gepubliceerd op 04 april 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende algemeen reglement op de rijkscomptabiliteit
19 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende algemeen reglement op de rijkscomptabiliteit
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp van koninklijk besluit kadert in het project ter vereenvoudiging van de administratieve procedures dat tot doel heeft de administratieve formaliteiten tot het noodzakelijke minimum te beperken. Dit ontwerp beoogt de opheffing van de verplichting tot ondertekening en certificatie van facturen voor werken, leveringen en diensten in het kader van overheidsopdrachten.
Het eerste lid van artikel 100 van het koninklijk besluit van 10 december 1868, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juni 1966, legt de schuldeisers van de Staat de verplichting op een aangifte, staat of rekening in drievoud over te leggen, deze te ondertekenen en « deugdelijk en onvergolden » te verklaren om de betaling ervan te bekomen. Deze eis strekt ertoe de identiteit van de schuldeiser van de Staat te kunnen vaststellen en een document dat een onjuiste weergave geeft van de prestatie of de levering als vals te kunnen bestempelen.
Om te vermijden dat instellingen en vennootschappen te veel moeilijkheden zouden ondervinden om enkel die facturen die voor de Staat en de provincies bestemd zijn, te selecteren, machtigt het derde lid van artikel 100 van het voornoemd koninklijk besluit de Minister van Financiën ertoe vrijstelling van ondertekening en certificatie te verlenen aan instellingen en vennootschappen die regelmatig en uitsluitend boekhouding voeren volgens mechanografische procédés en waarvan de betaling van schuldvorderingen uitsluitend gebeurt via de overschrijving van het bedrag op hun postchequerekening. De aanvragen om vrijstelling moeten worden ingediend bij de Administratie van de Thesaurie. Deze dient dan na te gaan of beide voornoemde voorwaarden vervuld zijn en beslist over de toekenning van de vrijstelling.
Beide voornoemde voorwaarden zijn nu niet meer relevant: enerzijds is het voeren van een geautomatiseerde boekhouding bij ondernemingen vandaag de gebruikelijke regel geworden en, anderzijds, werd de verplichte betaling via een postchequerekening in de reglementering betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten afgeschaft door het koninklijk besluit van 19 augustus 1985. De administratieve procedure voor de toekenning van de vrijstelling is dus voorbijgestreefd en overbodig geworden.
Een aanvankelijk ontwerp voorzag enerzijds in de opheffing van de oude in onbruik geraakte procedure betreffende de toekenning van de vrijstelling en anderzijds, het instellen van een automatische afwijking maar beperkt tot de aannemers van overheidsopdrachten.
De Ministerraad van 17 januari 2003 besliste echter om de toepassing van de automatische afwijking voorzien in het aanvankelijk ontwerp uit te breiden tot alle schuldvorderingen op de Staat. De voor advies aan de Raad van State voorgelegde tekst voorzag derhalve in de opheffing van de verplichting tot ondertekening en tot certificatie betreffende alle schuldvorderingen op de Staat.
In zijn advies van 3 maart 2003 wil de Raad van State de toepassing van het ontwerp beperkt zien tot de aannemers van overheidsopdrachten omwille van de noodzakelijke identificatie van de schuldeiser door middel van zijn handtekening en de certificatie ter uitvoering van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 met betrekking tot de verklaringen die dienen te gebeuren inzake subsidies, vergoedingen en uitkeringen.
Rekening houdend met dit advies, annuleert het huidige ontwerp de oude in onbruik geraakte procedure die voorzag in de vrijstelling van de handtekening en van de certificering en voorziet het in een automatische afwijking uitsluitend voor de aannemers van overheidsopdrachten om te vermijden dat zij nog de facturen bestemd voor openbare overheden moeten selecteren en deze van de verplichte handtekening moeten voorzien.
Daarnaast beoogt dit ontwerp van koninklijk besluit de afschaffing van de verplichting voor alle schuldeisers om een aangifte, staat of rekening in drievoud over te leggen.
Met uitzondering van de essentiële wijzigingen betreffende het aantal exemplaren en de certificatie van de rekeningen, zijn de andere wijzigingen van de originele tekst, in het bijzonder in de Nederlandstalige versie, van die aard dat ze een syntactische modernisering betrachten.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS
19 MAART 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende algemeen reglement op de rijkscomptabiliteit ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 100, gewijzigd bij de wet van 10 juni 1998;
Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende algemeen reglement op de rijkscomptabiliteit, inzonderheid op artikel 100, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juni 1966;
Gelet op het advies van het Rekenhof, gegeven op 9 april 2002;
Gelet op het advies van de Commissie voor de overheidsopdrachten, gegeven op 8 mei 2002;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 september 2002;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 23 oktober 2002;
Gelet op het advies van de Commissie voor de normalisatie van de openbare comptabiliteit, gegeven op 13 december 2002;
Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;
Gelet op het advies 34843/2 van de Raad van State gegeven op 3 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Overwegende dat maatregelen moeten worden genomen met het oog op de administratieve vereenvoudiging;
Overwegende dat de procedure tot toekenning van vrijstelling van ondertekening en certificatie van facturen aan aannemers van overheidsopdrachten voorbijgestreefd is en een overbodige administratieve last vormt;
Overwegende dat de administratieve formaliteiten dienen te worden beperkt tot het noodzakelijke minimum;
Op voordracht van Onze Minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 100 van het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende algemeen reglement op de rijkscomptabiliteit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juni 1966, wordt vervangen als volgt : « Art 100. Om de betaling van hun schuldvorderingen te verkrijgen dienen de schuldeisers hetzij een aangifte, hetzij een staat, hetzij een factuur over te leggen die voor waar en echt verklaard en ondertekend is.
Dat stuk dient zo spoedig mogelijk gezonden te worden naar de ambtenaar of dienstchef wie de uitgave aangaat. Deze ziet het na en stuurt het vervolgens door naar het departement waaronder hij ressorteert, samen met de diverse bescheiden waaruit de wettigheid van de vordering blijkt.
In afwijking van de bepalingen vervat in het eerste lid van dit artikel worden de aannemers van overheidsopdrachten vrijgesteld van de certificatie en ondertekening van hun facturen voor werken, leveringen en diensten. »
Art. 2.Het ministerieel besluit van 14 september 1966 ter uitvoering van het koninklijk besluit van 20 juni 1966 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende algemeen reglement op de rijkscomptabiliteit, wordt opgeheven.
Art. 3.Dit besluit wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .
Art. 4.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 maart 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS