18 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de officiële Duitse vertaling van twee koninklijke besluiten tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5bis, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 57quater, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 76, § 1, 1°, en § 3, vervangen bij de wet van 18 juli 1990;

Gelet op de ontwerpen van officiële Duitse vertaling - van het koninklijk besluit van 3 mei 2001 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5bis, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 57quater, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, - van het koninklijk besluit van 22 maart 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5bis, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 57quater, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, opgemaakt door de Centrale dienst voor Duitse vertaling van het Adjunct-arrondissementscommissariaat in Malmedy;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De bij dit besluit respectievelijk in bijlagen 1 en 2 gevoegde teksten zijn de officiële Duitse vertaling : - van het koninklijk besluit van 3 mei 2001 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5bis, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 57quater, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn; - van het koninklijk besluit van 22 maart 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 tot uitvoering van artikel 2, § 5bis, van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum en van artikel 57quater, § 3, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

Art. 2.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 oktober 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage 1 MINISTERIUM DER SOZIALEN ANGELEGENHEITEN, DER VOLKSGESUNDHEIT UND DER UMWELT 3. MAI 2001 - Königlicher Erlass zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 7.Mai 1999 zur Ausführung von Artikel 2 § 5bis des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum und von Artikel 57quater § 3 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Aufgrund des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum, abgeändert durch das Gesetz vom 25. Januar 1999 und durch das Gesetz vom 24. Dezember 1999, insbesondere des Artikels 2 § 5bis Absatz 4 Nr. 4;

Aufgrund des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, abgeändert durch das Gesetz vom 25. Januar 1999 und durch das Gesetz vom 29. Dezember 1999, insbesondere des Artikels 57quater § 3 Absatz 4 Nr. 4;

Aufgrund des Gesetzes vom 25. April 1963 über die Verwaltung der Einrichtungen öffentlichen Interesses für soziale Sicherheit und Sozialfürsorge, insbesondere des Artikels 15;

Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 7. Mai 1999 zur Ausführung von Artikel 2, § 5bis des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum und von Artikel 57quater , § 3 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, insbesondere des Artikels 3;

Aufgrund der Stellungnahme des Finanzinspektors vom 19. Februar 2001;

Aufgrund des Einverständnisses des Ministers des Haushalts vom 20.

Februar 2001;

Aufgrund der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat, insbesondere des Artikels 3, § 1, ersetzt durch das Gesetz vom 4. Juli 1989 und abgeändert durch das Gesetz vom 4. August 1996;

Aufgrund der Dringlichkeit;

In der Erwägung, dass unverzüglich sowohl für die Arbeitgeber als auch für die Arbeitnehmer, die im Rahmen des neuen, durch den Königlichen Erlass vom 14. Juli 2000 eingeführten Aktivierungsprogramms in Bezug auf die Initiativen der sozialen Eingliederung tätig sind, die notwendigen Massnahmen getroffen werden müssen; dass durch vorerwähntes Aktivierungsprogramm, das am 1. September 2000 in Kraft getreten ist für Existenzminimumempfänger und im Bevölkerungsregister eingetragene Personen ausländischer Staatsangehörigkeit, die aufgrund ihrer Staatsangehörigkeit kein Anrecht auf Existenzminimum haben und finanzielle Sozialhilfe erhalten, die Möglichkeit geboten werden muss, dass sie wie Arbeitslose in den Genuss der Vorteile dieses Programms kommen; dass unverzüglich Massnahmen getroffen werden müssen, die ab dem Urlaubsjahr 2000 die Finanzierung und somit die Auszahlung des Urlaubsgeldes an Arbeitnehmer gewährleisten, die im Rahmen dieses neuen Programms zur Aktivierung des Existenzminimums und der finanziellen Sozialhilfe in Bezug auf die Initiativen der sozialen Eingliederung beschäftigt sind; dass vorliegender Königlicher Erlass daher dringend angenommen werden muss;

Auf Vorschlag Unseres Ministers der Sozialen Eingliederung und Unseres Ministers der Sozialen Angelegenheiten und aufgrund der Stellungnahme Unserer Minister, die im Rat darüber beraten haben, Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: Artikel 1 - Artikel 3 des Königlichen Erlasses vom 7. Mai 1999 zur Ausführung von Artikel 2 § 5bis des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum und von Artikel 57quater, § 3 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren wird durch folgenden Paragraphen ergänzt: « § 3 - Ein Arbeitgeber, der einen Arbeitnehmer beschäftigt im Rahmen eines Eingliederungsprogramms, vorgesehen in den Artikeln 15bis bis 15quater des Königlichen Erlasses vom 9. Februar 1999 zur Ausführung von Artikel 2, § 5 Absatz 1 des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum sowie in den Artikeln 15bis bis 15quater des Königlichen Erlasses vom 9. Februar 1999 zur Ausführung von Artikel 57quater des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, wird für diesen Arbeitnehmer von den Arbeitgeberbeiträgen freigestellt, die durch Artikel 38 § 3 Nr. 1 bis 7 und Nr. 9 und § 3bis des Gesetzes vom 29.

Juni 1981 zur Festlegung der allgemeinen Grundsätze der sozialen Sicherheit für Lohnempfänger festgelegt sind. » Art. 2 - Vorliegender Erlass ist ab dem Urlaubsjahr 2000 anwendbar.

Art. 3 - Vorliegender Erlass wird mit 1. September 2000 wirksam.

Art. 4 - Unser Minister der Sozialen Eingliederung und Unser Minister der Sozialen Angelegenheiten sind, jeder für seinen Bereich, mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt.

Gegeben zu Brüssel, den 3. Mai 2001 ALBERT Von Königs wegen: Der Minister der Sozialen Eingliederung J. VANDE LANOTTE Der Minister der Sozialen Angelegenheiten F. VANDENBROUCKE Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 oktober 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage 2 MINISTERIUM DER SOZIALEN ANGELEGENHEITEN, DER VOLKSGESUNDHEIT UND DER UMWELT 22. MÄRZ 2002 - Königlicher Erlass zur Abänderung des Königlichen Erlasses vom 7.Mai 1999 zur Ausführung von Artikel 2 § 5bis des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum und von Artikel 57quater § 3 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren ALBERT II., König der Belgier, Allen Gegenwärtigen und Zukünftigen, Unser Gruss! Aufgrund des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum, insbesondere des Artikels 2 § 5bis Absatz 4 Nr. 3;

Aufgrund des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, insbesondere des Artikels 57quater § 3 Absatz 4 Nr. 3;

Aufgrund des Gesetzes vom 21. Dezember 1994 zur Festlegung sozialer und sonstiger Bestimmungen, insbesondere des Titels IV Kapitel II;

Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 7. Mai 1999 zur Ausführung von Artikel 2 § 5bis des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum und von Artikel 57quater § 3 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren;

Aufgrund des Königlichen Erlasses vom 19. Dezember 2001 zur Förderung der Beschäftigung Langzeitarbeitssuchender, insbesondere der Artikel 17, 28 und 29;

Aufgrund der Stellungnahme des Finanzinspektors vom 15. März 2002;

Aufgrund des Einverständnisses des Ministers des Haushalts vom 18.

März 2002;

Aufgrund der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat, insbesondere des Artikels 3 § 1, ersetzt durch das Gesetz vom 4. Juli 1989 und abgeändert durch das Gesetz vom 4. August 1996;

Aufgrund der Dringlichkeit;

In der Erwägung, dass der Einstellungsvergünstigungsplan am 1. Januar 2002 aufgehoben und durch den Aktiva-Plan ersetzt worden ist; dass dieser Aktiva-Plan eine Sonderregelung vorsieht für eine zeitweilige Freistellung von den Arbeitgeberbeiträgen oder eine zeitweilige Herabsetzung dieser Beiträge für Arbeitgeber, die einen Arbeit suchenden entschädigten Vollarbeitslosen im Rahmen eines auf dem früheren Einstellungsvergünstigungsplan basierenden Programms für beruflichen Übergang anstellen; dass diese Sonderregelung ebenfalls Anwendung finden muss auf den Arbeit suchenden Empfänger des Existenzminimums oder der finanziellen Sozialhilfe, der im Rahmen eines Programms für beruflichen Übergang angestellt wird, da ein Unterschied in Bezug auf die Vorteile im Bereich der Arbeitgeberbeiträge zwischen beiden Zielgruppen von Arbeitnehmern nicht wünschenswert ist; dass vorliegender Erlass diese Sonderregelung vorsieht, die vollständig mit dem übereinstimmt, was ab dem 1. Januar 2002 für die im Rahmen eines Programms für beruflichen Übergang angestellten Arbeitslosen vorgesehen ist; dass vorliegender Erlass also dringend ergehen muss, damit jeglicher Unterschied zwischen beiden Zielgruppen von Arbeitnehmern vermieden wird;

Auf Vorschlag Unseres Ministers der Beschäftigung, Unseres Ministers der Sozialen Angelegenheiten und Unseres Ministers der Sozialen Eingliederung und aufgrund der Stellungnahme Unserer Minister, die im Rat darüber beraten haben, Haben Wir beschlossen und erlassen Wir: Artikel 1 - In den Königlichen Erlass vom 7. Mai 1999 zur Ausführung von Artikel 2 § 5bis des Gesetzes vom 7. August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum und von Artikel 57quater § 3 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren wird ein Artikel 3bis mit folgendem Wortlaut eingefügt: « Art. 3bis - § 1 - Einem Arbeitgeber, der einen Arbeitnehmer beschäftigt im Rahmen eines Programms für beruflichen Übergang in Anwendung der Artikel 3 bis 7 des Königlichen Erlasses vom 9. Februar 1999 zur Ausführung von Artikel 2 § 5 Absatz 1 des Gesetzes vom 7.

August 1974 zur Einführung des Rechts auf ein Existenzminimum sowie in Anwendung der Artikel 3 bis 7 des Königlichen Erlasses vom 9. Februar 1999 zur Ausführung von Artikel 57quater des Grundlagengesetzes vom 8.

Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, wird für diesen Arbeitnehmer unter denselben Bedingungen und nach denselben Modalitäten, wie sie in Artikel 17 des Königlichen Erlasses vom 19.

Dezember 2001 zur Förderung der Beschäftigung Langzeitarbeitssuchender vorgesehen sind, eine entsprechende Freistellung von den Arbeitgeberbeiträgen gewährt. § 2 - Wenn ein Arbeitgeber einen in § 1 erwähnten Arbeitnehmer anstellt, setzt das öffentliche Sozialhilfezentrum das Landesamt für Arbeitsbeschaffung durch Übermittlung folgender Angaben davon in Kenntnis: - Name und Vorname des Arbeitnehmers, - Nationalregisternummer des Arbeitnehmers, - vollständige Adresse des Arbeitsnehmers, - Geschlecht des Arbeitnehmers, - Sprache des Arbeitnehmers, - Art des Vorteils der Freistellung von den Arbeitgeberbeiträgen oder der Herabsetzung dieser Beiträge, - Datum der Anstellung. » Art. 2 - Artikel 2 Absatz 2 desselben Erlasses wird aufgehoben.

Art. 3 - Unser Minister der Beschäftigung, Unser Minister der Sozialen Angelegenheiten und Unser Minister der Sozialen Eingliederung sind, jeder für seinen Bereich, mit der Ausführung des vorliegenden Erlasses beauftragt.

Art. 4 - Vorliegender Erlass tritt am Tag seiner Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt in Kraft.

Art. 5 - In Abweichung von Artikel 4 wird vorliegender Erlass mit 1.

Januar 2002 wirksam für Arbeitssuchende, die jünger als fünfundzwanzig Jahre sind, seit mindestens neun Monaten ohne Unterbrechung Existenzminimum oder finanzielle Sozialhilfe erhalten und nicht über ein Diplom, eine Bescheinigung oder ein Brevet der Oberstufe des Sekundarunterrichts verfügen.

Gegeben zu Châteauneuf-de-Grasse, den 22. März 2002 ALBERT Von Königs wegen: Die Ministerin der Beschäftigung Frau L. ONKELINX Der Minister der Sozialen Angelegenheiten F. VANDENBROUCKE Der Minister der Sozialen Eingliederung J. VANDE LANOTTE Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 oktober 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE