gepubliceerd op 14 september 2006
Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid in de inkomsten van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid voor het jaar 2005
19 JULI 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid in de inkomsten van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid voor het jaar 2005
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 35, 2°, gewijzigd bij de wet van 2 augustus 2002;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid van 24 mei 2005;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 mei 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 2 september 2005;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat het bedrag van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid in de dekking van de uitgaven voor het jaar 2005 van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid onverwijld moet vastgelegd worden, zodat laatstgenoemde instelling over de nodige geldmiddelen voor haar werking kan beschikken en zodat de openbare instellingen van sociale zekerheid hun begrotings- en thesaurievooruitzichten dienovereenkomstig kunnen opmaken;
Op de voordracht van Onze Minister van Begroting, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Sociale Zaken, van Onze Minister van Middenstand, van Onze Minister van Werk, van Onze Minister van Ambtenarenzaken en van Onze Minister van Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « wet » : de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;2° « openbare instellingen van sociale zekerheid » : de openbare instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, a), van de wet.
Art. 2.Het in artikel 35, 2°, van de wet bedoelde bedrag van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid, wordt voor het jaar 2005 provisioneel vastgelegd op 14.669.472 EUR. Dit bedrag zal vermeerderd of verminderd worden in functie van het bedrag van de reële uitgaven van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het bedrag van de overige in artikel 35 van de wet bedoelde inkomsten van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid met betrekking tot de beschouwde periodes, waarvan het uiteindelijk het verschil zal dienen uit te maken, overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 5.
Art. 3.§ 1. Het in artikel 2 bedoelde bedrag van de globale bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid wordt volgens de volgende verdeling uitbetaald door de hierna vermelde instellingen van sociale zekerheid, waarvan de begroting voor administratiekosten dienovereenkomstig moet verhoogd worden : 1° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid : 11.295.493 EUR; 2° het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen : 1.466.947 EUR; 3° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten : 1.760.337 EUR; 4° de Dienst voor Overzeese Sociale Zekerheid : 146.695 EUR. § 2. De krachtens § 1 verschuldigde bedragen worden door de betrokken instellingen van sociale zekerheid aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid per provisionele trimestriële vierden gestort.
Deze stortingen moeten uiterlijk op 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober 2005 verricht worden.
De Kruispuntbank van de sociale zekerheid kan echter, mits een voorafgaande kennisgeving van één maand, aan één of meerdere van de in § 1 bedoelde instellingen van sociale zekerheid vragen om : a) een vervroegde storting te verrichten van één of meerdere van deze provisionele vierden, ten einde bijzondere uitgaven te dekken;b) de storting van een provisionele vierde niet te verrichten of alleen een gedeeltelijke storting ervan te verrichten, waarvan zij het bedrag bepaalt.
Art. 4.In de mate dat het in artikel 2, eerste lid, bedoelde bedrag van de bijdrage van de openbare instellingen van sociale zekerheid tijdens het begrotingsjaar kleiner worden dan het bedrag van de uitgaven van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, rekening gehouden met de andere mogelijke inkomsten, wordt de bijdrage van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voorlopig dienovereenkomstig verhoogd, bij beslissing van zijn beheerscomité, op voorstel van het beheerscomité van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Art. 5.De overlegging van de jaarlijkse rekeningen van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid aan haar beheerscomité moet gepaard gaan met een regulariseringsafrekening van de in artikelen 2 tot 4 bedoelde bedragen, die door dit beheerscomité moet goedgekeurd worden.
De aldus vastgestelde verschillen worden geregulariseerd op basis van de onderlinge percentages die de in artikel 3 § 1, bedoelde bedragen vertegenwoordigen ten opzichte van het in artikel 2, eerste lid, bedoelde bedrag.
Het negatieve saldo ten laste van een in artikel 3, § 1, bedoelde instelling van sociale zekerheid wordt haar door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid medegedeeld. De regularisering wordt ten bate van laatstgenoemde gestort binnen de dertig dagen te rekenen vanaf deze mededeling.
Het positieve saldo ten gunste van een in artikel 3, § 1, bedoelde instelling van sociale zekerheid wordt haar door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid medegedeeld. Dit saldo wordt dan afgetrokken van de eerstkomende betaling door deze instelling van sociale zekerheid te verrichten krachtens artikel 3 of wordt haar, op haar aanvraag, geheel of gedeeltelijk terugbetaald door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid.
Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.
Art. 7.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Middenstand, Onze Minister van Werk, Onze Minister van Ambtenarenzaken en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 juli 2006 ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT De Minister van Pensioenen B. TOBBACK De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE