gepubliceerd op 14 mei 2014
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 2004 houdende oprichting van een Raad voor de Intellectuele Eigendom
19 APRIL 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 juli 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/07/2004 pub. 17/08/2004 numac 2004011319 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit houdende oprichting van een Raad voor de Intellectuele Eigendom sluiten houdende oprichting van een Raad voor de Intellectuele Eigendom
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, artikel 108;
Gelet op het koninklijk besluit van 5 juli 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/07/2004 pub. 17/08/2004 numac 2004011319 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit houdende oprichting van een Raad voor de Intellectuele Eigendom sluiten houdende oprichting van een Raad voor de Intellectuele Eigendom;
Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 3 van het koninklijk besluit van 5 juli 2004Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/07/2004 pub. 17/08/2004 numac 2004011319 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit houdende oprichting van een Raad voor de Intellectuele Eigendom sluiten houdende oprichting van een Raad voor de Intellectuele Eigendom wordt vervangen als volgt : "
Art. 3.§ 1. De Raad bestaat uit twee secties, de sectie van de industriële eigendom en de sectie van het auteursrecht en de naburige rechten, die respectievelijk belast zijn met vraagstukken van industriële eigendom en met vraagstukken van auteursrecht en naburige rechten.
Elke sectie wordt voorgezeten door een lid van de sectie, aangeduid door de minister voor een hernieuwbare periode van vier jaar.
Elke sectie duidt onder haar leden twee ondervoorzitters aan. § 2. De sectie van de industriële eigendom omvat : 1° veertien personen erkend voor hun juridische deskundigheid op het vlak van de industriële eigendom;2° acht merken- en/of octrooigemachtigden;3° zes vertegenwoordigers van ondernemingen of van organisaties van ondernemingen;4° drie vertegenwoordigers van de regionale entiteiten die verantwoordelijk zijn voor het bevorderen van innovatie;5° twee vertegenwoordigers van organisaties van verbruikers. § 3. De sectie van het auteursrecht en de naburige rechten omvat twee sub-secties, de sub-sectie `Deskundigen' en de sub-sectie `Belanghebbenden'.
De voorzitter van de sectie van het auteursrecht en de naburige rechten is ook de voorzitter van deze twee sub-secties.
Elke sub-sectie duidt onder haar leden twee ondervoorzitters aan.
De sub-sectie `Deskundigen' omvat twaalf personen erkend voor hun juridische deskundigheid op het vlak van het auteursrecht en de naburige rechten.
De sub-sectie `Belanghebbenden' omvat : 1° acht vertegenwoordigers van de rechthebbenden;2° acht vertegenwoordigers van gebruikersorganisaties;3° drie vertegenwoordigers van de gemeenschappen;4° twee vertegenwoordigers van organisaties van verbruikers. § 4. De personen bepaald in paragraaf 2, 1°, en paragraaf 3, vierde lid, voeren hun opdracht binnen de Raad op onafhankelijke wijze uit en uiten hun standpunt onafhankelijk van belangen die ze kunnen hebben uit hoofde van andere functies. § 5. Eenzelfde persoon kan worden aangeduid als lid van de sectie van de industriële eigendom en als lid van de sectie van het auteursrecht en van de naburige rechten. § 6. De Raad wordt afwisselend voor een jaar voorgezeten door de voorzitter van één van de secties, te beginnen met de oudste voorzitter.
In geval van verhindering van de voorzitter van de Raad, wordt de vergadering voorgezeten door de voorzitter van de andere sectie en bij diens afwezigheid door de oudste ondervoorzitter van de vergadering.
In geval van verhindering van de voorzitter van een sectie of sub-sectie, wordt de vergadering voorgezeten door de oudste ondervoorzitter van de vergadering."
Art. 2.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de woorden "effectieve en plaatsvervangende" opgeheven.
Art. 3.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Art.6. § 1. Wat de vraagstukken betreft die tot de bevoegdheid van de Raad behoren, kan de voorzitter van de Raad, in overleg met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom, het onderzoek van één of meer vraagstukken toevertrouwen aan een ad hoc werkgroep, samengesteld uit leden van de Raad die hij benoemt en uit personen vermeld in artikel 9.
De voorzitter van de Raad duidt onder de leden ervan een voorzitter aan voor elke opgerichte ad hoc werkgroep.
De voorzitter van de Raad waakt over de uitvoering van de opdrachten die aan de opgerichte ad hoc werkgroepen worden toegewezen. § 2. Wat de vraagstukken betreft die tot de bevoegdheid van een sectie behoren, kan de voorzitter van deze sectie, in overleg met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom, het onderzoek van één of meer vraagstukken toevertrouwen aan een ad hoc werkgroep samengesteld uit leden van deze sectie die hij benoemt en uit personen vermeld in artikel 9.
De voorzitter van elke sectie duidt onder de leden ervan een voorzitter aan voor elke opgerichte ad hoc werkgroep.
De voorzitter van elke sectie waakt over de uitvoering van de opdrachten die aan de opgerichte ad hoc werkgroepen worden toegewezen. § 3. Wat de vraagstukken betreft die tot de bevoegdheid van de sectie van het auteursrecht en van de naburige rechten behoren, kan de voorzitter van deze sectie, in overleg met de Dienst voor de Intellectuele Eigendom, het onderzoek van één of meer vraagstukken aan de hele sectie toevertrouwen, aan een enkele sub-sectie als bedoeld in artikel 3, § 3, of in parallel aan de twee sub-secties als bedoeld in artikel 3, § 3."
Art. 4.In artikel 7 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.
Art. 5.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden tussen het tweede en het derde lid twee leden ingevoegd, luidende: "De raadpleging van de Raad en van de secties kan, indien de betrokken voorzitter dit gewettigd acht, op schriftelijke wijze plaatsvinden.
De Raad en de secties kunnen hun advies op anonieme wijze brengen."
Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 13/1 ingevoegd, luidende: "
Art. 13/1.Artikelen 6 tot en met 13 zijn mutatis mutandis van toepassing op de sub-secties, als bedoeld in artikel 3, § 3."
Art. 7.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 19 april 2014.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE