gepubliceerd op 28 april 2001
Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald
19 APRIL 2001. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op het artikel 6, vervangen door de wet van 30 december 1988 en gewijzigd door de wetten van 20 juli 1990 en van 29 april 1996;
Gelet op de koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald, gewijzigd door het ministerieel besluit van 20 september 1998;
Gelet op het ministerieel besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald, gewijzigd door de ministeriele besluiten van 13 juli 1992, 30 december 1992, 13 december 1993, 26 november 1996, 11 maart 1997, 20 mei 1997 en 9 juni 1999;
Gelet op het meerjarig plan van 1 maart 2001 voor de gezondheidssector, afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de non-profit private sector;
Gelet op het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 april 2001;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 17 april 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de beheerders van de initiatieven voor beschut wonen zo spoedig mogelijk dienen ingelicht te worden van de voorwaarden van de in werkstelling van de arbeidsduurvermindering, in het kader van de eindeloopbaanproblematiek, dat deze maatregelen toepasbaar zijn vanaf 1 juli 2001, dat sommige gegevens dienen geleverd te worden vóór 31 mei 2001 teneinde een forfaitaire financiering aan de initiatieven voor beschut wonen toe te kennen; dat onderstaande bepalingen dienen te worden hernomen in dit koninklijk besluit zoals gevraagd in een verzoekschrift door de Raad van State in zijn advies 31.444/3 van 5 april 2001, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Per erkend initiatief van beschut wonen wordt een budget van financiële middelen toegewezen. Dit budget dekt op een forfaitaire wijze de werkingskosten. Het budget wordt, op jaarbasis, als volgt vastgesteld : A) 1 541,10 EUR (index per 1 juli 2001) per plaats van beschut wonen als eenmalige installatievergoeding;
B) voor de personeelskosten : Per 1 januari 1999 respectievelijk 5 988,22 EUR (index per 1 juli 2001) per plaats van beschut wonen voor 2/3 van het aantal plaatsen en 7 984,30 EUR (index per 1 juli 2001) voor 1/3 van het aantal plaatsen; C) Vanaf 1 september 1998, voor de registratie van de minimale psychiatrische gegevens 2 579,11 EUR (index per 1 juli 2001) per initiatief van beschut wonen en verhoogd met 51,59 EUR (index per 1 juli 2001) per plaats van beschut wonen.
Om van deze financiering te kunnen genieten, dient het bewijs te worden geleverd dat ten minste twee personeelsleden van het initiatief beschut wonen de registratiecursus hebben gevolgd, georganiseerd door het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Ingeval dit niet wordt doorgestuurd binnen de voorgeschreven termijn, of ingeval van gedeeltelijke overdracht of niet-conformiteit aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 20 september 1998 dat de regels bepaalt volgens dewelke de minimale psychiatrische statistische gegevens voor de initiatieven beschut wonen aan de Minister, die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheden heeft, moeten worden medegedeeld, wordt aan de instellingen per aangetekend schrijven een herinneringsbrief verstuurd die een nieuwe termijn van 30 dagen vaststelt, beginnende op de verzendingsdatum van het aangetekend schrijven, de stempel van de post dient als bewijs voor de mededeling van de genoemde gegevens.
Indien na verloop van deze laatste termijn wordt vastgesteld dat de beheerder niet het gewilde gevolg heeft gegeven, zal een vermindering van 10 % op het budget van financiële middelen van het initiatief beschut wonen worden toegepast, vanaf de eerste van de maand die volgt op het verloop van de termijn tot op het ogenblik dat de gevraagde inlichtingen in het bezit zijn van het Departement. Om de duur van de sanctie vast te stellen zal iedere lopende maand worden beschouwd als volledig maand.
D) Vanaf 1 januari 1999, voor de medische functie : - 6 963,63 EUR (index per 1 juli 2001) voor de initiatieven met maximum 20 plaatsen; - 11 606,03 EUR (index per 1 juli 2001) voor de initiatieven met maximum 40 plaatsen; - 13 927,25 EUR (index per 1 juli 2001) voor de initiatieven met maximum 60 plaatsen; - 16 248,45 EUR (index per 1 juli 2001) voor de initiatieven met maximum 80 plaatsen; - 18 569,65 EUR (index per 1 juli 2001) voor de initiatieven met maximum 100 plaatsen; - 20 890,85 EUR (index per 1 juli 2001) voor de initiatieven met meer dan 100 plaatsen.
E) 1° Definitie Voor de toepassing van huidige paragraaf dient verstaan te worden onder : « het sociaal akkoord » : het sociaal akkoord van 1 maart 2000 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profit sector; « protocol nr. 120/2 » : het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 afgesloten tussen het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten; « de sociale akkoorden » : de sociale akkoorden tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering, gesloten ingevolge de basisteksten van 1 maart 2000 en 28 november 2000; « eindeloopbaan maatregelen » : de maatregelen genomen in de sociale akkoorden, zijnde de toekenning van een premie vanaf 45 jaar, 50 jaar en 55 jaar, toegekend onder vorm van een vermindering van de arbeidsduur van respectievelijk 2 uur vanaf 45 jaar, 4 uur vanaf 50 jaar en 6 uur vanaf 55 jaar of onder vorm van een bijkomende premie equivalent aan de financiering van de toepasbare uurvermindering voor de personen die opteren voor het voortzetten van hun arbeidstijd; « personeelsleden » : de verplegende en verzorgende personeelsleden die effectief verplegende en verzorgende taken uitvoeren, waarvan de arbeidsduur in het individuele arbeidscontract of de individuele benoemingsakte, afgesloten met het ziekenhuis overeenstemt met ten minste de helft van een voltijdse tewerkstelling naar de conventionele arbeidstijd en die nog niet genieten van andere maatregelen met het oog op de vermindering van hun prestaties; « gelijkgesteld personeel » : de notie van gelijkgesteld personeel alsook de gegevens waaruit blijkt dat deze personeelsleden beantwoorden aan deze notie zal vastgesteld worden door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft; « arbeidsduur » : de dagelijkse arbeidsduur zoals overeengekomen in het arbeidscontract of zoals het van toepassing is op het personeelslid van een openbaar ziekenhuis. 2° Financieringsregels a) Teneinde de eindeloopbaan maatregelen te financieren, wordt aan de initiatieven voor beschut wonen een forfaitair bedrag (F) toegekend, vastgesteld volgens de hierna vastgestelde regelen en voor zover de principes van de sociale akkoorden ten laatste op 30 april 2001 nageleefd werden in collectieve arbeidsovereenkomsten, afgesloten in de bevoegde paritaire commissie of in de protocolakkoorden afgesloten in de bevoegde overlegcomités, voorzien door de wet van 19 december 1974, die de betrekkingen regelt tussen de openbare overheden en de syndicaten van de werknemers afhangend van deze overheid. De Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, mag echter deze datum wijzigen.
Het forfaitair bedrag wordt als volgt berekend : F = F1 + F2 Waar : F1 = het verschuldigd bedrag voor het personeelslid die voor de dagelijkse effectieve arbeidsduurvermindering opteert, wordt als volgt berekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Waar : A = 33 465,63 EUR (index per 1 juli 2001) H : aantal verminderde arbeidsuren S : dagelijks arbeidsregime toegepast in de instelling M : aantal maanden in de vereiste leeftijd tussen de eerste van de maand waarin de verjaardag valt en het einde van de periode waarvan vermelding onder c), 1., 2., 3. en 4.
T : aantal te presteren uren per week zoals blijkt uit het arbeidscontract of de individuele benoemingsakte C : coëfficiënt gelijk aan 1 voor voltijdse arbeid en gelijk aan 0,5 voor een deeltijdse arbeid X : aantal door de werkgever effectief betaalde maanden aan het personeelslid, tijdens de beschouwde periode En waar : F2 = het verschuldigd bedrag voor het personeelslid dat opteert voor de premie, wordt als volgt berekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Waar : A = 39.662,96 EUR (index per 1 juli 2001) ;
H = equivalent aantal verminderde uren van de arbeidsduur in het kader van de toekenning van een premie En S, M, T, C en X hebben dezelfde betekenis als in de formule F1 b) Inlichtingen te verstrekken door de instelling 1° de naam en voornaam van het personeelslid, 2° zijn geboortedatum, 3° zijn functie, 4° de gekozen optie tussen de vermindering van de arbeidstijd en de premie, 5° het aantal verminderde uren dat hij kan verkrijgen, naargelang zijn leeftijd, 6° het dagelijks uurregime van kracht in de instelling, 7° aantal maanden in de vereiste leeftijd tussen de eerste van de maand waarin de verjaardag valt en het einde van de periode waarvan vermelding onder c), 1., 2., 3. en 4., 8° het aantal door het personeelslid te presteren uren zoals blijkt uit het arbeidscontract of de individuele benoemingsakte, 9° het aantal door de werkgever betaalde maanden tijdens de beschouwde periode.c) Toekenningsmodaliteiten 1.Periode van 1 juli 2001 tot 30 juni 2002 Voor de periode van 1 juli 2001 tot 30 juni 2002 wordt een voorlopig bedrag F toegekend, op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 31 mei 2001.
Voor de berekening van het voorlopig bedrag is de factor X/12 van de berekeningsformules van F1 en F2 gelijk aan 12/12.
Eens de periode verstreken, zal worden overgegaan tot de definitieve berekening van F op basis van de inlichtingen, opgesteld op 30 juni 2002, en medegedeeld tegen ten laatste 30 september 2002.
Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via een inhaalbedrag vereffend worden. 2. Periode van 1 juli 2002 van 30 juni 2003 Voor de periode van 1 juli 2002 tot 30 juni 2003 wordt een voorlopig bedrag F toegekend, op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 31 mei 2002. Voor de berekening van het voorlopig bedrag is de factor X/12 van de berekeningsformules van F1 en F2 gelijk aan 12/12.
Eens de periode verstreken, zal worden overgegaan tot de definitieve berekening van F op basis van de inlichtingen, opgesteld op 30 juni 2003, en medegedeeld tegen ten laatste 30 september 2003.
Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via een inhaalbedrag vereffend worden. 3. Periode van 1 juli 2003 tot 30 juni 2004 Voor de periode van 1 juli 2003 tot 30 juni 2004 wordt een voorlopig bedrag F toegekend, op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 31 mei 2003. Voor de berekening van het voorlopig bedrag is de factor X/12 van de berekeningsformules van F1 en F2 gelijk aan 12/12.
Eens de periode verstreken, zal worden overgegaan tot de definitieve berekening van F op basis van de inlichtingen, opgesteld op 30 juni 2004, en medegedeeld tegen ten laatste 30 september 2004.
Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via een inhaalbedrag vereffend worden. 4. Vanaf 2004 Het voorlopig berekend bedrag bij toepassing van punt 3.vormt de provisie die van toepassing blijft vanaf 1 juli 2004.
Het definitieve bedrag voor de periode van 1 januari 2004 tot 31 december 2004 zal vastgesteld worden op basis van de inlichtingen medegedeeld tegen ten laatste 1 mei 2005 en zal het voorlopige budget dat gestort werd voor de beschouwde periode vervangen;
Telkens een definitief bedrag zal berekend zijn, zal dit bedrag de provisie vormen geldig voor het boekjaar dat volgt op de vaststelling van dit definitief bedrag.
Voor elk van de volgende burgerjaren, zal het definitief bedrag vastgesteld worden op basis van de inlichtingen die tegen 1 mei van het jaar dat volgt op het beschouwde boekjaar medegedeeld worden en zal het voorlopige budget dat gestort werd voor de beschouwde periode vervangen;
Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F zal via een inhaalbedrag vereffend worden. d) Bijkomende bepalingen Voor de personeelsleden die geopteerd hebben voor de dagelijkse vermindering van hun arbeidstijd, dient de beheerder het bewijs te leveren dat de vrijgemaakte arbeidstijd gecompenseerd werd door nieuwe aanwervingen of door een verhoging van de dagelijkse arbeidsduur door andere personeelsleden. Daarom dient de beheerder, tezelfdertijd als de inlichtingen die dienen voor de definitieve berekening, een lijst met volgende inlichtingen over te maken : - Naam en voornaam van het aangeworven personeelslid en van het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een vermeerdering van zijn arbeidstijd, - bijkomende VTE, - aanvangsdatum van het contract, - einddatum van het contract.
Een kopie van het arbeidscontract of van de individuele benoemingsakte dient bij deze lijst gevoegd te worden. » e) Sancties Indien de beheerder niet binnen de vereiste termijn de inlichtingen betreffende de uitwerking van de definitieve budgetten mededeelt, zullen de voorlopige bedragen zoals bedoeld onder de punten c), 1., 2., 3. en 4., teruggevorderd worden.
Art. 2.§ 1. Het quotum van verblijfsdagen is gelijk aan het aantal dagen dat de beschikbare plaatsen effectief gedurende het dienstjaar bezet waren.
Provisioneel wordt uitgegaan van een bezetting van 100 %. § 2. De eindverrekening gebeurt via een inhaalbedrag dat wordt toegepast op het budget van financiële middelen van het daaropvolgend dienstjaar.
Art. 3.De prijs per verblijfsdag wordt bekomen door het budget van financiële middelen te delen door het quotum van verblijfsdagen.
Art. 4.De in artikel 1 bedoelde bedragen worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
Art. 5.Opdat een initiatief voor beschut wonen voor financiering in aanmerking zou komen, dient door de inrichtende macht van het beschut wonen een afschrift van het besluit van erkenning en van de wijziging hiervan, evenals van de verlenging van erkenning, te worden overgemaakt aan de Minister die de vaststelling van de prijs van verblijf voor het beschut wonen onder zijn bevoegdheid heeft.
Indien de overheid die de erkenning heeft verleend deze beslissing overmaakt, dan is de inrichtende macht hiervan vrijgesteld.
Art. 6.Het ministerieel besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald, gewijzigd door de ministeriele besluiten van 13 juli 1992, 30 december 1992, 13 december 1993, 26 november 1996, 11 maart 1997, 20 mei 1997 en 9 juni 1999 wordt opgeheven.
Overgangsbepaling
Art. 7.Voor de periode van 1 juli tot 31december 2001, is het bedrag ten belope van 62 168 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 1 541,10 EUR, het bedrag ten belope van 241 564 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 5 988,22 EUR, het bedrag ten belope van 322 086 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 7 984,30 EUR, het bedrag ten belope van 104 041 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 2 579,11 EUR, het bedrag ten belope van 2 081 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 51,59 EUR, het bedrag ten belope van 280 912 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 6 963,63 EUR, het bedrag ten belope van 468 186 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 11 606,03 EUR, het bedrag ten belope van 655 461 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 16 248,45 EUR, het bedrag ten belope van 749 098 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 18 569,65 EUR, het bedrag ten belope van 842 735 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 20 890,85 EUR, het bedrag ten belope van 1 350 000 BEF van toepassing in plaats van het bedrag van 33 465,63 EUR en het bedrag ten belope van 1 600 000 BEF van toepassing plaats van het bedrag van 39 662,96 EUR. Slotbepaling
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. De forfaitaire bedragen waarvan sprake in artikel 1, E), 2°, a), van huidig besluit, zijn slechts verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de collectieve arbeidsovereenkomst of de protocolakkoorden zoals bedoeld in artikel 1, E), 2°, a), eerste alinea, van huidig besluit, effectief van toepassing worden en ten vroegste op 1 juli 2001; de tijdstippen zoals bedoeld in artikel 1, E), 2°, c), 1., van huidig besluit, worden eventueel verschoven met de periode die ligt tussen 1 juli 2001 en vorenvermelde tijdstippen.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, op 19 april 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, M. AELVOET De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE