gepubliceerd op 30 december 2014
Koninklijk besluit betreffende de luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures
19 DECEMBER 2014. - Koninklijk besluit betreffende de luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart, artikel 5, § 1, gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001;
Gelet op de uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010;
Gelet op het koninklijk besluit van 18 februari 1991 houdende reglementering van de reclamesleepvluchten;
Gelet op het koninklijk besluit van 15 september 1994Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/09/1994 pub. 01/12/2006 numac 2006000835 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de vliegverkeersregelen. - Duitse vertaling sluiten tot vaststelling van de vliegverkeersregelen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 19 juli 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 23 november 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/11/2000 pub. 30/12/2000 numac 2000014285 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit tot vaststelling van de voor het luchtverkeer te gebruiken seinen sluiten tot vaststelling van de voor het luchtverkeer te gebruiken seinen;
Gelet op de samenwerking tussen gewestregeringen die bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;
Gelet op advies 55.289/4 van de Raad van State, gegeven op 5 maart 2014 en advies 56.727/4 van de Raad van State gegeven op 12 november 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende de Overeenkomst betreffende de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 en goedgekeurd bij de wet van 30 april 1947, bijlage 2;
Overwegende dat de uitvoeringsverordening (UE) nr 923/2012 van de Commissie, in het kader van uitvoeringsmaatregelen van de Europese regelgeving van het Europese Gemeenschappelijk Luchtruim, gemeenschappelijke luchtverkeersregels bepaalt, gebaseerd op normen en aanbevolen werkwijzen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures vaststelt.
Overwegende dat die verordening, van toepassing in België vanaf 4 december 2014, sommige uitvoeringsmaatregelen in nationaal recht oproept;
Op voordracht van de Minister van Mobiliteit en de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de minister bevoegd voor de luchtvaart;2° directeur-generaal : de directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart;3° verordening nr.923/2012 : de uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010; 4° Bijlage 2 : bijlage 2 van de Overeenkomst betreffende de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Chicago op 7 december 1944 en goedgekeurd bij de wet van 30 april 1947;5° AFIS-dienst : vluchtinformatiedienst (Aerodrome Flight Information Service) voor luchtvaartterreinverkeer;6° AFIS-luchtvaartterrein : een niet-gecontroleerd luchtvaartterrein waar vluchtinformatiedienst en waarschuwingsdienst worden gegeven ten behoeve van het luchtvaartterreinverkeer;7° vluchtinformatiecentrum (FIC - Flight Information Center) : centrum dat in niet gecontroleerde luchtruimen de vluchtinformatiedienst verstrekt;8° FIC personeel (FICO - Flight Information Center Officer) : personeel dat de vluchtinformatiedienst in een FIC verstrekt; § 2. Bovendien zijn de definities van de verordening nr. 923/2012 van toepassing op dit besluit.
Onder deze, wordt begrepen onder de definitie van "overgangshoogte" van artikel 2, (134) een hoogte van 4500 voet.
De Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal, mag een andere hoogte bepalen, in verband met de operationele noden. HOOFDSTUK 2. - Aanvullende bepalingen bij luchtverkeersregels Afdeling 1. - Toepasselijkheid en naleving
Art. 2.§ 1. De luchtverkeerregels vastgesteld door de verordening nr. 923/2012 en zoals door dit besluit aangevuld zijn van toepassing op de luchtvaartuigen : a) die zich bevinden in het vluchtinformatiegebied van Brussel met uitzondering van het luchtruim waarin de luchtverkeersdienstverlening verzekerd wordt door de autoriteiten van het Groothertogdom Luxemburg;b) die de Belgische nationaliteits- en inschrijvingskenmerken dragen, waar zij zich ook bevinden, voor zover deze regels niet in tegenspraak zijn met de reglementering uitgevaardigd door de Staat onder het gezag waarvan het overvlogen grondgebied is geplaatst.Zij zijn er toe gehouden deze laatste regels in acht te nemen wanneer zij verschillen van de nationale regels of er een aanvulling op zijn. § 2. De begrenzingen van het vluchtinlichtingengebied van Brussel alsmede deze van de algemene verkeersleidingsgebieden, van de plaatselijke verkeersleidingsgebieden, van de vluchtadviesroutes, de ATS-routes, de luchtvaartterreinverkeersgebieden en de klasse ATS-luchtruimen binnen het luchtruim bepaald in § 1, worden vastgesteld bij beslissing van de Minister of door de directeur-generaal.
Art. 3.Wanneer overmacht een piloot ertoe dwingt af te wijken van de vliegverkeersregels of van de klaringen brengt de gezagvoerder onverwijld de eenheid voor luchtverkeersdiensten, bevoegd voor het luchtruim waarin het luchtvaartuig vliegt, hiervan op de hoogte en brengt hij hierover binnen tien dagen verslag uit bij de directeur-generaal. Afdeling 2. - Algemene regels en het vermijden van botsingen
Onderafdeling 1. - Bescherming van personen en zaken
Art. 4.De Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal, levert de toestemming AF bedoeld in punt 3105 van de Bijlage bij de verordening nr. 923/2012.
Art. 5.Behalve de verboden gebieden bepaald door de Koning krachtens artikel 4 van de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919 betreffende de regeling der luchtvaart kunnen er gevaarlijke gebieden en gebieden met beperkingen bestaan. Zij worden bepaald door de directeur-generaal die, volgens het geval, de aard van het gevaar of de bijzondere beperkingen inzake het luchtverkeer omschrijft.
Art. 6.Uit een luchtvaartuig in vlucht mag niets geworpen of verstoven worden zonder toestemming van de Minister of van zijn gemachtigde, de directeur-generaal, en conform de toestemmingen van de ATS-eenheden.
Brandstoflozing of lossen van ballast mag nochtans plaatsvinden op de wijze vermeld in de luchtvaartinlichtingen en de toestemmingen.
Art. 7.In de luchtverkeersleidingsgebieden mag het slepen in de lucht slechts plaatsvinden in overeenstemming met de bepalingen van artikelen 8 tot 14 en conform de toestemmingen.
Art. 8.Boven het Belgisch grondgebied is het verboden een reclamesleepvlucht uit te voeren beneden een hoogte van 425 meter (1500 ft) boven de grond of het water, behalve voor het opnemen of afwerpen van reclamesleepdoeken.
Het vliegen met reclamesleepdoeken is bovendien verboden : 1° in het verticaal cilindervormig luchtruim, waarvan de basis begrensd is door een cirkel met een straal van 9 km rond het referentiepunt van het luchtvaartterrein van Oostende (51° 11'59'' N - 02° 51'49" E), behoudens toelating van de verkeersleidingsdienst van het luchtvaartterrein van Oostende, onder de voorwaarden gesteld door de Minister;2° langs de kust op een afstand van minder dan 500 meter langs zeezijde en van minder dan 1000 meter langs landzijde van de scheidingslijn tussen het strand en de zee, met uitzondering van het luchtruim bedoeld onder 1°.
Art. 9.Reclamesleepvluchten zijn enkel toegelaten op de weekdagen tussen 10 uur en 19 uur en op zon- en feestdagen tussen 14 uur en 18 uur, behoudens afwijkingen toegestaan door de Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal, na advies van de burgemeester van de gemeente op wiens grondgebied personen bijeen zijn voor wie de reclameboodschap in hoofdzaak bestemd is.
Art. 10.De Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal, kan verbieden dat enige reclamesleepvlucht wordt uitgevoerd boven massamanifestaties.
Art. 11.Boven een bebouwde kom van een gemeente of stad mag een reclamesleepvlucht niet langer dan 45 minuten worden uitgevoerd. Boven eenzelfde locatie mag een sleepvlucht niet langer dan 15 minuten duren. Deze tijdsperioden gelden per geadverteerde tekst per dag.
Art. 12.Reclamesleepvluchten in formatie mogen maximaal door drie toestellen uitgevoerd worden.
Art. 13.Helicopters die reclamesleepvluchten uitvoeren houden een minimale vliegsnelheid aan van 40 knopen.
Art. 14.§ 1. De technische voorwaarden waaraan het luchtvaartuig en de uitrusting, gebruikt voor reclamesleepvluchten, dienen te voldoen, worden vastgesteld in de bijlagen tot het luchtwaardigheidsbewijs van het betreffend luchtvaartuig. De gewichten verbonden aan de reclamesleepdoeken dienen uitgerust te worden met valschermen overeenkomstig de voorschriften opgenomen in voormelde bijlagen. § 2. Aan boord van de sleepvaartuigen wordt een transponder van het type "mode C" geïnstalleerd .
Art. 15.Behoudens in noodgevallen mogen valschermsprongen slechts uitgevoerd worden met de toestemming van de Minister of van zijn gemachtigde, de directeur-generaal, en in overeenstemming met de in deze toestemming vastgestelde voorwaarden.
Valschermsprongen mogen slechts worden uitgevoerd in een gecontroleerd luchtruim wanneer zij in overeenstemming zijn met de toestemmingen.
Art. 16.§ 1. Het is verboden kunstvluchten uit te voeren met een luchtvaartuig, behalve : 1° onder zichtweersomstandigheden en met een vliegzicht van minstens 5 km en op minstens 900 m (3000 voet) hoogte boven de grond, tenzij de Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal, een lagere hoogte toestaat, en 2° op de wijze vermeld in de luchtvaartinlichtingen, adviezen en/of toestemmingen van de bevoegde eenheid voor luchtverkeerdiensten. § 2. Het is verboden kunstvluchten uit te voeren boven steden, bebouwde kommen van gemeenten, woonzones, industriële complexen, de LNG-terminal te Zeebrugge, nucleaire centrales of mensenverzamelingen in open lucht, alsmede in verkeersleidingsgebieden of gebieden met beperkingen, behoudens voorafgaande toestemming van de autoriteit waaronder deze gebieden ressorteren. § 3. Kunstvluchten zijn verboden in gevaarlijke gebieden, tenzij deze alleen voor die kunstvluchten bestemd zijn.
Art. 17.§ 1. Formatievluchten zijn slechts toegestaan in overeenstemming met de voorwaarden bepaald onder punt 3135 van de Bijlage bij de verordening nr. 923/2012, alsmede met de volgende voorwaarden : a) formatievluchten zijn slechts toegestaan onder zichtweersomstandigheden;b) landen en opstijgen in formatie zijn onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de directeur-generaal;c) formatievluchten zijn verboden voor luchtvaartuigen die passagiers tegen vergoeding vervoeren.
Art. 18.§ 1. Zijn onderworpen aan de toestemming van de Minister of van zijn gemachtigde, de directeur-generaal : 1° het opstijgen van bemande vrije gasballons in steden, bebouwde kommen van gemeenten en woonzones;2° het opstijgen van luchtschepen en kabelballons;3° het zich voortbewegen in de lucht van toestellen die schade kunnen aanbrengen aan luchtvaartuigen in vlucht zoals telegeleide toestellen, raketten, onbemande vrije ballons;4° de projectie van laserstralen in het Belgisch luchtruim. De toestemming vermeldt de voorwaarden waaraan deze opstijgbewegingen, evoluties en projecties onderworpen zijn. § 2. De algemene voorwaarden waaronder de opstijgingen van bemande vrije ballons dienen plaats te vinden worden vastgesteld door de Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal.
Art. 19.In het belang van de veiligheid van het luchtverkeer kan de Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal ofwel verbieden dat enig toestel of bepaalde toestellen in de door hem nader te bepalen gebieden vanop de grond worden opgelaten, ofwel de voorwaarden en hoogtebegrenzingen bepalen voor hun gebruik.
Onderafdeling 2. - Vermijden van botsingen
Art. 20.De Minister of zijn afgevaardigde, de directeur-generaal, kan aanvullende periodes bepalen, in overeenstemming met punt 3230, b) in de Bijlage van de verordening nr. 923/2012, voor het gebruik van lichten door luchtvaartuigen op het water. Afdeling 3. - Vliegplannen
Art. 21.Er moet geen vliegplan ingediend worden voor VFR vluchten in niet gecontroleerde luchtruimen die van een lidstaat van het Schengengebied naar België uitgevoerd worden.
Art. 22.De Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal, wordt belast met de uitvoering van punt 4010, b) in de Bijlage van de verordening nr. 923/2012. Afdeling 4. - Zichtweersomstandigheden, zichtvliegvoorschriften,
speciale zicht- en instrumentvliegvoorschriften
Art. 23.§ 1. Zichten die beperkt zijn tot niet minder dan 1 500 m worden toegestaan voor vluchten : 1° bij een aangewezen luchtsnelheid (IAS) van 140 kts of minder om voldoende gelegenheid te bieden ander verkeer of eventuele hindernissen tijdig op te merken en een botsing te vermijden;of, 2° in omstandigheden waarin de waarschijnlijkheid op ontmoetingen met ander verkeer laag is, bv.in gebieden met een laag verkeersvolume en voor luchtwerk op lage hoogte. § 2. Helikopters mogen vliegen bij een vliegzicht hoger dan 800 m, voor zover ze worden bestuurd aan een snelheid die voldoende gelegenheid biedt ander verkeer of eventuele hindernissen tijdig op te merken en een botsing te vermijden. In speciale gevallen mogen activiteiten bij een zicht van minder dan 800 m door de directeur-generaal worden toegestaan, bv. voor medischehulpvluchten, opsporings- en reddingsactiviteiten en brandbestrijding.
Art. 24.VFR-vluchten 's nachts worden toegestaan onder de voorwaarden bepaald onder punt 5005, c) van de Bijlage van de verordening nr. 923/2012.
Art. 25.De directeur-generaal wordt belast met het afleveren van de toelatingen bedoeld op punten 5005 en 5010 in de Bijlage van de verordening nr. 923/2012. Afdeling 5. - Luchtruimclassificatie
Art. 26.De directeur-generaal wordt belast met de toewijzingen bedoeld onder punt 6005 in de Bijlage van verordening nr. 923/2012. Afdeling 6. - Vluchtinformatiediensten voor luchtvaartterreinverkeer
(AFIS)
Art. 27.§ 1. De doelstelling van de AFIS-diensten is het verstrekken van nuttige informatie voor het veilige en efficiënte verloop van vliegoperaties op en in de omgeving van een luchtvaartterrein. § 2. De AFIS-diensten kunnen geleverd worden op luchtvaartterreinen waar : 1° het verstrekken van een plaatselijke verkeersleiding niet gerechtvaardigd is;of, 2° een plaatselijke verkeersleiding niet 24 uur op 24 voorzien is. § 3. Op vraag van de kandidaat verlener van AFIS-diensten of op zijn eigen initiatief onderzoekt de directeur-generaal geval per geval of een AFIS-dienst de meest passende oplossing is; meer bepaald in functie van : 1° het type luchtverkeer op het luchtvaartterrein;2° de verkeersdensiteit op het luchtvaartterrein;3° de impact op andere eenheden en/of bestaande procedures op het luchtvaartterrein;4° de meest voorkomende types luchtvaartuigen op het luchtvaartterrein;5° de topografische omstandigheden van het luchtvaartterrein;6° de meteorologische omstandigheden op en in de omgeving van het luchtvaartterrein;7° milieuoverwegingen op en in de omgeving van het luchtvaartterrein;8° de openingstijden van het luchtvaartterrein;9° alle andere factoren die als relevant worden beschouwd op het vlak van veiligheid en/of doeltreffendheid. De aanvraag wordt ingediend samen met een AFIS plan, specifiek voor het luchtvaartterrein, dat de modaliteiten omvat met betrekking tot de opleiding van het AFIS personeel (verwerven en handhaven van praktische en theoretische kennis).
De Minister bepaalt de schikkingen voor het indienen van de aanvraag en voor de besluitvorming door de directeur-generaal. § 4. Het verlenen van AFIS diensten wordt als "AFIS" in de A.I.P. vermeld indien : 1° de directeur-generaal een positieve beslissing neemt overeenkomstig paragraaf 3;2° de verlener van AFIS-diensten het certificaat bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 20 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/11/2006 pub. 13/12/2006 numac 2006014268 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit betreffende de certificering van verleners van luchtvaartnavigatiediensten en de aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten en meteorologische diensten sluiten betreffende de certificering van verleners van luchtvaartnavigatiediensten en de aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten en meteorologische diensten heeft verkegen. § 5. Indien de dienstverlener op een luchtvaartterrein geen houder is van het certificaat bedoeld in paragraaf 4, 2° is maar de diensten bestaan uit een informatiedienst voor luchtvaartterreinverkeer, wordt het betrokken luchtvaartterrein vermeld als verlener van een basisinformatiedienst voor luchtvaartterreinverkeer ("Basic information") in de A.I.P.
Art. 28.De verlening van vluchtinformatiediensten in een vluchtinformatiecentrum (FIC) wordt door FIC-personeel (FICO) verzorgd en is ondergeschikt aan de voorafgaandelijke goedkeuring van een opleidingsplan, door de Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal.
De Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal, bepaalt de schikkingen met betrekking tot de aflevering, het behouden en de schorsing van de goedkeuring bedoeld in het eerste lid.
Art. 29.De luchtvaartterreinen die reeds aangeduid zijn als AFIS-luchtvaartterreinen in de A.I.P. beschikken over 12 maanden te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit om de positieve beslissing en het certificaat bedoeld in artikel 27 te krijgen.
Bij ontstentenis ervan en onverminderd de beslissingsbevoegdheid van de directeur-generaal bepaald in artikel 27, § 4, wordt artikel 27, § 5 toegepast. Afdeling 7. - Onbemande vrije ballonnen
Art. 30.De directeur-generaal is belast met het afleveren van de toestemming bedoeld in punt 2 van het aanhangsel 2 van de verordening nr. 923/2012. De Minister of zijn gemachtigde, de directeur-generaal, wordt belast met het specificeren van de exploitatievoorwaarden ervan. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 31.Voor de toepassing van punt 2020 in de Bijlage van de verordening nr. 923/2012 kan de voor een luchtvaartterrein verantwoordelijke autoriteit een beroep doen op de inspecteurs van de luchtvaartinspectie en de inspecteurs van de luchtvaartpolitie om de aanwezigheid van psychoactieve stoffen in het bloed op te sporen.
Deze laatsten kunnen de leden van het stuurpersoneel onderwerpen aan : 1° een ademtest met gebruik van het toestel, bepaald overeenkomstig artikel 59, § 4, van de op 16 maart 1968 gecoördineerde wetten betreffende de politie van het wegvervoer en gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990;en/of, 2° een test voor het detecteren van stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden en de speekseltest bedoeld in artikel 61bis van op 16 maart 1968 gecoördineerde wetten betreffende de politie van het wegvervoer en ingevoegd bij de wet van 16 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1999 pub. 30/03/1999 numac 1999022192 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 type wet prom. 16/03/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999014146 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Wet tot wijziging van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 - Erratum sluiten in de condities bedoeld in dit artikel.
Art. 32.De inspecteurs van de luchtvaartinspectie en de ambtenaren van Douane en Accijnzen hebben, teneinde hun toezicht uit te oefenen, toegang tot elk luchtvaartterrein en tot iedere plaats waar luchtvaartuigen landen en opstijgen. Zij mogen elk luchtvaartuig en zijn lading doorzoeken en zich het reisdagboek evenals ieder ander document inzake de lading laten voorleggen.
Art. 33.Iedere bestuurder die uit een Staat die geen lid is van de Europese Unie of Schengengebied komt of zich naar zo'n land begeeft mag slechts landen op of opstijgen vanaf een douaneluchtvaartterrein.
Wanneer hij ertoe gedwongen is elders te landen moet hij onverwijld de politie of de douane hiervan op de hoogte brengen en de onderrichtingen naleven die hem zullen gegeven worden.
Art. 34.Met uitzondering van de brandstof of de ballast dient voor het werpen van ieder voorwerp uit een luchtvaartuig in vlucht, dat uit het buitenland komt of zich naar het buitenland begeeft, de toestemming bekomen te worden van de Minister van Financiën of van zijn gemachtigde.
Art. 35.Elk vervoer van goederen met een bemande vrije ballon is verboden.
Art. 36.De Minister of de directeur-generaal stelt de bepalingen vast die iedere bestuurder van een luchtvaartuig moet naleven wanneer hij een noodoproep of -bericht ontvangt.
Art. 37.§ 1. De bestuurder dient aan de directeur-generaal ieder ongeval of incident mede te delen dat voorkwam tijdens het gebruik van een luchtvaartuig.
Deze procedure geldt ook voor ongevallen en incidenten overkomen buiten het Belgisch grondgebied aan luchtvaartuigen die de Belgische nationaliteits- en inschrijvingskenmerken dragen. § 2. De bestuurder moet de gepaste luchtverkeersdienst in kennis stellen van ieder incident dat de veiligheid van luchtvaartuigen, personen en goederen op de grond in het gedrang kan brengen, evenals van de gevallen van bijna aanvaring. § 3. Behalve in geval van dringende noodzakelijkheid is het verboden een luchtvaartuig te verplaatsen dat betrokken was bij een ernstig ongeval of dat hier de oorzaak van was, er voorwerpen, overblijfselen of onderdelen van weg te nemen, los te maken of te verplaatsen, zonder daartoe de toestemming bekomen te hebben van een lid van de l'Air Accident Investigation Unit (AAIU).
Art. 38.Het koninklijk besluit van 18 februari 1991 houdende reglementering van de reclamesleepvluchten, het koninklijk besluit van 15 september 1994Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/09/1994 pub. 01/12/2006 numac 2006000835 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de vliegverkeersregelen. - Duitse vertaling sluiten betreffende de vliegverkeersregels en het koninklijk besluit van 23 november 2000Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 23/11/2000 pub. 30/12/2000 numac 2000014285 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit tot vaststelling van de voor het luchtverkeer te gebruiken seinen sluiten tot vaststelling van de voor het luchtverkeer te gebruiken seinen worden opgeheven.
Art. 39.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 4 december 2014.
Art. 40.De minister bevoegd voor de luchtvaart is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 december 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, Mevr. J. GALANT De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT