gepubliceerd op 28 november 2001
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1993, betreffende het bedrag en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen"
18 SEPTEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1993, betreffende het bedrag en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1968 van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 juli 1968, inzonderheid op artikel 7;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1993, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, betreffende het bedrag en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 september 1994, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1995, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 mei 1997;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1993, betreffende het bedrag en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen", gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1995.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 september 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.
Koninklijk besluit van 5 juli 1968, Belgisch Staatsblad van 24 juli 1968.
Koninklijk besluit van 30 september 1994, Belgisch Staatsblad van 3 december 1994.
Koninklijk besluit van 20 mei 1997, Belgisch Staatsblad van 5 augustus 1997.
Bijlage Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 mei 1997 Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1993, betreffende het bedrag en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997 onder het nummer 44881/CO/121)
Artikel 1.Artikel 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 juni 1993, betreffende het bedrag en toekennings- en uitkeringsmodaliteiten van de aanvullende voordelen ten laste van het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 september 1994 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 3 december 1994, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 1995, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 mei 1997 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 5 augustus 1997, wordt aangevuld met het volgende lid : « Deze vergoeding is niet verschuldigd in geval van cumul met de bijzondere vergoeding in geval van ontslag van personeel om economische redenen (zie artikel 26, geval b hieronder); zij zal een keer verschuldigd zijn aan de werknemer die een ononderbroken anciënniteit van vijf jaar in de sector kan bewijzen op het moment van het ontslag. »
Art. 2.Artikel 23 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 23.De bijzondere vergoeding beoogt het laatste nettoloon te garanderen met een maximum van 10 000 BEF per maand, jaarlijks in januari gekoppeld aan de index ten opzichte van basisindex 109,25 (dus voor 1993 : 113,76/109,25 * 10 000 = 10 410) gedurende negen opeenvolgende maanden.
De bijzondere vergoeding wordt voor de gevallen A en C van tussenkomst, voorzien bij artikel 26 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, die effectief worden vanaf 1 januari 1996, gedurende twaalf opeenvolgende maanden uitgekeerd.
Niettemin is voor het geval B, voorzien bij artikel 26 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de periode van tussenkomst gekoppeld aan de ononderbroken anciënniteit in de sector : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 3.Artikel 26 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 26.Er bestaan drie gevallen van tussenkomst, waarbij de berekening van de bijzondere vergoeding in geval van ontslag om economische reden als volgt geschiedt : het verschil tussen het nettoreferentieloon voor het ontslag en het nettoloon na het ontslag of elk ander inkomen, met uitsluiting van eventuele werkloosheidsvergoedingen hetzij voor hetzij na het ontslag.
Geval A. Vermindering van werkrooster.
Geval B. Ontslag met verlies van betrekking.
Geval C. Vermindering van loonvoet. »
Art. 4.Artikel 28 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 28.De bijzondere vergoeding mag niet gecumuleerd worden met de aanvullende vergoeding voor werkloosheid ten laste van hetzelfde sociaal fonds.
De cumul van de bijzondere vergoeding met de bijkomende werkloosheidsvergoeding kan echter mogelijk zijn in geval van gedeeltelijke werkloosheid en voor de onvrijwillige werkloze met inkomensgarantie in de volgende gevallen : geval A - vermindering van werkrooster; geval B - vermindering van loonvoet.
De cumul zal ook toegestaan zijn, een enkele keer, voor de werknemer die een ononderbroken anciënniteit van vijf jaar kan bewijzen op het ogenblik van het ontslag om economische redenen. »
Art. 5.Artikel 31 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 31.De uitkering is voorbehouden : - aan werklozen uit de sector van minstens 55 jaar oud en vervalt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd; - aan de werknemers van de sector van minstens 55 jaar oud, die in onderlinge overeenstemming met hun werkgever hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse tewerkstelling, gepresteerd in volle dagen en vervalt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. »
Art. 6.Artikel 32bis van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 32bis.Teneinde de lasten van de eventueel toe te kennen speciale toeslagen te verdelen, hebben de sociale partners beslist de verantwoordelijkheid te geven aan het "Sociaal Fonds voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen" om deze speciale toeslagen toe te kennen of te weigeren en de betaling hiervan te verzekeren tot op termijn.
De sociale partners zijn vastbesloten deze doelstelling te realiseren in het kader van een budget van 20 miljoen voor 1997 en 20 miljoen voor 1998. Teneinde elk probleem te vermijden, wordt er beslist dat het totaal bedrag dat nodig is voor de uitbetaling van elke toeslag tot op de leeftijd van het rustpensioen, zal moeten gebudgetteerd worden vanaf het vertrek, rekening houdend met een werkelijke rentevoet van 2 pct., verminderd op de beschikbare enveloppe en geplaatst op een afzonderlijke rekening. »
Art. 7.Artikel 44 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «
Art. 44.Het sociaal fonds betaalt aan elke werkman of werkster, die recht heeft op een vakbondspremie, een vergoeding voor vormingskosten uit van 1 500 BEF. De vergoeding voor vormingskosten wordt toegekend op basis van 1/12e van het totaal jaarbedrag voor iedere maand of gedeelte van de maand gedurende dewelke de rechthebbende tewerkgesteld was in een onderneming die ressorteert onder het Paritair Comité voor de schoonmaak- en ontsmettingsondernemingen.
De raad van beheer van het fonds stelt de toepassingsmodaliteiten van deze regeling vast. »
Art. 8.Artikel 46, tweede alinea, van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door de volgende bepalingen : « De tussenkomst toegekend in hoofdstuk VI van deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft dezelfde geldigheidsduur als de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 1994 betreffende het sectoriaal brugpensioen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 januari 1998, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 september 1998, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 29 februari 1996, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 januari 1998, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 september 1998 en verlengd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 1996, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 18 november 1999, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 12 februari 2000. »
Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 mei 1997 en heeft dezelfde geldigheidsduur als deze die zij wijzigt.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 september 2001.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX