Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 december 2006
gepubliceerd op 22 december 2006

Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de organisaties die werken met vrijwilligers

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2006011564
pub.
22/12/2006
prom.
19/12/2006
ELI
eli/besluit/2006/12/19/2006011564/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de organisaties die werken met vrijwilligers


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit waarvan ik de eer heb het aan Uw handtekening voor te leggen beoogt de minimumgarantievoorwaarden van verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de vrijwilligersactiviteit te regelen.

Het besluit wordt uitgevaardigd in uitvoering van artikel 6, § 3, van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers Dit artikel bepaalt dat de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de voorwaarden en de modaliteiten van deze onderschrijving vaststelt.

In het raam van dit besluit werd het niet nuttig geacht de begrippen te hernemen die reeds bepaald werden in de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst noch deze uit de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers gewijzigd door de wetten van 27 december 2005 en 19 juli 2006.

Overigens mag niet uit het oog worden verloren dat dit besluit de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomst vaststelt.

Het blijft bijgevolg steeds mogelijk voor de verzekeraar om een ruimere waarborg aan te bieden. Deze vrijheid laat toe op optimale wijze in te spelen op de specifieke activiteiten van de organisaties.

De verzekeringsdekking bedoeld in artikel 6, § 1, van de wet van 3 juli 2005 moet ten minste gelijk zijn aan deze die overeenkomstig de bepalingen van dit besluit wordt vastgesteld.

Artikelsgewijze bespreking

Artikel 1.Dit artikel verwijst uitdrukkelijk naar artikel 5 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers dat de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie bepaalt.

Art. 2.Er wordt gerefereerd naar de verzekerde bedragen zoals die voortvloeien uit het koninklijk besluit van 12 januari 1984 tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven ten einde minimum dezelfde bedragen te garanderen die op dezelfde wijze evolueren. Het is redelijk om de benadeelden dezelfde beschermingsomvang te bieden wanneer zij het slachtoffer worden van een extra-contractuele fout begaan door een vrijwilliger als het geval zou zijn bij een extra-contractuele fout begaan door om het even wie buiten het kader van een vrijwilligersactiviteit.

Overeenkomstig de bepalingen van Europees recht wordt geen enkele vrijstelling vastgesteld. Partijen blijven vrij overeenkomsten met of zonder vrijstelling te sluiten.

Art. 3.Gelet op de moeilijkheid om dit risico te herverzekeren en teneinde de verzekering betaalbaar te houden, kunnen partijen overeenkomen om het risico m.b.t. informatiedragers en informatica te onderwerpen aan een dekkingsbeperking die geldt per verzekeringsjaar en niet per schadegeval. De dekkingsbeperking mag niet lager zijn dan het minimumbedrag voorgeschreven door artikel 2.

Art. 4.Aangezien het hier gaat om minimumgarantievoorwaarden lijkt het nuttig de verplichte minimum te beperken tot de landen van geografisch Europa en deze die aan de Middellandse Zee grenzen. Aldus is de uitgestrektheid van de waarborg dezelfde als deze die in het koninklijk besluit van 12 januari 1984 is voorzien. Het gebruik van deze terminologie blijkt in het kader van dit laatste besluit geen aanleiding te geven tot interpretatieproblemen.

Voor de verzekeringnemer en de verzekeraar is het uiteraard steeds mogelijk om een ruimere waarborg te onderhandelen. De organisatie kan overigens zelf op individuele basis een verzekeringsovereenkomst onderschrijven die een land of een streek in het bijzonder dekt.

Art. 5.Inzake uitsluitingen blijven de bepalingen van de wet van 25 juni 1992 uiteraard van toepassing. Bij wijze van voorbeeld weze herinnerd aan de bepalingen betreffende opzet, de in de overeenkomst vastgestelde zware fout, oorlog...

Maar voor het overige is de lijst van de uitsluitingen limitatief opgesomd in dit artikel. De contractuele vrijheid om deze uitsluitingen al dan niet op te nemen blijft intact. Inderdaad, het besluit bepaalt dat « mogen worden uitgesloten.... ».

Omwille van de reeds hoger uiteengezette redenen onder artikel 2 worden bepaalde uitsluitingsmogelijkheden die vermeld werden in artikel 6, 2°, 5° en 10° tot 16° van het koninklijk besluit van 12 januari 1984 hernomen.

Verschillende redenen liggen aan de grondslag van de opgesomde uitsluitingen. Vooreerst kan het gebrek aan dekking een gevolg zijn van de afwezigheid van dekking door de herverzekeraars. De schade die rechtstreeks of onrechtstreeks voortvloeit uit asbest is hiervan een voorbeeld.

Vervolgens werden andere uitsluitingsmogelijkheden ingelast om rekening te houden met de onmogelijkheid voor de verzekeraar om bepaalde schade ten laste te nemen waarvan de kostprijs niet kan worden ingeschat (bijvoorbeeld alle milieuschade) en/of omwille van de mogelijkheid om een specifieke polis te onderschrijven die aangepast is aan de eigenschappen van een bijzonder risico (bijvoorbeeld brandrisico's).

Daarnaast kunnen volgende bijkomende toelichtingen worden gegeven : - de omstandigheid dat de schade aan de organisatie van de dekking uitgesloten kan worden, verandert niets aan de aansprakelijkheidsregeling neergelegd in artikel 5 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers. De vrijwilliger wordt daardoor niet plots zelf persoonlijk aansprakelijk. De aansprakelijkheid blijft bij de organisatie. De verzekering moet echter niet tussenkomen voor de door de organisatie ten deze geleden schade. De strekking van deze mogelijke uitsluiting is eventuele collusie of fraude te vermijden. - voor artikel 5, 3° kan worden gespecificeerd dat het hier gaat om schade veroorzaakt door personen- of goederenliften en bijgevolg niet deze veroorzaakt door vrijwilligers die deze personen- of goederenliften bedienen. - voor artikel 5, 4° dient de aandacht erop gevestigd te worden dat de uitsluiting geen toepassing vindt wanneer de verzekerde (de organisatie) enkel gebruiker is van het gebouw. De uitsluiting geldt uitsluitend ten aanzien van de verzekerde die eigenaar of huurder is van het gebouw, omdat de eigenaar of huurder normaliter een brandverzekering moet aangaan.

De dekking in hotels of gelijkaardige logementhuizen geldt uiteraard slechts wanneer het verblijf kadert in de uitoefening van een vrijwilligersactiviteit. - de uitsluiting van artikel 5, 5° beoogt zware werken die raken aan de structuur van het bouwwerk. Onderhoudswerkzaamheden worden duidelijk niet geviseerd. - de uitsluiting van artikel 5, 11° beoogt fraude en collusie te vermijden.

Art. 6 en 7. Deze bepalingen behoeven geen bijzondere commentaar.

Wij hebben de eer te zijn Sire, Van Uwe Majesteit De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE

19 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de organisaties die werken met vrijwilligers ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers, gewijzigd bij de wetten van 27 december 2005 en 19 juli 2006, inzonderheid op artikel 6, § 3;

Gelet op het overleg in de Ministerraad van 1 december 2006;

Gelet op de hoogdringendheid gemotiveerd door het feit dat de verzwaarde aansprakelijkheid voor de organisaties in werking treedt op 1 januari 2007; dat bijgevolg het reglementair kader dat de verzekering van deze aansprakelijkheid regelt eveneens imperatief op deze datum moet vastgesteld zijn; dat dit zich om redenen van rechtszekerheid opdringt, zoniet zouden organisaties intussen verzekerd kunnen worden tegen voorwaarden die minder ver reiken dan wenselijk is en derhalve een nieuwe polis moeten aangaan of hun bestaande polis doen aanpassen op het ogenblik dat onderhavig Koninklijk Besluit later uitgevaardigd wordt; dat dit niet enkel misleidend maar vooral bijzonder nadelig zou zijn voor de organisaties en hun vrijwilligers waarvan de becherming beoogd wordt; dat, ten slotte, over de inhoud van de minimumdekkingsvoorwaarden naar de organisaties van vrijwilligers toe gecommuniceerd moet worden vóór hun verzwaarde aansprakelijkheid effectief wordt op 1 januari 2007;

Gelet op het advies nr. 41.827/1 van de Raad van State, gegeven op 7 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze in Raad vergaderde Ministers;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder « burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst », de aansprakelijkheid bedoeld in artikel 5 van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers.

De verzekeringsovereenkomst gesloten in het kader van de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers geeft aan de verzekerden ten minste een dekking overeenkomstig de minimumgarantievoorwaarden bij dit besluit vastgelegd.

Art. 2.Het bedrag van de dekking wordt vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, eerste en derde lid, van het koninklijk besluit van 12 januari 1984 tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven.

De partijen kunnen een vrijstelling bedingen.

Art. 3.De partijen mogen het in artikel 2 bedoeld bedrag toepasselijk verklaren per verzekeringsjaar en niet per schadegeval voor de schade voortvloeiend uit de beschadiging en de vernietiging van informatiedragers van elektronische apparatuur met inbegrip van de opgeslagen informatie en de onstoffelijke schade die hieruit voortvloeit, indien deze beschadiging of vernietiging rechtstreeks of onrechtstreeks veroorzaakt wordt of het gevolg is van het elektronisch verkeer van gegevens van datatransmissiesystemen zoals internet, intranet, extranet of andere gelijkaardige systemen, de verspreiding van een virus of de inbraak in deze systemen.

Art. 4.De dekking strekt zich uit tot alle landen van geografisch Europa en die welke aan de Middellandse zee grenzen. Deze landen moeten met naam in de verzekeringsovereenkomst opgesomd worden.

Art. 5.Onverminderd de bepalingen van de wet van 25 juni 1992 betreffende de landverzekeringsovereenkomst, mogen van de dekking worden uitgesloten : 1. de schade veroorzaakt aan de organisatie;2. de schade die rechtstreeks of onrechtstreeks het gevolg is van een wijziging van de atoomkern, van de radioactiviteit of van de voortbrenging van ioniserende stralingen;3. schade veroorzaakt door personen- of goederenliften;4. de stoffelijke schade veroorzaakt door vuur, door een brand, door een ontploffing of door rook ingevolge vuur of een brand die ontstaat of meegedeeld wordt door het gebouw waarvan de verzekerde eigenaar of huurder is, met uitzondering evenwel van schade veroorzaakt in hotels of gelijkaardige logementhuizen door de verzekerden betrokken tijdens een tijdelijk of toevallig verblijf;5. schade veroorzaakt door gebouwen ter gelegenheid van de opbouw, wederopbouw of de aanpassingswerken eraan;6. stoffelijke schade veroorzaakt door grondverschuivingen;7. schade veroorzaakt door het gebruik van zeilboten van meer dan 200 kg of motorboten die aan de verzekerde toebehoren of door hem gehuurd worden;8. schade veroorzaakt door het gebruik van luchtvaartuigen die aan de verzekerde toebehoren of door hem in huur genomen worden;9. schade veroorzaakt door het beoefenen van de jacht alsmede de wildschade;10. alle schade welke rechtstreeks of onrechtstreeks voortvloeit uit asbest en/of zijn schadelijke eigenschappen, alsmede uit elk ander materiaal dat asbest bevat onder om het even welke vorm;11. de schade voortvloeiend uit het verlies, de verdwijning of de diefstal van informatiedragers van elektronische apparatuur, met inbegrip van de opgeslagen informatie en de onstoffelijke schade die hieruit voortvloeien;12. de schade veroorzaakt aan derden door de verontreiniging van de bodem, het water of de atmosfeer.Deze uitsluiting is niet van toepassing indien deze schade het rechtstreeks gevolg is van een ongeval; 13. de gerechtelijke minnelijke, administratieve of economische boeten, dwangsommen en de schadevergoedingen als strafmaatregel of afschrikkingmiddel in sommige buitenlandse rechtstelsels, evenals de gerechtskosten inzake strafvervolgingen;14. de schade als gevolg van de aansprakelijkheid van de bestuurders van rechtspersonen betreffende fouten begaan in hun hoedanigheid van bestuurder.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.

De bepalingen van dit besluit zijn toepasselijk op de lopende verzekeringsovereenkomsten vanaf de inwerkingtreding van dit besluit.

De verzekeringsondernemingen brengen de tekst van de verzekeringsovereenkomsten die lopen op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit daarmee in overeenstemming op de eerste jaarlijkse vervaldag die volgt op de periode van zes maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 7.Onze minister bevoegd voor economie en Onze minister bevoegd voor sociale zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 december 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE

^