden eveneens door de zorgen van het CODA weggehaald. § 3. De krengen van de overeenkomstig paragraaf 1 afgemaakte varkens en van de in de haard gestorven varkens bedoeld bij paragraaf 2, alsmede het bij paragraaf 2 bedoelde vlees, worden door de zorgen van het CODA op zodanige wijze vernietigd dat alle gevaar voor verspreiding van het causaal agens voorkomen wordt.

Art. 14.Nadat alle varkens uit de haard werden opgeruimd, voert het CODA een eerste ontsmetting uit van het bedrijf. De reiniging en de verdere ontsmetting van vervoermiddelen gebruikt voor transport van varkens of hun karkassen, de behandeling of vernietiging van materiaal, strooisel, mest en gier gebeuren volgens de voorschriften van de officiële dierenarts.

Indien nodig wordt een behandeling tegen de vector ingesteld.

Art. 15.§ 1. Binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingsartikel wordt aan de eigenaar van de op bevel afgemaakte varkens en ten laste van het Fonds voor de gezondheid en de kwaliteit van dieren en dierlijke producten een vergoeding toegekend gelijk aan : 1° 50 percent van de geschatte waarde van de op bevel afgemaakte besmette of verdacht besmette varkens;2° de volledige geschatte waarde van de andere op bevel afgemaakte varkens. § 2. Indien de houder van de varkens weigert aan het afmakingsbevel gevolg te geven of indien, overeenkomstig artikel 27 de maatregelen van gezondheidspolitie ambtshalve worden toegepast, wordt geen vergoeding toegekend.

Art. 16.De waarde van de af te maken varkens wordt door een deskundige definitief vastgesteld volgens een waardetabel goedgekeurd door de Raad van het Fonds en met instemming van de Minister.

Deze deskundige en zijn plaatsvervanger worden door de Minister, na advies van de Raad van het Fonds, aangeduid, en voor de termijn van een jaar beëdigd. Deze aanstelling wordt stilzwijgend vernieuwd.

De deskundige begeeft zich onmiddellijk ter plaatse met de officiële dierenarts die hem de te schatten dieren aanduidt.

Hij legt zijn deskundig verslag binnen de 24 uren van de eerste opvordering bij de officiële dierenarts neer.

Art. 17.De schattingskosten zijn ten laste van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten en worden als volgt bepaald : 1. Vacatiegelden : Aan de deskundigen wordt een vacatie toegekend van 7,5 EUR per halfuur.Elk begonnen halfuur wordt volledig meegeteld. De verplaatsingstijd komt niet in aanmerking voor het toekennen van vacaties. 2. Verplaatsingskosten : De werkelijke onkosten bij gebruik van het openbaar vervoer worden terugbetaald bij het voorleggen van de bewijsstukken.Wanneer een privé-voertuig wordt gebruikt, worden de vergoedingen toegekend welke voorzien zijn in het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. 3.Verblijfkosten : De vergoedingen voorzien voor het overheidspersoneel van de rangen 10 tot 14 door het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten aan de leden van het personeel van de overheidsdiensten, worden toegekend. HOOFDSTUK V. - Epizootiologisch onderzoek

Art. 18.Het epizoötiologisch onderzoek in verband met een vermoedelijke besmetting met of een uitbraak van Afrikaanse varkenspest, wordt uitgevoerd op basis van vragenlijsten die in het kader van de in hoofdstuk XVII bedoelde rampenplannen zijn opgesteld.

Dit epizoötiologisch onderzoek heeft ten minste betrekking op : a) de periode waarin het virus van Afrikaanse varkenspest op het beslag aanwezig kan zijn geweest vóórdat de ziekte gemeld of vermoed werd;b) de mogelijke oorsprong van Afrikaanse varkenspest op het beslag en de identificatie van andere bedrijven met varkens die uit dezelfde bron besmet of verontreinigd kunnen zijn;c) het verkeer van personen, voertuigen, varkens, karkassen, sperma, vlees of ander materiaal waarmee het virus van en naar het betrokken bedrijf kan zijn versleept;d) de mogelijkheid dat vectoren of wilde varkens de verspreiding van de ziekte veroorzaakt hebben. Indien uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de Afrikaanse varkenspest van of naar bedrijven in andere lidstaten kan zijn verspreid, moeten de Europese Commissie en de betrokken lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis worden gesteld door het Agentschap. HOOFDSTUK VI. - Instelling van beschermingsgebieden en toezichtsgebieden

Art. 19.§ 1. Zodra de diagnose van Afrikaanse varkenspest bij varkens op een bedrijf officieel is bevestigd, stelt de officiële dierenarts een beschermingsgebied in met een straal van ten minste 3 km en een toezichtsgebied met een straal van ten minste 10 km rond de plaats waar de uitbraak zich heeft voorgedaan. In de beschermingsgebieden en de toezichtsgebieden gelden de in artikel 20, respectievelijk artikel 21 vastgestelde maatregelen. § 2. Bij de instelling van de gebieden houdt het Agentschap rekening met : a) de resultaten van het door de officiële dierenarts overeenkomstig hoofdstuk V uitgevoerd epizoötiologisch onderzoek;b) de geografische situatie, met name de natuurlijke of kunstmatige grenzen;c) de ligging van en de onderlinge afstand tussen de bedrijven;d) de patronen van de verplaatsingen van en de handel in varkens alsmede de aanwezigheid van slachthuizen en voorzieningen voor het verwerken van karkassen;e) de aanwezige voorzieningen en het personeel voor de controle op verplaatsingen van varkens binnen de gebieden, vooral wanneer de te doden varkens van het bedrijf van herkomst moeten worden afgevoerd. § 3. Indien een gebied delen van het grondgebied van verscheidene lidstaten omvat, werkt het Agentschap samen met de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten om het gebied af te bakenen. § 4. Het Agentschap neemt de nodige maatregelen, waaronder de plaatsing van duidelijk zichtbare borden en affiches en de inschakeling van de media om ervoor te zorgen dat alle personen in de beschermingsgebieden en toezichtsgebieden volledig op de hoogte zijn van de aldaar geldende beperkende maatregelen als bedoeld in de artikelen 20 en 21 en ziet erop toe dat de maatregelen naar behoren worden toegepast.

Maatregelen in de ingestelde beschermingsgebieden

Art. 20.§ 1. Het Agentschap ziet erop toe dat in het beschermingsgebied de volgende maatregelen worden toegepast : a) alle varkensbedrijven worden zo spoedig mogelijk geïnventariseerd; nadat het beschermingsgebied is ingesteld, worden deze bedrijven binnen zeven dagen door een officiële dierenarts bezocht, die de varkens klinisch onderzoekt en het register en de identificatiemerktekens van de varkens controleert; b) de verplaatsing en het vervoer van varkens over openbare of particuliere wegen, indien nodig met uitzondering van de toegangswegen tot de bedrijven, worden verboden, tenzij het Agentschap daartoe met het oog op verplaatsingen als bedoeld onder f), toestemming geeft.Dit verbod is niet van toepassing op de doorvoer van varkens over de weg of per trein, op voorwaarde dat de dieren niet worden uitgeladen, dat nergens halt wordt gehouden en mits toestemming van het Agentschap. De Minister kan een afwijking toestaan voor slachtvarkens van buiten het beschermingsgebied die op weg zijn naar een slachthuis in het beschermingsgebied om onmiddellijk te worden geslacht; c) vrachtwagens en andere voertuigen en uitrusting voor het vervoer van varkens of ander vee en van mogelijk besmet materiaal, zoals karkassen, voeder, mest, drijfmest, en andere materialen, worden na verontreiniging zo snel mogelijk gereinigd, ontsmet, indien nodig van insecten ontdaan, en behandeld overeenkomstig de in hoofdstuk VII vastgestelde voorschriften en procedures.Vrachtwagens of voertuigen waarmee varkens zijn vervoerd, mogen het gebied niet verlaten zonder gereinigd en ontsmet te zijn en zonder dat de officiële dierenarts de nodige inspecties heeft verricht en de vereiste toestemming heeft gegeven; d) andere landbouwhuisdieren mogen niet zonder toestemming van de officiële dierenarts op een bedrijf worden binnengebracht of van een bedrijf worden afgevoerd;e) elk geval van varkenssterfte of -ziekte op een bedrijf wordt onmiddellijk aan de officiële dierenarts gemeld, die overeenkomstig de in het diagnosehandboek vastgelegde procedures de nodige onderzoeken verricht;f) varkens mogen gedurende ten minste 40 dagen na voltooiing van de voorlopige reiniging en ontsmetting van en, indien nodig insectenverdelging, op de besmette bedrijven niet van het bedrijf waar zij worden gehouden, worden afgevoerd. Na 40 dagen kan de officiële dierenarts, voor zover aan paragraaf 3 wordt voldaan, toestaan dat varkens van een bedrijf rechtstreeks worden afgevoerd naar : - een door het Agentschap aangewezen slachthuis, bij voorkeur in het beschermings- of het toezichtsgebied, om daar onmiddellijk te worden geslacht; - een verwerkingsbedrijf of een geschikte plaats waar de varkens onmiddellijk worden gedood en de karkassen onder officieel toezicht worden verwerkt, of - onder uitzonderlijke omstandigheden, andere bedrijven in het beschermingsgebied. Als deze bepaling wordt toegepast, stelt het Agentschap de Europese Commissie daarvan onverwijld in kennis; g) sperma, eicellen en embryo's van varkens mogen een in een beschermingsgebied gelegen bedrijf niet verlaten;h) al wie een varkensbedrijf binnenkomt of verlaat, dient passende hygiënemaatregelen in acht te nemen om elk risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest zoveel mogelijk te beperken. § 2. Wanneer de in paragraaf 1 van het onderhavige artikel vastgestelde verbodsbepalingen gedurende meer dan 40 dagen gehandhaafd blijven in verband met nieuwe ziekte-uitbraken en daardoor moeilijkheden ontstaan op het gebied van het welzijn van dieren of het houden van de varkens, kan het Agentschap, voor zover aan het bepaalde in paragraaf 3 van het onderhavige artikel wordt voldaan en indien de eigenaar daartoe een met redenen omkleed verzoek heeft ingediend, toestaan dat varkens van een bedrijf in een beschermingsgebied rechtstreeks worden afgevoerd naar : a) een door het Agentschap aangewezen slachthuis, bij voorkeur in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied, om daar onmiddellijk te worden geslacht;b) een verwerkingsbedrijf of een geschikte plaats waar de varkens onmiddellijk worden gedood en de karkassen onder officieel toezicht worden verwerkt;c) onder uitzonderlijke omstandigheden, andere bedrijven in het beschermingsgebied.Als het Agentschap deze bepaling toepast, stelt het de Europese Commissie daarvan onverwijld in kennis. § 3. In de gevallen waarin naar deze paragraaf wordt verwezen, kan het Agentschap toestaan dat varkens van het betrokken bedrijf worden afgevoerd, op voorwaarde dat : a) een officiële dierenarts bij de dieren op het bedrijf, en vooral bij de te vervoeren dieren, overeenkomstig de in het diagnosehandboek vastgestelde procedures een klinisch onderzoek heeft verricht, waarbij met name bij een deel van de dieren de lichaamstemperatuur is gemeten, en het register en de varkensidentificatiemerktekens heeft gecontroleerd;b) uit bovengenoemde controles en onderzoeken is gebleken dat er geen tekenen zijn van Afrikaanse varkenspest;c) het vervoer plaatsvindt in door de officiële dierenarts verzegelde voertuigen;d) de voertuigen en de uitrusting die bij het vervoer van de dieren zijn gebruikt, onmiddellijk na het vervoer overeenkomstig hoofdstuk VII worden gereinigd en ontsmet;e) bij de te slachten of te doden dieren overeenkomstig het diagnosehandboek een voldoende aantal monsters is genomen om de aanwezigheid van het virus van Afrikaanse varkenspest op de betrokken bedrijven te kunnen bevestigen of uitsluiten;f) wanneer de varkens naar een slachthuis worden vervoerd : - de officiële dierenarts van het slachthuis, in kennis wordt gesteld van het voornemen varkens naar dat slachthuis te zenden, en dat die officiële dierenarts de verzendende officiële dierenarts meedeelt wanneer de varkens zijn aangekomen; - de varkens bij aankomst in het slachthuis van andere varkens gescheiden worden gehouden en apart worden geslacht; - de keurders bij de ante en postmortem keuringen in het aangewezen slachthuis, rekening houden met mogelijke symptomen die op Afrikaanse varkenspest wijzen; - het verse vlees dat van deze varkens is verkregen, wordt verwerkt of wordt gemerkt met een bijzonder merk als bedoeld in het koninklijk besluit van 16 mei 1989 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautair handelsverkeer in vers vlees van runderen, varkens, schapen, geiten en eenhoevige dieren die als huisdier worden gebruikt en het koninklijk besluit van 5 oktober 1985 tot vaststelling van de voorwaarden inzake de productie, de invoer en de uitvoer van vers vlees en vleesproducten. Deze behandeling moet in een door het Agentschap aangewezen inrichting worden uitgevoerd.

Vóór de verzending van het vlees naar deze inrichting moet de partij worden verzegeld en zij moet gedurende het gehele vervoer verzegeld blijven. § 4. De in het beschermingsgebied genomen maatregelen blijven ten minste van toepassing totdat : a) de besmette bedrijven zijn gereinigd en ontsmet en indien nodig van insecten ontdaan;b) bij de varkens op alle bedrijven een klinisch onderzoek en laboratoriumtests zijn uitgevoerd overeenkomstig het diagnosehandboek, met het oog op de opsporing van het virus van Afrikaanse varkenspest. De onder b) genoemde onderzoeken en tests mogen pas ten vroegste 45 dagen na de voltooiing van de voorlopige reiniging en de ontsmetting van en, indien nodig, insectenverdelging op de besmette bedrijven worden uitgevoerd. § 5. In afwijking evenwel van paragraaf 1, onder f), en de paragrafen 2 en 4, kunnen de daarin genoemde termijnen van 40 en 45 dagen tot 30 dagen worden ingekort, indien overeenkomstig het diagnosehandboek een intensief bemonsterings- en testprogramma werd uitgevoerd om de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest op het betreffende bedrijf te kunnen uitsluiten.

Maatregelen in de ingestelde toezichtsgebieden

Art. 21.§ 1. Het Agentschap ziet erop toe dat in de toezichtsgebieden de volgende maatregelen worden toegepast : a) alle beslagen worden geïnventariseerd;b) de verplaatsing en het vervoer van varkens over openbare of particuliere wegen, indien nodig met uitzondering van de toegangswegen tot de bedrijven, zijn verboden, tenzij het Agentschap daartoe toestemming geeft.Dit verbod hoeft niet te worden toegepast op de doorvoer van varkens over de weg of per trein, op voorwaarde dat de dieren niet worden uitgeladen en dat nergens halt wordt gehouden noch op het vervoer van slachtvarkens die van buiten het toezichtsgebied worden vervoerd naar een slachthuis in dat toezichtsgebied om daar onmiddellijk te worden geslacht, mits toestemming van het Agentschap; c) vrachtwagens, andere voertuigen en uitrusting voor het vervoer van varkens of ander vee of van mogelijk besmet materiaal zoals karkassen, voeder, mest, drijfmest, en andere materialen, worden na verontreiniging zo snel mogelijk gereinigd en ontsmet, indien nodig van insecten ontdaan, en behandeld overeenkomstig de in hoofdstuk VII vastgestelde voorschriften en procedures.Vrachtwagens en voertuigen waarmee varkens zijn vervoerd, mogen het gebied niet verlaten zonder gereinigd en ontsmet te zijn; d) andere landbouwhuisdieren mogen in de eerste 7 dagen na de instelling van het gebied niet zonder toestemming van de officiële dierenarts op een bedrijf worden binnengebracht of van een bedrijf worden afgevoerd;e) elk geval van varkenssterfte of -ziekte op een bedrijf wordt onmiddellijk aan de officiële dierenarts gemeld, die overeenkomstig de in het diagnosehandboek vastgelegde procedures de nodige onderzoeken verricht;f) varkens mogen gedurende ten minste 30 dagen na voltooiing van de voorlopige reiniging en ontsmetting van en, indien nodig insectenverdelging, op de besmette bedrijven, niet van het bedrijf waar zij worden gehouden, worden afgevoerd. Na 30 dagen kan de officiële dierenarts, voor zover aan artikel 20, paragraaf 3, wordt voldaan, toestaan dat varkens van een bedrijf rechtstreeks worden afgevoerd naar : - een door het Agentschap aangewezen slachthuis, bij voorkeur in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied, om daar onmiddellijk te worden geslacht; - een verwerkingsbedrijf of een geschikte plaats waar de varkens onmiddellijk worden gedood en de karkassen onder officieel toezicht worden verwerkt; - onder uitzonderlijke omstandigheden, andere bedrijven in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied. Wanneer het Agentschap deze bepaling toepast stelt het de Europese Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer varkens evenwel naar een slachthuis moeten worden vervoerd, kan de Minister, mits toestemming van de Europese Commissie, een afwijking toestaan op de in artikel 20, paragraaf 3, punten e) en f), vierde gedachtenstreepje, bedoelde procedure met name inzake het merken van vlees van die varkens en het latere gebruik daarvan, en inzake de bestemming van de aldus behandelde producten; g) sperma, eicellen en embryo's van varkens mogen een in het toezichtsgebied gelegen bedrijf niet verlaten;h) al wie een varkensbedrijf binnenkomt of verlaat, dient de nodige hygiënemaatregelen in acht te nemen om elk risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest zo veel mogelijk te beperken. § 2. Wanneer de in paragraaf 1 vastgestelde verbodsbepalingen gedurende meer dan 40 dagen gehandhaafd blijven in verband met nieuwe ziekte-uitbraken en daardoor moeilijkheden ontstaan op het gebied van het welzijn van dieren of het houden van de varkens, kan het Agentschap, voor zover aan het bepaalde in artikel 20, paragraaf 3, wordt voldaan en indien de eigenaar een met redenen omkleed verzoek daartoe heeft ingediend, toestaan dat varkens van een bedrijf in een toezichtsgebied rechtstreeks worden afgevoerd naar : a) een door het Agentschap aangewezen slachthuis, bij voorkeur in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied, om daar onmiddellijk te worden geslacht;b) een verwerkingsbedrijf of een geschikte plaats waar de varkens onmiddellijk worden gedood en de karkassen onder officieel toezicht worden verwerkt, of c) onder uitzonderlijke omstandigheden, andere bedrijven in het beschermingsgebied of het toezichtsgebied.Als het Agentschap deze bepaling toepast stelt ze de Europese Commissie daarvan onverwijld in kennis. § 3. De in het toezichtsgebied genomen maatregelen blijven ten minste van toepassing totdat : a) de besmette bedrijven zijn gereinigd en ontsmet en indien nodig van insecten ontdaan;b) bij de varkens op alle bedrijven een klinisch onderzoek en, indien nodig, laboratoriumtests overeenkomstig het diagnosehandboek zijn uitgevoerd, met het oog op de opsporing van het virus van Afrikaanse varkenspest.De onder b) genoemde onderzoeken en tests mogen pas ten vroegste 40 dagen na de voltooiing van de voorlopige reiniging en ontsmetting van en, indien nodig insectenverdelging, op de besmette bedrijven worden uitgevoerd. § 4. In afwijking evenwel van paragraaf 1, punt f), en de paragrafen 2 en 3, kunnen de in paragraaf 1, onder f), genoemde termijnen van 30 dagen en de in de paragrafen 2 en 3 genoemde termijnen van 40 dagen tot respectievelijk 21, 30 en 20 dagen worden ingekort, indien overeenkomstig het diagnosehandboek een intensief bemonsterings- en testprogramma werd uitgevoerd om de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest op het betreffende bedrijf te kunnen uitsluiten. HOOFDSTUK VII. - Reiniging, ontsmetting en insectenverdelging

Art. 22.Het Agentschap ziet erop toe dat : a) alleen door het Agentschap officieel goedgekeurde ontsmettingsproducten en insecticiden in hun goedgekeurde concentratie worden gebruikt;b) de reinigings-en ontsmettingswerkzaamheden en, indien nodig insectenverdelgingswerkzaamheden, onder officieel toezicht worden uitgevoerd overeenkomstig : - de instructies van de officiële dierenarts, en - de in bijlage II van dit koninklijk besluit vastgestelde principes en procedures voor reiniging en ontsmetting. HOOFDSTUK VIII. - Herbevolking van varkensbedrijven na een ziekte-uitbraak

Art. 23.§ 1. Ten vroegste 40 dagen na de voltooiing, op het betrokken bedrijf, van de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden en, indien nodig insectenverdelgingswerkzaamheden, overeenkomstig de paragrafen 2 tot en met 5, mogen weer varkens op een bedrijf als bedoeld in artikel 5 worden binnengebracht. § 2. Bij het weer binnenbrengen van varkens dient rekening te worden gehouden met het bedrijfstype en dient één van de in de paragrafen 3 en 4 vastgestelde procedures te worden gevolgd. § 3. Op bedrijven waar de ziekte niet in verband is gebracht met vectoren, is onderstaande procedure van toepassing : a) voor bedrijven in de open lucht worden in eerste instantie verklikkervarkens binnengebracht die op antistoffen tegen het virus van Afrikaanse varkenspest zijn gecontroleerd en negatief zijn bevonden of die van bedrijven komen waarvoor geen beperkende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest zijn vastgesteld.De verklikkervarkens worden overeenkomstig de voorschriften van de officiële dierenarts verdeeld over het gehele besmette bedrijf en worden na 45 dagen overeenkomstig het diagnosehandboek bemonsterd en op antistoffen gecontroleerd. Geen enkel varken mag het bedrijf verlaten voordat het serologisch onderzoek negatief is gebleken; wanneer bij geen enkel varken antistoffen tegen het virus van Afrikaanse varkenspest wordt gevonden, mogen er weer varkens worden binnengebracht; b) op alle andere houderijsystemen worden weer varkens binnengebracht overeenkomstig het bepaalde onder a), of worden alle varkens ineens binnengebracht, op voorwaarde dat : - alle varkens binnen een periode van 20 dagen aankomen en afkomstig zijn van bedrijven waarvoor geen beperkende maatregelen in verband met Afrikaanse varkenspest zijn vastgesteld; - bij de varkens in het nieuwe beslag een serologisch onderzoek wordt verricht overeenkomstig het diagnosehandboek. De bemonstering voor dat onderzoek wordt ten vroegste 45 dagen na aankomst van de laatste varkens uitgevoerd; - geen enkel varken het bedrijf verlaat voordat het serologisch onderzoek negatief is gebleken. § 4. Op bedrijven waar de ziekte in verband is gebracht met vectoren, mogen pas na ten minste zes jaar weer dieren worden binnengebracht, tenzij : a) er specifieke werkzaamheden om de vector uit te roeien in de gebouwen en op de plaatsen waar varkens worden gehouden of met de vector in contact kunnen komen, onder officieel toezicht met goed gevolg zijn uitgevoerd, dan wel b) kan worden aangetoond dat de vector niet langer een significant gevaar voor overdracht van Afrikaanse varkenspest inhoudt. Daarna zijn de in paragraaf 3, onder a), vastgestelde maatregelen van toepassing.

Bovendien mag, nadat het beslag weer voltallig is, geen enkel varken het bedrijf verlaten totdat de varkens negatief hebben gereageerd op nieuwe serologische tests voor de opsporing van Afrikaanse varkenspest, die overeenkomstig het diagnosehandboek zijn uitgevoerd op monsters die bij de varkens op het bedrijf zijn genomen op zijn vroegst 60 dagen nadat het laatste varken is binnengebracht. § 5. Wanneer de ziekte evenwel niet in verband is gebracht met vectoren, kan de officiële dierenarts, vanaf zes maanden na de voltooiing van de reiniging en ontsmetting van het bedrijf en met inachtneming van de epizoötiologische situatie, toestaan dat van paragraaf 3 wordt afgeweken. § 6. Andere soorten landbouwhuisdieren dan varkens mogen alleen weer op de in artikel 5 bedoelde bedrijven worden binnengebracht, indien daarvoor toestemming wordt gegeven door de officiële dierenarts, die rekening houdt met het daaraan verbonden gevaar voor verspreiding van de ziekte of persisteren van de vectoren. HOOFDSTUK IX. - Maatregelen op contactbedrijven

Art. 24.§ 1. Een bedrijf wordt als contactbedrijf erkend, wanneer de officiële dierenarts vaststelt of, op basis van het epizoötiologisch onderzoek overeenkomstig hoofdstuk V, van oordeel is dat Afrikaanse varkenspest kan zijn binnengebracht van andere bedrijven naar een bedrijf als bedoeld in hoofdstuk II en III, of van het bedrijf bedoeld in hoofdstuk II en III naar een ander bedrijf.

Hoofdstuk II is dan van toepassing op die contactbedrijven, totdat de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest officieel is uitgesloten. § 2. De officiële dierenarts past de in hoofdstuk III, artikel 6, vastgelegde maatregelen toe op de in paragraaf 1 bedoelde contactbedrijven, indien dat op grond van de epizoötiologische situatie vereist is.

Wanneer de varkens worden gedood, wordt er overeenkomstig het diagnosehandboek een voldoende aantal monsters genomen om de aanwezigheid van het virus van Afrikaanse varkenspest op het betrokken bedrijf te kunnen bevestigen of uitsluiten. HOOFDSTUK X. - Maatregelen in geval van vermoedelijke en van bevestigde aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest in een slachthuis of een vervoermiddel

Art. 25.§ 1. Wanneer in een slachthuis of een vervoermiddel de aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest wordt vermoed, stelt de officiële dierenarts onmiddellijk een officieel onderzoek in volgens de procedures van het diagnosehandboek om de aanwezigheid van de ziekte te bevestigen of uit te sluiten. § 2. Wanneer een geval van Afrikaanse varkenspest in een slachthuis of een vervoermiddel wordt vastgesteld, dient de officiële dierenarts erop toe te zien dat : a) alle vatbare dieren in het slachthuis of in het vervoermiddel onverwijld worden gedood;b) de karkassen, slachtafvallen en andere afvallen van mogelijk besmette en verontreinigde dieren onder officieel toezicht worden verwerkt;c) de gebouwen en de uitrusting, inclusief de voertuigen, onder toezicht van de officiële dierenarts overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk VII gereinigd, ontsmet en, indien nodig, van insecten ontdaan worden;d) mutatis mutandis overeenkomstig hoofdstuk V een epizoötiologisch onderzoek wordt uitgevoerd;e) het virusisolaat van Afrikaanse varkenspest wordt onderworpen aan de in het diagnosehandboek vastgestelde laboratoriumprocedure om het genetische type van het virus te bepalen;f) de in hoofdstuk IX bedoelde maatregelen worden toegepast op het bedrijf van herkomst van de besmette varkens of karkassen en op de andere contactbedrijven.Tenzij het epizoötiologisch onderzoek anders voorschrijft, worden de in artikel 5, paragraaf 1, bedoelde maatregelen op het bedrijf van herkomst van de besmette varkens of karkassen uitgevoerd; g) op zijn vroegst 24 uur na de voltooiing van de in hoofdstuk V uitgevoerde reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden en, indien nodig, insectenverdelgingswerkzaamheden weer slachtvarkens het slachthuis worden binnengebracht of de vervoermiddelen opnieuw worden gebruikt. HOOFDSTUK XI. - Ambtshalve toe te passen maatregelen

Art. 26.De burgemeester is verantwoordelijk voor de uitvoering van de door de officiële dierenarts in de haard, in het beschermingsgebied en in het toezichtsgebied voorgeschreven maatregelen.

Art. 27.Indien de houder van de varkens die in een haard, een beschermingsgebied of een toezichtsgebied verblijven, één of meer maatregelen bepaald door dit besluit of door de uitvoeringsbesluiten ervan of opgelegd door de officiële dierenarts, niet toepast, treft de burgemeester deze maatregelen ambtshalve op kosten van de houder onder het toezicht van de politie. De kosten veroorzaakt door het ambtshalve toepassen van maatregelen van gezondheidspolitie worden door het gemeentebestuur teruggevorderd.

Art. 28.De officiële dierenarts spoort de verborgen haarden op. Onder voorbehoud van de wettelijke bepalingen betreffende onschendbaarheid van de woning, mag hij met dit doel gebouwen, weiden en zulkdanige plaatsen betreden waar varkens kunnen ondergebracht zijn. De houder van verdacht besmette varkens moet, bij de eerste mondelinge of schriftelijke aanmaning, zijn hulp of deze van zijn personeel verlenen voor het onderzoek door de officiële dierenarts van al de dieren die hij houdt.

Art. 29.Alle in een verborgen haard aangetroffen varkens moeten worden afgemaakt zonder schatting en zonder vergoeding, onverminderd de gerechtelijke vervolgingen ten laste van de overtreder.

Het Agentschap beveelt die afmaking.

Art. 30.Elk uit een haard afkomstig varken waarvan de aanwezigheid op de openbare weg, in een openbare plaats of op een andermans eigendom een overtreding van dit besluit uitmaakt, wordt op bevel van de officiële dierenarts onmiddellijk afgemaakt onder de voorwaarden bepaald bij artikel 29, eerste lid. HOOFDSTUK XII. - Maatregelen in geval van vermoedelijke en van bevestigde aanwezigheid van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens

Art. 31.Zodra het Agentschap ervan in kennis is gesteld dat wilde varkens vermoedelijk met Afrikaanse varkenspest zijn besmet, neemt zij de nodige maatregelen om dat vermoeden te bevestigen of te weerleggen, door de eigenaren van varkens en de jagers van de situatie op de hoogte te brengen en door alle geschoten en alle dood aangetroffen wilde varkens te onderzoeken, ook aan de hand van laboratoriumtests.

Art. 32.Zodra een primair geval van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens is bevestigd, neemt het Agentschap de volgende maatregelen om de verspreiding van de ziekte te beperken : a) het Agentschap richt een groep van deskundigen op, bestaande uit dierenartsen, jagers, biologen, epizoötiologen, deskundigen aangewezen door de betrokken bevoegde regionale overheden en wilde fauna specialisten.De groep van deskundigen verleent het Agentschap bijstand bij : - de bestudering van de epizoötiologische situatie en de afbakening van het besmette gebied overeenkomstig hoofdstuk XIII, artikel 36, onder b); - de vaststelling van passende maatregelen die in het besmette gebied moeten worden toegepast ter aanvulling van de onder b) en c) genoemde maatregelen; de maatregelen kunnen met name bestaan uit het schorsen van de jacht en een verbod op het voederen van wilde varkens; - de opstelling van een aan de Europese Commissie voor te leggen uitroeiingsplan overeenkomstig hoofdstuk XIII; - de uitvoering van controles om de doeltreffendheid na te gaan van de maatregelen die zijn vastgesteld om Afrikaanse varkenspest in het besmette gebied uit te roeien; b) het Agentschap plaatst de varkensbedrijven in het afgebakende besmette gebied onder officieel toezicht en geeft met name de volgende opdrachten : - alle categorieën varkens op alle bedrijven moeten officieel worden geïnventariseerd;de gegevens moeten door de houder worden bijgehouden. De uitkomsten van de inventarisering moeten op verzoek worden voorgelegd en mogen bij elke inspectie worden gecontroleerd.

Voor varkensbedrijven in de open lucht mag de eerste inventarisering evenwel op basis van een raming worden verricht; - alle varkens op het bedrijf moeten in de eigen stal worden gehouden of op een andere plaats worden ondergebracht waar zij van wilde varkens gescheiden kunnen worden gehouden. Wilde varkens mogen geen toegang hebben tot materiaal dat vervolgens met de op het bedrijf aanwezige varkens in contact kan komen; - varkens mogen het bedrijf niet worden binnengebracht of van het bedrijf worden afgevoerd tenzij de officiële dierenarts daartoe toestemming heeft gegeven met inachtneming van de epizoötiologische situatie; - bij de in- en uitgangen van de varkensstallen en van het bedrijf zelf moeten passende ontsmettings- en, indien nodig, insectenverdelgingsmiddelen worden gebruikt; - al wie met wilde varkens in contact komt, moet passende hygiënemaatregelen in acht nemen om het risico van verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest te beperken; - alle dode of zieke varkens met symptomen van Afrikaanse varkenspest op een bedrijf moeten op Afrikaanse varkenspest worden onderzocht; - delen van wilde varkens (geschoten of dood gevonden), alsmede materiaal en apparatuur die met het virus van Afrikaanse varkenspest verontreinigd kunnen zijn, mogen niet op een varkensbedrijf worden binnengebracht; - varkens en sperma, embryo's of eicellen van varkens mogen het besmette gebied niet verlaten om in het intracommunautaire verkeer te worden gebracht; c) het Agentschap zorgt ervoor, dat alle wilde varkens die in het afgebakende besmette gebied zijn neergeschoten of dood zijn gevonden, door een officiële dierenarts worden gekeurd en op Afrikaanse varkenspest worden onderzocht overeenkomstig het diagnosehandboek. Karkassen van positief bevonden dieren worden onder officieel toezicht verwerkt. Wanneer de tests ten aanzien van Afrikaanse varkenspest negatief uitvallen, past de officiële dierenarts de maatregelen toe zoals bepaald in het koninklijk besluit van 9 november 1994 betreffende de keuring van en de handel in vlees van vrij wild. De niet voor menselijke consumptie bestemde delen worden onder officieel toezicht verwerkt; d) het Agentschap ziet erop toe dat virusisolaat van Afrikaanse varkenspest aan het in het diagnosehandboek omschreven laboratoriumonderzoek wordt onderworpen, om het genetische type van het virus te bepalen.

Art. 33.Wanneer zich een geval van Afrikaanse varkenspest heeft voorgedaan bij wilde varkens in een gebied dat in de nabijheid ligt van de grens tussen België en een buurland, werken het Agentschap, de FOD en de betrokken bevoegde regionale overheden met de betrokken lidstaat samen bij het vaststellen van maatregelen ter bestrijding van de ziekte. HOOFDSTUK XIII. - Programma's voor de uitroeiing van Afrikaanse varkenspest bij een populatie wilde varkens

Art. 34.Onverminderd de in hoofdstuk XII vastgestelde maatregelen en na akkoord van de FOD en de betrokken bevoegde regionale overheden, dient het Agentschap binnen 90 dagen na de bevestiging van een primair geval van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens bij de Europese Commissie schriftelijk een programma in met de maatregelen die zijn genomen om de ziekte uit te roeien in het gebied dat als besmet is aangemerkt, en met de maatregelen die zijn genomen op de bedrijven in dat gebied.

Het programma kan later worden gewijzigd of aangevuld om rekening te houden met de ontwikkeling van de situatie.

Indien die wijzigingen op een aanpassing van het besmette gebied betrekking hebben, ziet het Agentschap erop toe dat de Europese Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze wijzigingen in kennis worden gesteld.

Indien die wijzigingen evenwel betrekking hebben op andere bepalingen van het programma, dient het Agentschap het gewijzigde programma in bij de Europese Commissie.

Art. 35.Nadat de in het in artikel 34 bedoelde programma vastgestelde maatregelen zijn goedgekeurd door de Europese Commissie, vervangen zij de oorspronkelijke in hoofdstuk XII vastgestelde maatregelen.

Art. 36.Het in artikel 34 genoemde programma bevat informatie over : a) de uitkomsten van het epizoötiologische onderzoek en van de controles die overeenkomstig hoofdstuk XII zijn verricht, en de geografische spreiding van de ziekte;b) de afgebakende besmette gebieden binnen het grondgebied.Bij de afbakening van een besmet gebied houdt het Agentschap rekening met : - de uitkomsten van het epizoötiologisch onderzoek en de geografische spreiding van de ziekte; - het aantal wilde varkens in het gebied; - de aanwezigheid van belangrijke natuurlijke of kunstmatige hindernissen voor de verplaatsingen van wilde varkens; c) de organisatie van een nauwe samenwerking tussen biologen, jagers, jachtverenigingen, verenigingen voor behoud van wilde fauna, het Agentschap, de FOD en de betrokken bevoegde regionale autoriteiten;d) de voorlichtingscampagne die moet worden gevoerd om de jagers beter bewust te maken van de maatregelen die zij moeten nemen in het kader van het uitroeiingsprogramma;e) specifieke maatregelen om na te gaan in welke mate de besmetting zich onder de wilde varkens heeft verspreid, met name onderzoek van wilde varkens die door jagers zijn doodgeschoten of die dood zijn aangetroffen, en laboratoriumtests, inclusief epizoötiologisch onderzoek met toepassing van op leeftijd gebaseerde stratificatie;f) de door de jagers in acht te nemen voorwaarden om verspreiding van de ziekte te voorkomen;g) de methode om doodgeschoten of dood aangetroffen wilde varkens op te ruimen;de methode moet gebaseerd zijn op : - vernietiging onder officieel toezicht of - keuring door een officiële dierenarts en laboratoriumtests als omschreven in het diagnosehandboek. Karkassen van positief bevonden dieren worden onder officieel toezicht vernietigd. Wanneer de tests negatief uitvallen ten aanzien van Afrikaanse varkenspest, past de officiële dierenarts de maatregelen toe zoals bepaald in het koninklijk besluit van 9 november 1994 betreffende de keuring van en de handel in vlees van vrij wild. Niet voor menselijke consumptie bestemde delen worden onder officieel toezicht vernietigd; h) het epizoötiologisch onderzoek dat met betrekking tot elk wild varken, geschoten of dood aangetroffen, wordt verricht.Dit onderzoek omvat met name de invulling van een vragenlijst betreffende de volgende gegevens : - het geografische gebied waar het dier dood is aangetroffen of is neergeschoten; - de datum waarop het dier dood is aangetroffen of is neergeschoten; - de persoon die het dier heeft gevonden of neergeschoten; - de leeftijd en het geslacht van het varken; - indien neergeschoten : symptomen voordat het dier is neergeschoten; - indien dood aangetroffen : de staat van het karkas; - de uitkomsten van laboratoriumtests; i) toezichtsprogramma's en preventieve maatregelen ten aanzien van bedrijven in het afgebakende besmette gebied, en indien nodig in de omgeving daarvan, inclusief vervoer en verplaatsingen van dieren binnen, van en naar het gebied;deze maatregelen omvatten ten minste een verbod op het in het intracommunautaire handelsverkeer brengen van varkens, sperma, embryo's en eicellen van varkens uit het besmette gebied, en eventueel een tijdelijk verbod op het fokken van varkens en het vestigen van nieuwe bedrijven; j) andere criteria voor het opheffen van de maatregelen;k) de autoriteit die wordt belast met het toezicht op en de coördinatie van de controle-eenheden die voor de uitvoering van het programma verantwoordelijk zijn;l) de regeling die is ingesteld om ervoor te zorgen dat de groep van deskundigen, aangesteld overeenkomstig hoofdstuk XII, artikel 32, onder a), regelmatig de resultaten van het uitroeiingsprogramma kunnen bestuderen;m) de bewakingsmaatregelen voor de ziekte die worden ingesteld nadat ten minste twaalf maanden zijn verstreken sinds het laatste geval van Afrikaanse varkenspest bij wilde varkens in het afgebakende besmette gebied werd vastgesteld;deze bewakingsmaatregelen blijven gedurende nog ten minste twaalf maanden van toepassing, en omvatten ten minste de reeds overeenkomstig het bepaalde onder e), g) en h) ingestelde maatregelen.

Art. 37.Om de zes maanden wordt bij de Europese Commissie en bij de andere lidstaten een verslag ingediend over de epizoötiologische situatie in het afgebakende gebied en de resultaten van het uitroeiingsprogramma. HOOFDSTUK XIV. - Maatregelen om verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest via vectoren te voorkomen

Art. 38.Wanneer op een bedrijf waar Afrikaanse varkenspest is bevestigd, de aanwezigheid van vectoren mogelijk is of vermoed wordt, ziet de officiële dierenarts erop toe dat : a) het besmette gebouw en de omgeving op vectoren worden gecontroleerd door middel van materiële inspecties en, indien nodig, het gebruik van vallen, overeenkomstig bijlage II van het dit besluit;b) wanneer de aanwezigheid van vectoren wordt bevestigd : - adequate laboratoriumtests worden uitgevoerd om de aanwezigheid van het virus van Afrikaanse varkenspest bij de vectoren te bevestigen of uit te sluiten; - op het bedrijf en in het gebied rond het bedrijf de nodige adequate bewakings-, controle- en bestrijdingsmaatregelen worden ingesteld; c) wanneer de aanwezigheid van vectoren wordt bevestigd, maar de bestrijding ervan in de praktijk zeer moeilijk is, er gedurende ten minste zes jaar geen varkens en, zonodig, ook geen andere landbouwhuisdieren op het bedrijf worden gehouden.

Art. 39.Informatie over de toepassing van de in artikel 38 vastgestelde maatregelen wordt door het Agentschap meegedeeld aan de Europese Commissie en aan de andere lidstaten.

Art. 40.Verdere maatregelen voor de bewaking en bestrijding van vectoren en voor de preventie van Afrikaanse varkenspest kunnen door de Minister worden vastgesteld. HOOFDSTUK XV. - Diagnoseprocedures en voorschriften inzake bioveiligheid

Art. 41.Het Agentschap en de FOD zien erop toe dat : a) diagnoseprocedures, bemonstering en laboratoriumtests voor de opsporing van Afrikaanse varkenspest overeenkomstig het diagnosehandboek worden uitgevoerd;b) het CODA verantwoordelijk is voor de coördinatie van de diagnosenormen en -technieken, overeenkomstig bijlage III van dit besluit.

Art. 42.Het CODA onderhoudt contacten met het communautaire referentielaboratorium.

Art. 43.De diagnoseprocedures voor Afrikaanse varkenspest zijn vastgelegd in het diagnosehandboek.

Art. 44.Enkel het CODA is gerechtigd, als diagnose- en referentielaboratorium, om het virus van de Afrikaanse varkenspest, zijn genoom, zijn antigenen en de vaccins te manipuleren en te gebruiken voor diagnose, onderzoeks- en productiedoeleinden.

De Minister kan andere instellingen of laboratoria erkennen voor onderzoek of productie van vaccins voor zover ze voldoen aan passende bioveiligheidsvoorwaarden met het oog op de bescherming van de dierengezondheid. HOOFDSTUK XVI. - Gebruik, aanmaak en verkoop van vaccins tegen Afrikaanse varkenspest

Art. 45.a) Het gebruik van vaccins tegen Afrikaanse varkenspest is verboden; b) De hantering, aanmaak, opslag, levering, distributie en verkoop van vaccins tegen Afrikaanse varkenspest zijn uitsluitend toegelaten door de Minister. CHAPITRE XVII. - Communautaire Controles

Art. 46.Deskundigen van de Europese Commissie kunnen, voor zover dat voor een uniforme toepassing van de richtlijn 2002/60/CE noodzakelijk is, in samenwerking met het Agentschap ter plaatse controle uitvoeren.

Het Agentschap en de bevoegde regionale autoriteiten verlenen de deskundigen alle nodige bijstand bij het uitvoeren van hun taken. HOOFDSTUK XVIII. - Rampenplannen

Art. 47.Het Agentschap stelt een rampenplan op, waarin wordt aangegeven welke nationale maatregelen in geval van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest moeten worden uitgevoerd, rekening houdend met lokale factoren, zoals met name de varkensdichtheid, die verspreiding van de Afrikaanse varkenspest in de hand kunnen werken.

Het plan voorziet in de beschikbaarstelling van passende voorzieningen, apparatuur, personeel en materiaal, nodig voor een snelle en doeltreffende uitroeiing van de ziekte.

Art. 48.De criteria en voorschriften voor het opstellen van de rampenplannen staan in bijlage IV van dit besluit.

Art. 49.De plannen kunnen worden gewijzigd of aangevuld afhankelijk van de verdere ontwikkeling van de situatie. In elk geval dient het Agentschap het plan om de 5 jaar bij te werken en bij de Europese Commissie in te dienen voor goedkeuring. HOOFDSTUK XIX. - Ziektebestrijdingscentra en groepen van deskundigen

Art. 50.Het Agentschap zorgt ervoor dat er bij het uitbreken van Afrikaanse varkenspest onmiddellijk een volledig functionerend nationaal ziektebestrijdingscentrum kan worden opgericht.

Art. 51.Het nationaal ziektebestrijdings-centrum leidt en controleert de operaties van de in artikel 52 bedoelde plaatselijke ziektebestrijdingscentra, en is met name verantwoordelijk voor : a) de vaststelling van de nodige bestrijdingsmaatregelen;b) een snelle, doeltreffende uitvoering van die maatregelen door de plaatselijke ziektebestrijdingscentra;c) het beschikbaar stellen van personeel en andere middelen aan de plaatselijke ziektebestrijdingscentra;d) het verstrekken van informatie aan de Europese Commissie, de andere lidstaten, de nationale veterinaire organisaties, de betrokken nationale en regionale autoriteiten en de landbouw- en handelsorganisaties;e) het contact met de diagnoselaboratoria;f) het contact met de pers en andere media;g) het contact met de politie in verband met specifieke wettelijke maatregelen.

Art. 52.Het Agentschap zorgt ervoor dat er bij het uitbreken van Afrikaanse varkenspest onmiddellijk volledig functionerende plaatselijke ziektebestrijdingscentra kunnen worden opgericht.

Art. 53.Bepaalde taken van het nationaal ziektebestrijdingscentrum kunnen echter aan het plaatselijk ziektebestrijdingscentrum of een ander niveau worden overgedragen, op voorwaarde dat de doelstellingen van het nationaal ziektebestrijdingscentrum daarbij niet in het gedrang komen.

Art. 54.De Minister stelt een groep van deskundigen samen en legt de functioneringsmodaliteiten van deze groep vast. Deze groep is permanent operationeel en staat met zijn expertise het Agentschap bij om op het uitbreken van de ziekte voorbereid te zijn.

Bij het uitbreken van de ziekte helpt de groep van deskundigen het Agentschap ten minste met : a) het epizoötiologisch onderzoek;b) de bemonstering, het testen en het interpreteren van de resultaten van het laboratoriumonderzoek;c) het vaststellen van ziektebestrijdingsmaatregelen.

Art. 55.Het Agentschap zorgt ervoor dat het nationale en de plaatselijke ziektebestrijdingscentra over voldoende personeel, voorzieningen en uitrusting, waaronder communicatiesystemen, beschikken, alsmede over een duidelijke, efficiënte bevels- en beheersstructuur waarmee de door dit koninklijke besluit voorgeschreven ziektebestrijdingsmaatregelen snel uitgevoerd kunnen worden.

Nadere bepalingen voor personeel, voorzieningen, bevels- en beheersstructuur van de nationale en de plaatselijke ziektebestrijdingscentra en de groep van deskundigen worden in de in hoofdstuk XVII bedoelde rampenplannen vastgelegd.

Art. 56.Andere criteria en eisen aangaande de taken en plichten van de nationale en de plaatselijke ziektebestrijdingscentra en de groepen van deskundigen kunnen door de Minister worden bepaald. HOOFDSTUK XX. - Procedures voor wijziging van de bijlagen van dit koninklijk besluit en voor de aanneming van bijkomende bepalingen voor de uitvoering van dit besluit

Art. 57.De bijlagen van dit besluit kunnen gewijzigd worden door de Minister.

Art. 58.Eventuele bijkomende bepalingen voor dit besluit kunnen worden vastgesteld door de Minister. HOOFDSTUK XXI. - Sancties

Art. 59.Overtredingen op bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de dierengezondheidswet van 24 maart 1987. HOOFDSTUK XXII. - Slotbepalingen

Art. 60.Het koninklijk besluit van 10 september 1981 houdende maatregelen van diergeneeskundige politie betreffende de klassieke varkenspest en de Afrikaanse varkenspest wordt opgeheven voor wat betreft de Afrikaanse varkenpest.

Art. 61.Dit besluit treedt in werking 10 dagen na zijn publicatie in het Belgische Staatsblad.

Art. 62.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 maart 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid R. DEMOTTE

Bijlage I bij het koninklijk besluit van 19 maart 2004 betreffende de bestrijding van Afrikaanse varkenspest Beginselen en procedures voor het reinigen en ontsmetten en het behandelen met insecticiden 1. Algemene beginselen en procedures voor reiniging en ontsmetting: a)de reinigings- en ontsmettingswerkzaamheden en de eventuele maatregelen ter vernietiging van knaagdieren en insecten met officieel toegestane producten, worden volgens de instructies van de officiële dierenarts onder officieel toezicht verricht;b) de te gebruiken ontsmettingsmiddelen en de concentraties daarvan moeten officieel door het Agentschap goedgekeurd worden teneinde te garanderen dat het virus van Afrikaanse varkenspest wordt vernietigd;c) vóór gebruik moet regelmatig worden nagegaan of de ontsmettingsmiddelen nog doeltreffend zijn, aangezien de doeltreffendheid van bepaalde ontsmettingsmiddelen afneemt bij langdurige opslag;d) bij het kiezen van de ontsmettingsmiddelen en insecticiden en de te volgen procedures voor ontsmetting en insectenverdelging moet rekening worden gehouden met de aard van de gebouwen, de voertuigen en de voorwerpen die moeten worden behandeld;e) ontvettingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen en insecticiden moeten onder zodanige omstandigheden worden gebruikt dat de doeltreffendheid ervan niet in het gedrang komt.Met name moet worden voldaan aan de door de producent aangegeven technische criteria, zoals druk, minimumtemperatuur en vereiste contactduur; f) ongeacht het gebruikte ontsmettingsmiddel zijn de volgende algemene voorschriften van toepassing: - strooisel en fecaliën moeten grondig met het ontsmettingsmiddel worden doordrenkt; - de grond, vloeren, laadplatforms en muren moeten zorgvuldig worden geschuurd en geschrobd, nadat, indien mogelijk, alle apparatuur of installaties die een doeltreffende reiniging en ontsmetting in de weg staan, zijn verwijderd of afgebroken; - vervolgens moet er weer een ontsmettingsmiddel worden gebruikt gedurende een bepaalde minimumperiode die is aangegeven in de instructies van de producent; - het voor het reinigen gebruikte water moet, overeenkomstig de instructies van de officiële dierenarts, zodanig worden verwijderd dat elk risico van verspreiding van het virus uitgesloten is; g) wanneer een bij het wassen gebruikte vloeistof onder druk wordt toegepast, moet worden vermeden dat reeds gereinigde delen opnieuw worden verontreinigd;h) uitrusting, installaties, voorwerpen of afdelingen die kunnen zijn verontreinigd, moeten worden schoongemaakt, ontsmet of vernietigd;i) na voltooiing van de ontsmettingswerkzaamheden moet nieuwe verontreiniging worden voorkomen;j) de in het kader van dit besluit vereiste reiniging, ontsmetting en insectenverdelging moeten worden genoteerd in het register van het bedrijf of het voertuig en wanneer een officiële goedkeuring vereist is, moet de toezichthoudende officiële dierenarts een en ander certificeren.2. Bijzondere voorschriften inzake het reinigen en ontsmetten van besmette bedrijven: a)voorlopige reiniging en ontsmetting: - tijdens het doden van dieren moeten de nodige maatregelen worden getroffen om verspreiding van het virus van Afrikaanse varkenspest te vermijden of zoveel mogelijk te beperken.Daartoe moet met name worden voorzien in tijdelijke ontsmettingsapparatuur, beschermende kledij, douches, ontsmetting van gebruikte apparatuur, instrumenten en voorzieningen en het uitschakelen van de ventilatie; - de karkassen van gedode dieren moeten met een ontsmettingsmiddel worden besproeid; - karkassen die van het bedrijf worden afgevoerd om te worden verwerkt, moeten worden vervoerd in gesloten, waterdichte recipiënten; - zodra de varkenskarkassen zijn afgevoerd om te worden verwerkt, worden alle delen van het bedrijfsterrein waar de varkens waren gehuisvest en alle delen van andere gebouwen, van erven, enz. die tijdens het doden, het slachten of de post-mortemkeuring zijn verontreinigd, besproeid met ontsmettingsmiddelen die overeenkomstig artikel 22 zijn goedgekeurd; - weefselresten die zijn gevallen of bloed dat is gemorst tijdens het slachten of tijdens de post-mortemkeuring en waardoor gebouwen, erven, instrumenten, enz. kunnen zijn verontreinigd, moeten zorgvuldig worden verzameld en samen met de karkassen worden verwerkt; - het gebruikte ontsmettingsmiddel moet ten minste 24 uur op het behandelde oppervlak aanwezig blijven; b) definitieve reiniging en ontsmetting: - mest en gebruikt strooisel moeten overeenkomstig punt 3, onder a), verwijderd en behandeld worden; - vet en vuil moeten van alle oppervlakken worden verwijderd door middel van een ontvettingsmiddel en vervolgens moeten de oppervlakken met water worden gespoeld; - na het wassen met koud water, moet alles weer met een ontsmettingsmiddel worden besproeid; - na 7 dagen moeten de gebouwen met een ontvettingsmiddel worden behandeld, met koud water worden gespoeld, met een ontsmettingsmiddel worden besproeid en opnieuw met water worden gespoeld. 3. Ontsmetting van verontreinigd strooisel, mest en drijfmest: a)mest en gebruikt strooisel moeten worden opgestapeld om het te laten broeien, moeten worden besproeid met een ontsmettingsmiddel en gedurende ten minste 42 dagen blijven liggen, of moeten verbrand of begraven worden;b) drijfmest moet opgeslagen blijven gedurende ten minste 60 dagen nadat voor het laatst besmet materiaal is bijgevoegd, tenzij het Agentschap een kortere opslagperiode toestaat voor drijfmest die volgens de instructies van een officiële dierenarts zo is behandeld dat het virus gegarandeerd is vernietigd.4. In afwijking van de punten 1 en 2 kan het Agentschap voor varkenshouderijen in de open lucht, rekening houdend met het soort houderij en de klimatologische omstandigheden, specifieke procedures voor het reinigen en ontsmetten vaststellen. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 maart 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage II bij het koninklijk besluit van 19 maart 2004 betreffende de bestrijding van Afrikaanse varkenspest Richtsnoeren voor het opsporen van vectoren 1.Vectoren moeten worden opgespoord in de stallen waar de varkens leven en uitrusten, alsmede de omgeving daarvan.

Vectoren bevinden zich meestal in oude gebouwen, op plaatsen waar geen daglicht komt en waar een temperatuur en een vochtigheidsgraad heersen die voor hen gunstig zijn.

De vectoren kunnen het best aan het einde van de lente, in de zomer of in het begin van de herfst opgespoord worden, omdat ze dan het meest actief zijn. 2. De volgende twee opsporingsmethoden moeten worden toegepast: a)opsporing van de vectoren, in aarde, zand of stof;met een borstel of een ander passend hulpmiddel moeten tussen de stenen (bij in baksteen gebouwde stallen) of uit de gaten en spleten in de wanden onder de dakpannen of van de stalvloer monsters genomen worden. De aarde en het zand worden, zo nodig, gezeefd. Om jonge larven op te sporen kan een vergrootglas een nuttig hulpmiddel zijn. b) opsporing van de vectoren met CO2-vallen.Deze moeten gedurende enkele uren in de varkensstallen opgesteld worden, bij voorkeur 's nachts, maar in elk geval daar waar geen daglicht komt. De vallen moeten zo ontworpen zijn dat de vectoren de CO2-bron zoveel mogelijk kunnen benaderen en niet meer naar hun schuilplaats terug kunnen.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 maart 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage III bij het koninklijk besluit van 19 maart 2004 betreffende de bestrijding van Afrikaanse varkenspest De bevoegdheden van het CODA in het kader van Afrikaanse varkenspest. 1.Het CODA ziet erop toe dat de laboratoriumtests met het oog op de opsporing van Afrikaanse varkenspest en de identificatie van het genetische type van virusisolaten volgens het diagnosehandboek worden uitgevoerd. Daartoe kan het CODA speciale overeenkomsten met het communautaire referentielaboratorium of met andere nationale laboratoria sluiten. 2. Het CODA zorgt voor de coördinatie van de normen en de diagnosemethoden die worden toegepast in het kader van de diagnose van Afrikaanse varkenspest.Daartoe: a) controleert het de kwaliteit van alle diagnosereagentia die worden gebruikt;b) bewaart het isolaten van het virus van Afrikaanse varkenspest afkomstig van geconstateerde gevallen en bevestigde haarden. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 maart 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage IV bij het koninklijk besluit van 19 maart 2004 betreffende de bestrijding van Afrikaanse varkenspest Criteria en eisen betreffende de rampenplannen Het Agentschap ziet erop toe dat de rampenplannen ten minste aan onderstaande criteria en eisen voldoen: a) Er zijn maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de nodige juridische bevoegdheden bestaan om de rampenplannen uit te voeren en een snelle, efficiënte uitroeiingscampagne mogelijk te maken.b) Er zijn maatregelen getroffen die toegang verschaffen tot noodfondsen, budgettaire middelen en financiële bronnen om alle aspecten van de bestrijding van een uitbraak van Afrikaanse varkenspest te bekostigen.c) Er wordt een commandostructuur opgezet om te garanderen dat het besluitvormingsproces in verband met een uitbraak snel en efficiënt verloopt.De commandostructuur wordt onder het gezag geplaatst van een centrale eenheid voor de besluitvorming die de leiding heeft over alle ziektebestrijdingsstrategieën. Het Agentschap onderhoudt de contacten tussen de centrale eenheid voor de besluitvorming en het in Hoofdstuk XIX bedoelde nationale ziektebestrijdingscentrum. d) Er zijn maatregelen getroffen om de nodige middelen ter beschikking te stellen voor een snelle, efficiënte campagne, met inbegrip van personeel, uitrusting en laboratoriuminfrastructuur.e) Er wordt een geactualiseerd handboek beschikbaar gesteld met een gedetailleerde, praktische en volledige beschrijving van alle procedures, instructies en bestrijdingsmaatregelen die bij het uitbreken van Afrikaanse varkenspest in acht genomen moeten worden.f) Het personeel neemt regelmatig deel aan i) opleidingsacties betreffende klinische verschijnselen, epizoötiologisch onderzoek en bestrijding van Afrikaanse varkenspest; ii) alarmoefeningen, die ten minste tweemaal per jaar plaatsvinden; iii) opleidingsacties betreffende communicatietechnieken om na de uitbraak voorlichtingscampagnes over de ziekte te organiseren voor de autoriteiten, veehouders en dierenartsen.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 19 maart 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^