gepubliceerd op 22 september 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende de tewerkstelling en opleiding van risicogroepen
19 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende de tewerkstelling en opleiding van risicogroepen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, betreffende de tewerkstelling en opleiding van risicogroepen.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juni 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2001 Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 29 juni 2001 onder het nummer 57687/CO/111) In uitvoering van het nationaal akkoord van 23 april 2001 en meer bepaald van het artikel 9.3, wordt onderstaande collectieve arbeidsovereenkomst afgesloten.
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw ressorteren, met uitzondering van de ondernemingen die bruggen en metalen gebinten monteren.
Art. 2.In uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, punt I.3, wordt door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de arbeiders van de MVEN" een bijdrage van 0,10 pct. van de brutolonen geïnd ter bevordering van de initiatieven van opleiding en tewerkstelling van de risicogroepen.
De bijdrage, geïnd voor de industriële en ambachtelijke ondernemingen die behoren tot het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, wordt door het genoemde fonds trimestrieel doorgestort aan de v.z.w. "Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen - arbeiders MVEN".
Art. 3.Deze 0,10 pct. wordt als volgt aangewend : § 1. 0,02 pct. zal op nationaal vlak beheerd worden door de v.z.w. "Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen - arbeiders MVEN", en aangewend worden volgens de verdeling en de criteria vastgelegd door de raad van bestuur van de v.z.w. § 2. 0,08 pct. wordt beheerd door de v.z.w. "Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen - arbeiders MVEN". De fondsen worden evenwel overgeheveld naar de gewestelijke paritaire v.z.w.'s die met de opleiding zijn belast, wanneer die daarom verzoeken en zich verbinden ze aan te wenden conform de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het nationaal akkoord 2001-2002 van 23 april 2001 en de terzake toepasselijke wettelijke bepalingen. § 3. De v.z.w. "Tewerkstelling en opleiding van risicogroepen - arbeiders MVEN" alsook de met de opleiding belaste gewestelijke paritaire v.z.w.'s die de fondsen waarvan sprake in § 2 hebben opgevraagd, leggen aan het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, op het jaareinde een omstandig verslag over betreffende de aanwending van de 0,02 pct. en de 0,08 pct.
Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 januari 2001 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2002.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 juni 2003.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX