gepubliceerd op 06 februari 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen betreffende de maatregelen ten voordele van de risicogroepen, ten laste van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven"
19 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen betreffende de maatregelen ten voordele van de risicogroepen, ten laste van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen betreffende de maatregelen ten voordele van de risicogroepen, ten laste van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven".
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 januari 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1999 Maatregelen ten voordele van de risicogroepen, ten laste van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven" (Overeenkomst geregistreerd op 11 juni 1999 onder het nummer 50927/CO/142.02)
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters, van de ondernemingen welke onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen ressorteren.
Art. 2.In toepassing van artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 1991, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van lompen, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 oktober 1993, kunnen de werkgevers die in de loop van het jaar 1999 en/of 2000 initiatieven nemen of genomen hebben die gericht zijn op risicogroepen zoals omschreven in afdeling VI onderafdeling 1, artikel 106 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen en/of die laaggeschoolde werklieden of werklieden die geconfronteerd worden met collectief ontslag, herstructurering of de invoering van nieuwe technologieën een omscholings- of bijscholingsprogramma laten volgen, ten laste van het "Sociaal Fonds voor de lompenbedrijven", genieten van een forfaitaire tegemoetkoming.
Art. 3.Het bedrag van de forfaitaire tegemoetkoming wordt door de raad van beheer van voormeld fonds vastgesteld naargelang de jaarlijkse budgettaire besteding.
Art. 4.Het totaal van de jaarlijkse besteding zal in elk geval 0,10 pct. van de bruto loonmassa bedragen voor de jaren 1999-2000.
Art. 5.Bij brugpensioen zal het vervangingsengagement bij voorrang worden ingevuld met personen behorend tot risicogroepen.
Art. 6.De raad van beheer van het fonds wordt belast met de uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst en met het toezicht op de aanvragen, de opleidingsprogramma's en de afrekening van de gevraagde financiële tussenkomsten.
Art. 7.De raad van beheer maakt jaarlijks een evaluatie van de gedane inspanningen welke bij het verslag van het fonds aan het paritair subcomité wordt gevoegd.
Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 januari 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX