gepubliceerd op 03 november 2008
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2007 en 22 augustus 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken, betreffende de sociale programmatie 2007-2008
18 SEPTEMBER 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2007 en 22 augustus 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken, betreffende de sociale programmatie 2007-2008 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2007 en 22 augustus 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken, betreffende de sociale programmatie 2007-2008.
Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 september 2008.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de cementfabrieken Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2007 en 22 augustus 2007 Sociale programmatie 2007-2008 (Overeenkomst geregistreerd op 17 januari 2008 onder het nummer 86380/CO/106.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken (PSC 106.01).
Met "arbeider" worden zowel arbeiders als arbeidsters geviseerd. HOOFDSTUK II. - Looptijd
Art. 2.De huidige collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten voor een duur van twee jaar, op 1 januari 2007 tot 31 december 2008, behalve andersluidende bepaling. HOOFDSTUK III. - Bindende kracht
Art. 3.Alle ondertekenende partijen verzoeken de Koning om deze huidige collectieve arbeidsovereenkomst algemeen bindend te verklaren. HOOFDSTUK IV. - Werkgelegenheid
Art. 4.De bedrijven van de sector bevestigen hier het feit dat er, tot op heden, buiten de reeds geplande herstructureringen, geen verdere herstructureringsplannen zijn. Heden is er geen behoefte aan een nieuwe herstructurering voor de duur van de bestaande collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Arbeidsorganisatie
Art. 5.§ 1. Het continu productieproces en de conjuncturele schommelingen die voor de cementsector kenmerkend zijn, rechtvaardigen het behoud van uurroosters die recuperatie-uren met zich mee brengen.
De bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten worden bevestigd, wat betreft het maximaal aantal betaalde overuren, de termijnen van betaling en het naleven van de recuperatieprocedures. § 2. Binnen het wettelijke kader, hebben de werknemers de mogelijkheid om tussen recuperatie en uitbetaling te kiezen van de 65 eerste overuren die in het kader van een buitengewone vermeerdering van werk (artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971) of van arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist (artikel 26, § 1, 3°, van dezelfde wet) gepresteerd worden. § 3. Per betrokken fabriek zal er zo snel mogelijk een werkgroep opgericht worden om de oorzaken van de te recuperen uren te onderzoeken teneinde pistes uit te denken om de recuperatie van de inhaalrusturen te regelen en het ontstaan van te recuperen inhaalrusturen te beperken.
Alle mogelijke middelen zullen worden aangewend om dit probleem op te lossen. Uit een niet limitatieve lijst kunnen we een paar voorbeelden citeren : het organiseren van de recuperatie van de inhaalrusturen, tijdelijke aanwervingen, een beroep op uitzendkrachten/onderaannemers, of het bezoldigen van de te recupereren inhaalrusturen voor wie het wil. § 4. De algemene doelstelling van de sector is een vermindering met 25 pct. van het aantal te recuperen inhaalrusturen ten opzichte van de referentiedatum van 30 april 2007 en dit vóór 30 april 2008.
Eind april 2008 zal de beperkte commissie de door iedere fabriek getroffen maatregelen onderzoeken, haar mening hieromtrent bekend maken en, zo nodig, bijkomende maatregelen treffen op nationaal niveau. Hierbij wordt niet uitgesloten dat de te recuperen inhaalrusturen tussen het 66ste en het 130ste uur - op vrijwillige basis - uitbetaald worden op basis van een aparte sectorale overeenkomst. § 5. Op sectoraal vlak of per bedrijf kunnen zo nodig nog andere collectieve arbeidsovereenkomsten goedgekeurd worden voor dezelfde duur als onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, waarmee de bedrijven van de sector de interne limiet inzake inhaalrust van 65 uur naar 130 uur zullen kunnen verschuiven. HOOFDSTUK VI. - Gezondheid en milieuzorg
Art. 6.De ondernemingen in de cementsector bevestigen dat de gezondheid en de bescherming van de werknemers zowel als de preventie uiterst belangrijk zijn.
In onderling akkoord leggen de partijen de nadruk op het feit dat er dankzij de veiligheid en de preventie op de werkvloer arbeidsongevallen vermeden kunnen worden. Zij verbinden zich ertoe de actieplannen binnen het CPBW te bevorderen.
Inzake gezondheid en bescherming van de werknemers die aan de valorisatie van brandstoffen en vervangingstoffen deelnemen, verbinden de vennootschappen van de sector zich ertoe systematisch duidelijkere informatie te verstrekken over de nieuwe vervangingsproducten door een bijzondere informatieprocedure in te voeren en hun inspanningen op het gebied van preventie en opleiding voort te zetten door aan de werknemers- en ondernemingsvertegenwoordigers al de gevraagde informatie ter beschikking te stellen op een voor de werknemers begrijpelijke manier.
De cementfabrieken hebben de taak op zich genomen in hun "mission statement" om proactief te zijn op het gebied van duurzame ontwikkeling. Daartoe moet de valorisatie van de brandstoffen en vervangingstoffen op betrouwbare wijze plaatsvinden, zowel op het niveau van de gezondheid van de werknemers en de buurtbewoners als van de kwaliteit van het cement en de impact op het leefmilieu.
Sommige van onze fabrieken valoriseren alternatieve stoffen of brandstoffen. Deze kunnen van fabriek tot fabriek verschillen in functie van hun productieprocessen.
Reeds verschillende jaren, analyseren zij de weerslag van deze vervangingsbrandstoffen en grondstoffen op het leefmilieu en op de gezondheid van de werknemers in samenwerking met de wetenschappelijke en medische autoriteiten alsmede met de professoren van de universiteiten met inachtneming van de geldende normen en wetgevingen.
Het betreft onder andere de volgende informatie : - aard en oorsprong van de afvalstoffen/betrokken en behandelde stoffen; - de resultaten van de maatregelen uitgevoerd door de externe en interne preventie- en beschermingsdiensten of door elk laboratorium van de onderneming dat bevoegd is om kwaliteitsanalyses op verschillende werkposten uit te voeren; - onderzoeken met betrekking tot deze thema's, uitgevoerd of nog in gang zijnde, zowel in binnenland als in het buitenland; - alle werknemers die op één of andere manier in aanraking komen met vervangingsbrandstoffen, onder meer tijdens het aanvoeren van dergelijke afvalstoffen en het onderhoud van de ovens, dienen intensiever medisch gevolgd te worden. Deze opvolging zal gebeuren door middel van methodes die, gelet op de huidige beschikbare kennis van de geneeskunde, de beste resultaten waarborgen; - door middel van de samenwerking tussen interne en externe preventie- en beschermingsdiensten worden de risico's geanalyseerd en geëvalueerd. De ondernemingen in de sector verbinden zich ertoe de doeltreffendheid van de preventie-, collectieve of persoonlijke beschermingsmaatregelen regelmatig te toetsen.
Alle blootgestelde werknemers krijgen niet alleen de noodzakelijke informatie maar daarenboven een veiligheidsopleiding m.b.t. het correct gebruik van de voorgedragen preventie- en beschermingsmaatregelen. HOOFDSTUK VII. - Loon- en arbeidsvoorwaarden Afdeling 1. - Lonen
Art. 7.§ 1. Op 1 januari 2007 worden de uurlonen met 0,15 EUR/uur verhoogd. § 2. De loonbaremisering volgens anciënniteit blijft verhoogd met 0,50 pct. per dienstjaar. Het gemiddelde referentieloon wordt eveneens aan de baremaverhoging aangepast. Afdeling 2. - Andere vergoedingen
Art. 8.§ 1. Verplaatsingskosten : de verplaatsingsvergoeding wordt van 1,6 EUR/dag tot 2 EUR/dag verhoogd vanaf 1 januari 2007. § 2. Kosten eigen aan de werkgever : op basis van een door de bedrijven zelf opgesteld dossier waarin deze kosten zowel op fiscaal als op sociaal vlak gerechtvaardigd worden, zal er aan de arbeider een maandelijks bedrag van 15 EUR voor de duur van de overeenkomst toegekend worden.
Het bedrag van 180 EUR stemt overeen met 12 maanden aanwezigheid (van 1 januari tot 31 december van hetzelfde jaar) berekend naar verhouding van de daadwerkelijke aanwezigheid op de werkvloer gedurende de eerste maanden van het jaar en van de veronderstelde aanwezigheid voor de resterende maanden. Dit bedrag zal in juni 2007 en juni 2008 uitbetaald worden. Indien de werknemer de firma verlaat, zullen eventuele "overschotten" van de eindafrekening afgetrokken worden. Afdeling 3. - Eenmalig uitzonderlijk voordeel
Art. 9.Een cadeaucheque van 75 EUR zal eind augustus 2007 en eind augustus 2008 uitbetaald worden. HOOFDSTUK VIII. - Werk aan derden
Art. 10.Alle partijen bevestigen opnieuw hun wil tot het voortzetten van hun inspanningen en het nauwkeurig respecteren van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst 1997-1998 : « De sociale gesprekspartners willen de tewerkstelling van de cementarbeiders verder vooropstellen. Permanente cementbanen worden niet uitbesteed. (referentie : hoofdstuk I, afdeling 2 van het Reglement van Industriële Relaties).
De fabrieksdirecties, verantwoordelijk voor het beheer en het terugvallen op onderaannemingen erkennen het recht op informatie van het personeel en haar vertegenwoordigers.
Ze verbinden zich tot het verbeteren, ieder in hun eigen fabriek, van de dialoog met de personeelsafgevaardigden, door de respectievelijke rol van de vakbondsafvaardiging en/of de afgevaardigden van de ondernemingsraad te bevoordelen. De lokale directies gaan over tot het geven van voorafgaande informatie van alle belangrijke werken, die gekend en gepland zijn.
De werkgevers verbinden zich er ook toe aan de ondernemingsraad (of, bij gebrek, aan de vakbondsdelegatie) alle voorafgaande informatie bekend te maken m.b.t. geplande, omvangrijke werken die, naar hun weten, door derden uitgevoerd zouden worden.
Een overzicht van de tijdens de vorige maand door derden uitgevoerde werken dient aan de ondernemingsraad (of, bij gebrek, aan de vakbondsdelegatie) overgemaakt te worden. » HOOFDSTUK IX. - Beroepsopleiding Afdeling 1. - Risicogroepen
Art. 11.Alle ondertekende partijen van onderhavige overeenkomst zijn het over eens om hun acties voort te zetten, conform aan de bestaande akkoorden in de subsector en conform de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, inzonderheid hoofdstuk VIII, afdeling 1, en anderzijds het koninklijk besluit van 19 maart 2007 ter activering van de inspanning ten voordele van personen die tot de risicogroepen behoren en van de inspanning ten bate van de actieve begeleiding en opvolging van werklozen voor de periode 2007-2008, aangaande de aanwending van 0,10 pct. van de aangegeven loonmassa aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gedurende de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2008. Afdeling 2. - Permanente vorming
Art. 12.§ 1. Inzake beroepsopleiding, verbinden de ondernemingen van de subsector zich ertoe, tot het leveren van inspanningen ten gunste van opleidingen tot een bedrag van minimum 1,9 pct. van de aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven brutolonen voor de periode 2007-2008.
Onder "opleiding" worden zowel de formele als de meer informele opleidingen (opleiding in verband met de functie, persoonlijke begeleiding, peetschap, enz.) bedoeld. § 2. Informatie en dialoog omtrent de opleidingsprogramma's en de naleving hiervan gebeurt binnen de ondernemingsraad en op sectoraal niveau.
De reeds bestaande initiatieven voor beroepsopleiding voor arbeiders binnen de ondernemingen worden meegeteld voor het berekenen van het bovenvermelde percentage. HOOFDSTUK X. - Humanisering van de arbeid Anciënniteitsverlof
Art. 13.Aan de arbeiders met meer dan 30 jaar anciënniteit binnen het bedrijf wordt één dag extra anciënniteitverlof toegekend. Het rooster wordt van 9 tot 10 dagen anciënniteitsverlof uitgebreid. HOOFDSTUK XI. - Loopbaanplanning Afdeling 1. - Voltijds brugpensioen
Brugpensioen op 58 jaar
Art. 14.Voor de periode van 1 januari 2007 tot 30 juni 2009, wordt de toegangsleeftijd tot brugpensioen, zoals voorzien in de collectieve overeenkomst nr. 17, tot 58 jaar verlaagd. Dit stelsel is van toepassing voor de arbeiders die op het einde van hun arbeidsovereenkomst kunnen bewijzen dat zij een beroepsverleden als loontrekkende van ten minste 25 jaar in 2007 of ten minste 35 of 30 jaar, naargelang het een man of een vrouw is, vanaf 1 januari 2008, tellen.
Brugpensioen op 56 jaar en 33 jaar beroepsverleden en 20 jaar nachtarbeid
Art. 15.Voor de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2008, wordt de toegangsleeftijd tot brugpensioen, zoals voorzien in de collectieve overeenkomst nr. 17, tot 56 jaar verlaagd binnen de wettelijke en reglementaire mogelijkheden voor zover de arbeider, in toepassing van de brugpensioenreglementering, 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kan rechtvaardigen en 20 jaar gewerkt heeft in een ploegstelsel met nachtprestaties, zoals voorzien in artikel 1 van de collectieve overeenkomst nr. 46.
Brugpensioen op 56 jaar en 33 jaar beroepsverleden en 20 jaar nachtarbeid
Art. 16.Voor de periode van 1 januari 2008 tot 30 juni 2009, wordt de toegangsleeftijd tot brugpensioen tot 56 jaar verlaagd binnen de wettelijke mogelijkheden en beperkingen voor zover de werkman op het einde van zijn arbeidsovereenkomst ten minste 40 jaar effectief beroepsverleden als loontrekkende kan rechtvaardigen.
Brugpensioen op 55 jaar en 38 jaar beroepsverleden
Art. 17.Voor de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2009, wordt de toegangsleeftijd tot brugpensioen, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, tot 55 jaar verlaagd, binnen de wettelijke en reglementaire mogelijkheden, voor zover de werkman, op het einde van zijn arbeidsovereenkomst en in toepassing van de brugpensioenreglementering, 38 jaar beroepsverleden als loontrekkende kan rechtvaardigen. Deze leeftijdsgrens is toegestaan krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst die ten laatste op 31 mei 1986 ter Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen werd neergelegd en die zonder onderbreking tot 30 juni 2007 van toepassing is.
De hierboven omschreven brugpensioenstelsels ressorteren onder de reglementering inzake conventionele brugpensioen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, afgesloten binnen de Nationale Arbeidsraad, en die een aanvullende vergoeding invoert voor sommige oudere werknemers in geval van ontslag en die algemeen bindend werd verklaard door het koninklijk besluit van 16 januari 1975, gepubliceerd op 31 januari 1975 in het Belgisch Staatsblad. Afdeling 2. - Halftijds brugpensioen
Art. 18.Het stelsel van het halftijds brugpensioen ten voordele van de werknemers ouder dan 55 jaar wordt verlengd van 1 januari 2007 tot 30 juni 2009 binnen de wettelijke mogelijkheden en beperkingen voor zover de werkman 25 jaar beroepsverleden als loontrekkende kan rechtvaardigen.
Dit stelsel ressorteert onder de reglementering inzake halftijds brugpensioen en is van toepassing binnen de leeftijds- en loopbaanbeperkingen en -voorwaarden vastgelegd door deze reglementering.
Art. 19.Bij toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17tricies van 19 december 2006, wordt het recht tot de aanvullende vergoeding, toegekend aan de ontslagen werklieden in het kader van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, ten laste van de laatste werkgever behouden : - wanneer de werklieden het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen ontslagen heeft; - wanneer een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat deze activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen.
De werknemers beoogd in dit artikel die een einde maken aan hun tewerkstelling als loontrekkende of als zelfstandige dienen aan de werkgever die de aanvullende brugpensioenvergoeding uitbetaald het bewijs te geven van hun recht op werkloosheidsuitkeringen. De werknemers mogen geen twee of meer aanvullende stelsels cumuleren. HOOFDSTUK XII. - Zware arbeid
Art. 20.Een paritaire tekst over zware arbeid zal aan de werkgroep Nationale Arbeidsraad gericht worden met de volgende boodschap "in de cementnijverheid dienen de beroepen van cementarbeiders als zware arbeid beschouwd te worden op basis van de individuele loopbaan".
Volgende elementen zullen naargelang de duur en de graad van blootstelling van de betrokkene arbeiders in het bijzonder beoordeeld worden : ploegwerk, manueel hanteren van lasten, weeromstandigheden, geluidshinder, stof, gevaar, toxiciteit van het product, enz. HOOFDSTUK XIII. - Bijwerking van de reglementering inzake industriële betrekkingen
Art. 21.De partijen verbinden zich ertoe de bijwerking van de reglementering inzake industriële betrekkingen NPCC af te werken. HOOFDSTUK XIV. - Verlenging van vorige akkoorden en verzaking
Art. 22.De volgende overeenkomsten afgesloten binnen het paritair subcomité voor de cementfabrieken en ongewijzigd door onderhavige overeenkomst worden verlengd.
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De opzegging door één van de partijen wordt betekend bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken en aan iedere ondertekenende partij met een opzeggingstermijn van drie maanden. HOOFDSTUK XV. - Sociale vrede
Art. 23.De ondertekende partijen verbinden zich ertoe de sociale vrede te eerbiedigen tot het verstrijken van deze overeenkomst.
Dit houdt in : a) dat de vakbonds- en werkgeversorganisaties, de werknemers en de werkgevers de integrale naleving van de van kracht zijnde overeenkomsten waarborgen;b) dat de vakbondsorganisaties en de werknemers zich ertoe verbinden geen enkele eis te stellen, noch te steunen, hetzij op nationaal, hetzij op regionaal, hetzij op ondernemingsvlak en geen enkel conflict uit te lokken of te doen uitbreken tot het verlenen van bijkomende voordelen. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 september 2008.
De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET