Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 19 december 2005
gepubliceerd op 03 maart 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vezelcement, betreffende het nationaal akkoord voor de jaren 2003-2004

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005012667
pub.
03/03/2006
prom.
19/12/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vezelcement, betreffende het nationaal akkoord voor de jaren 2003-2004 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de vezelcement;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vezelcement, betreffende het nationaal akkoord voor de jaren 2003-2004.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 19 december 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de vezelcement Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 2003 Nationaal akkoord voor de jaren 2003-2004 (Overeenkomst geregistreerd en 30 oktober 2003 onder het nummer 68222/CO/106.03) Brugpensioen vanaf 58 jaar

Artikel 1.De collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1988 en 7 maart 1989 (registratienummer 23298) betreffende het conventioneel brugpensioen, verlengd bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 17 april 1991 (registratienummer 27425), 18 maart 1993 (registratienummer 33272), 22 maart 1995 (registratienummer 37787), 6 juni 1997 (registratienummer 44291), 10 juni 1999 (registratienummer 51480) en 13 juni 2001 (registratienummer 61386) wordt verder verlengd tot en met 30 juni 2005.

Brugpensioen vanaf 56 jaar met 20 jaar ploegenarbeid met nachtdienst, waarvan 10 jaar in de sector

Art. 2.Aansluitend bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1995 (registratienummer 37786), betreffende het protocol van nationaal akkoord voor de jaren 1995-1996, en de collectieve arbeidsovereenkomsten van 6 juni 1997 (registratienummer 44291) en 10 juni 1999 (registratienummer 51480) gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1999 (registratienummer 54502) en de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001(registratienummer 61386) wordt de brugpensioenleeftijd verlaagd tot 56 jaar voor arbeid(st)ers met een beroepsloopbaan als loontrekkende van 33 jaar en 20 jaar ploegenarbeid met nachtdienst, waarvan 10 jaar in de sector, en dit tot en met 31 december 2004. Halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar

Art. 3.Aansluitend bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1995 (registratienummer 37788), betreffende het protocol van nationaal akkoord voor de jaren 1995-1996, die voltijds brugpensioen voorzag vanaf 55 jaar met een anciënniteit van 33 jaar, de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 1997 (registratienummer 44291), de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 (registratienummer 51480) gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1999 (registratienummer 54502) en de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001(registratienummer 61386) hebben de arbeid(st)ers de mogelijkheid op halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar mits een beroepsloopbaan als loontrekkende van 25 jaar, waarvan 10 jaar in de sector, en dit tot en met 31 december 2004. Vervroegd uittreden op 55 jaar

Art. 4.Arbeid(st)ers die ontslagen worden om economische of technische redenen en die de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben, genieten van een extra legale bestaanszekerheidsvergoeding indien : 1. de werknemer op datum van uitdiensttreding de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft en geen gebruik maakt van een brugpensioenregeling of collectieve arbeidsovereenkomst nr.46; 2. de werknemer blootgesteld is geweest aan het beroepsrisico asbest, volgens modaliteiten bepaald in de desbetreffende ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomsten. De opzegtermijn die in de onderneming van toepassing is bij afdanking, dient te worden gepresteerd.

Het bedrag van de bestaanszekerheidsvergoeding wordt vastgelegd op datum van uitdiensttreding. Het bedraagt steeds 90 pct. van het nettomaandloon, verminderd met de werkloosheidsuitkeringen, verhoogd met de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, tot de leeftijd van 65 jaar. Het totaal van deze bestaanszekerheids - en de gemiddelde werkloosheidsvergoedingen wordt geplafonneerd tot het bedrag van de theoretische brugpensioenberekening.

Op het ogenblik van de uitdiensttreding zal een individuele berekening worden opgemaakt van de bijkomende bestaanszekerheidsvergoedingen tot de leeftijd van 65 jaar.

Deze vergoedingen kunnen niet meer worden gewijzigd, behoudens wanneer en zoals de sociale uitkeringen geïndexeerd worden.

De aanvullende vergoeding zal enkel en alleen worden toegekend indien betrokkene recht heeft op werkloosheidsuitkeringen en wordt gegarandeerd tot de betrokkene het rustpensioen heeft verkregen en is niet cumuleerbaar met brugpensioenvergoedingen of collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46.

Werknemers die méér dan één jaar afwezig zijn wegens ziekte komen voor deze uittreding niet in aanmerking, indien zij niet kunnen presteren gedurende de opzegtermijn.

De uitgekeerde bedragen zijn onderworpen aan fiscale inhoudingen.

Dit artikel treedt in werking op 1 juli 2003 en treedt buiten werking op 30 juni 2005.

Vorming en opleiding

Art. 5.Verhoging van de 0,10 pct. inspanning voor de risicogroepen tot 0,15 pct. in het raam van de vrijstelling van de verplichting om jongeren aan te werven in een startbaan. Daarenboven wordt een extra inspanning van 0,05 pct. geleverd in het raam van vorming en opleiding (onder andere stress en werkdruk). Bijdragen te regelen via het sociaal fonds.

Tijdskrediet

Art. 6.De bestaande loopbaanonderbrekingsformules worden, conform het interprofessioneel akkoord 2001-2002 en conform collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis en ter, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 2001 en 10 juli 2002 en de nader te bepalen overgangsmaatregelen, herschreven naar tijdskrediet met een mogelijke uitbreiding naar 5 jaar mits afsluiten van een bijkomende collectieve arbeidsovereenkomst over navermelde punten : - een percentage reservering voor de soorten tijdskrediet (vol-, halftijds, 4/5); - rangordebepaling.

Overeenkomstig een federaal, gemeenschaps- of gewestelijk werkgelegenheidsakkoord, komen de arbeiders die gebruik maken van de hiervoor vermelde maatregelen in aanmerking voor eventuele aanmoedigingspremies indien er geen vervangingsverplichting is.

Index

Art. 7.De 2 pct. van de volgende indexsprong zal toegekend worden bij overschrijding van de spilindex 113,23 doch uiterlijk op 1 oktober 2004.

Koopkracht

Art. 8.De lonen worden verhoogd met 0,08 EUR per uur vanaf 1 mei 2003 en met 0,04 EUR per uur op 1 januari 2004.

Minimumloon

Art. 9.Het minimale productieloon voor de sector bedraagt 10,56 EUR per 1 mei 2003 in het regime van de 38 urenweek.

Bestaanszekerheidsvergoeding

Art. 10.Het basisbedrag van de bestaanszekerheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid wordt verhoogd tot 6,70 EUR per dag vanaf 1 mei 2003.

Verlenging van al bestaande akkoorden

Art. 11.Alle akkoorden niet vervat in of gewijzigd door deze collectieve arbeidsovereenkomst blijven behouden.

Duurtijd

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003 en treedt buiten werking op 31 december 2004, behoudens anders vermeld.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 19 december 2005.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^