gepubliceerd op 03 december 2002
Koninklijk besluit houdende regeling van de erkenning van uitrustingen bestemd voor de opslag, verwerking en conditionering van radioactief afval
18 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit houdende regeling van de erkenning van uitrustingen bestemd voor de opslag, verwerking en conditionering van radioactief afval
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, inzonderheid op artikel 179, § 2, 6°, vervangen bij de wet van 11 januari 1991 en gewijzigd bij de wet van 12 december 1997;
Gelet op het advies nummer 32.097/3 van de Raad van State van 19 maart 2002;
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° uitrusting : elke installatie die kan zorgen voor de opslag, de verwerking en conditionering van radioactief afval, met inbegrip van de apparatuur die toelaat de karakteristieken te bepalen van de voortgebrachte colli radioactief afval;2° acceptatiecriteria : de criteria voor niet-geconditioneerd en geconditioneerd radioactief afval bedoeld bij artikel 2, § 3, 1°, d , van het koninklijk besluit van 30 maart 1981 houdende bepaling van de opdrachten en de werkingsmodaliteiten van de Openbare Instelling voor het beheer van radioactief afval en splijtstoffen en vastgesteld overeenkomstig de algemene regels;3° de Instelling : de Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen, afgekort NIRAS;4° erkenning : de administratieve rechtshandeling bedoeld in punt 6° van artikel 179, § 2, van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980;5° exploitant : een bedrijf, een instelling, een instituut of een natuurlijke persoon die een uitrusting uitbaat en voor wie de Instelling haar bevoegdheden uitoefent.
Art. 2.Dit besluit is van toepassing op iedere binnenlandse uitrusting waarin radioactief afval van Belgische oorsprong wordt verwerkt, geconditioneerd of opgeslagen.
Art. 3.Iedere uitrusting moet door de Instelling worden erkend. Het radioactief afval dat ter acceptatie aan de Instelling wordt aangeboden, dient verwerkt, geconditioneerd en opgeslagen te zijn geweest in een door de Instelling erkende uitrusting, teneinde dit afval als conform met de acceptatiecriteria te kunnen beschouwen.
Art. 4.Deze erkenning wordt verleend onder de hiernavolgende technische voorwaarden : 1° de uitrusting moet de controle toelaten van de conformiteit van het niet-geconditioneerd radioactief afval met de toepasselijke acceptatiecriteria;ze moet de productie toelaten van colli geconditioneerd radioactief afval waarvan de karakteristieken conform zijn met de toepasselijke acceptatiecriteria, evenals de controle over deze conformiteit; 2° de karakteristieken die werden bepaald van het radioactief afval, met name de massa en de activiteit van de radionucliden, alsook hun onzekerheidsmarges, moeten een voldoende reproduceerbaarheid vertonen ten opzichte van de acceptatiecriteria van het radioactief afval.
Art. 5.§ 1. De exploitant voert een kwaliteitssysteem in dat zodanig is opgevat dat de uitrusting waarop ze betrekking heeft, voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4. § 2. De exploitant moet op stelselmatige en geordende wijze een beschrijvende en rechtvaardigende documentatie bijhouden van zijn uitrustingen en het bijhorende kwaliteitssysteem. Deze documentatie moet, onder meer in de vorm van maatregelen, procedures en schriftelijke instructies, een eenvormige interpretatie toelaten van de programma's, plannen, handleidingen en kwaliteitsdossiers. Zij omvat, in het bijzonder, een passende beschrijving : 1° van de toepasselijke acceptatiecriteria;2° van het organogram, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het personeel inzake de conformiteit van de afvalcolli met de acceptatiecriteria;3° van de toegepaste opslag-, verwerkings- en conditioneringsprocédés en van de technieken voor de controle op de conformiteit met de acceptatiecriteria en voor het waarborgen van het behoud van deze conformiteit, die zullen gebruikt worden, en van de stelselmatige acties die zullen ondernomen worden;4° van de onderzoeken, de staalnamen en proeven die zullen uitgevoerd worden, onder meer op de grondstoffen, op het niet- geconditioneerd en geconditioneerd afval dat moet beantwoorden aan de respectieve op hen toepasselijke acceptatiecriteria, met inbegrip van de metingen van de activiteit van de colli radioactief afval, vóór, tijdens en na de verwerking en conditionering, en van de frequentie waarmee zij zullen plaatsvinden;5° van de middelen gebruikt om toezicht te houden op de verwezenlijking van de conformiteit van de karakteristieken van de afvalcolli met de acceptatiecriteria en op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem.
Art. 6.De Minister belast met het toezicht over de Instelling kan eisen dat sommige uitrustingen voor de conditionering van radioactief afval de technische mogelijkheid bezitten tot staalname van het eindproduct in actieve uitbating, om hun erkenning te krijgen, tenzij destructieve analyses op de voortgebrachte colli zelf zijn voorzien of tenzij de heterogeniteit van de voortgebrachte colli geen representatieve staalname op het eindproduct toelaat.
Art. 7.§ 1. De exploitant dient schriftelijk bij de Instelling een aanvraag in tot erkenning van zijn uitrustingen. De aanvraag omvat : 1° de documentatie bedoeld in artikel 5, § 2;2° een verbintenis dat de uitrustingen en het bijbehorend kwaliteitssysteem zullen worden uitgebaat overeenkomstig de verplichtingen die voortvloeien uit de documentatie, aangepast op basis van de bijzondere voorwaarden desgevallend opgelegd door de Instelling in haar erkenning of door de Minister in zijn beslissing na een beroep;3° een verbintenis om de erkende uitrustingen en het bijbehorend kwaliteitssysteem in stand te houden, zodat zij doelmatig en doeltreffend blijven. § 2. De Instelling onderzoekt de aanvraag en gaat na of aan de voorwaarden beschreven in de artikelen 4, 5 en 6 is voldaan. Dit onderzoek wordt uitgevoerd volgens de door de Instelling vastgestelde technische en administratieve modaliteiten.
Op basis van dit onderzoek stelt de Instelling een met redenen omklede beslissing op, volgens dewelke zij de erkenning toekent of weigert. De erkenning kan aan voorwaarden gebonden zijn.
De beslissing omvat de besluiten van het onderzoek alsook de redenen die hebben geleid tot de erkenning of tot de weigering.
De beslissing wordt betekend aan de exploitant binnen een termijn van zes maanden vanaf de datum waarop de Instelling over een volledig dossier beschikt. De beslissing is vergezeld van een kopie van de erkenningsaanvraag.
De erkenning wordt toegekend voor een termijn van ten hoogste vijf jaar, kan niet op proef worden afgeleverd en is niet overdraagbaar. De exploitant kan om een vernieuwing van de erkenning verzoeken. De aanvraag moet ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de bestaande erkenning worden ingediend. § 3. De exploitant beschikt over een termijn van één maand, vanaf de ontvangst van de erkenning of de weigering van de erkenning, om beroep in te dienen bij de Minister belast met het toezicht over de Instelling. Dit beroep is niet opschortend. Het wordt per aangetekend schrijven verstuurd en bevat, op straffe van nietigheid, de uiteenzetting van de motieven.
De Minister neemt een beslissing binnen de drie maanden na ontvangst van het beroep. Indien het beroep aanvaard wordt, stelt de Minister de aanvullende voorwaarden vast om de erkenning te bekomen. De beslissing wordt binnen de maand ter kennis gebracht van de exploitant en de Instelling.
Art. 8.De exploitant brengt de Instelling op de hoogte van ieder ontwerp tot aanpassing van zijn erkende uitrustingen en van het bijbehorende kwaliteitssysteem, noodzakelijk gemaakt door nieuwe technologieën en nieuwe kwaliteitsconcepten. In geval van wijziging van de acceptatiecriteria gaat de exploitant na of aanpassingen of wijzigingen nodig zijn aan de erkende uitrustingen en het bijbehorende kwaliteitssysteem en licht de Instelling in over zijn conclusies.
De Instelling onderzoekt de door de exploitant voorgestelde wijzigingen en beslist of de uitrustingen en het bijbehorende kwaliteitssysteem beantwoorden aan de erkenningsvoorwaarden, zoniet of een nieuwe aanvraag tot erkenning noodzakelijk is.
Zij betekent haar beslissing aan de exploitant. De betekening bevat de besluiten van het onderzoek door de Instelling.
Art. 9.De Instelling voert regelmatige of occasionele inspecties uit om zich ervan te vergewissen dat de exploitant de uitrustingen in overeenstemming houdt met de erkenningsvoorwaarden en de bepalingen eerbiedigt die voorkomen in de documentatie betreffende deze uitrustingen en het bijbehorende kwaliteitssysteem.
Met het oog op de inspecties bedoeld in de eerste lid, verleent de exploitant aan de agenten aangewezen door de directeur-generaal van de Instelling toegang tot de plaatsen waar de controle-, meet-, opslag-, verwerkings- en conditioneringsuitrustingen en apparatuur zijn opgesteld en verstrekt hen alle nodige informatie, in het bijzonder : 1° de documentatie betreffende de uitrustingen en het bijbehorende kwaliteitssysteem;2° de kwaliteitsdossiers, zoals de keuringsverslagen en de gegevens van de onderzoeken en proeven, het kwalificatieverslag van het betrokken personeel, zoals volgt uit de toepassing van de bepalingen van de documentatie;3° de documentatie betreffende de conformiteit van de karakteristieken van de colli radioactief afval met de acceptatiecriteria. De in het tweede lid bedoelde agenten kunnen hun recht van toegang tot de uitrustingen en tot alle documentatie uitoefenen tijdens de werkdagen van acht tot zeventien uur.
Indien tijdens de uitbating vastgesteld wordt dat de erkende uitrustingen niet meer beantwoorden aan alle erkenningsvoorwaarden, kan de Instelling de erkenning opschorten. De beslissing van de Instelling wordt betekend aan de exploitant. Deze beslissing heeft onmiddellijke uitwerking. De exploitant kan de Minister belasten met het toezicht over de Instelling om de opheffing van de opschorting verzoeken. Dit verzoek wordt behandeld volgens de procedure beschreven in artikel 7, § 3.
Art. 10.Elk contract gesloten tussen een Belgische eigenaar van radioactief afval en een buitenlandse exploitant voor de verwerking, conditionering en opslag van zijn radioactief afval moet voorafgaandelijk goedgekeurd worden door NIRAS, met het oog op de latere ten- lasteneming van dat afval door de Instelling en in het bijzonder op het kwaliteitssysteem van toepassing op de technische uitrustingen teneinde de conformiteit van het afval met de acceptatiecriteria te garanderen.
Art. 11.§ 1. 1° De regels in verband met de erkenning van de uitrustingen die de productie moeten mogelijk maken van colli geconditioneerd radioactief afval die conform zijn met de toepasselijke acceptatiecriteria, zijn van toepassing vanaf de datum van het van kracht worden van dit besluit. 2° De regels in verband met de erkenning van de uitrustingen die het onder controle houden moeten mogelijk maken van de conformiteit van het niet-geconditioneerd radioactief afval met de toepasselijke acceptatiecriteria, zijn van toepassing zes maanden na het van kracht worden van dit besluit.3° De regels in verband met de erkenning van de werkwijzen om de isotopenactiviteiten van het geconditioneerd en niet-geconditioneerd afval, alsook hun onzekerheidsmarges, te bepalen, zijn van toepassing vanaf de datum van het van kracht worden van dit besluit. § 2. De erkenningen verleend door de Instelling op conventionele basis, vóór de inwerkingtreding van dit besluit, die vervallen na de inwerkingtreding van dit besluit, blijven uitwerking hebben tot de vervaldatum vastgelegd door de Instelling bij het verlenen van de erkenning. § 3. De erkenningen verleend door de Instelling op conventionele basis, vóór de inwerkingtreding van dit besluit, die vervallen zijn vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijven uitwerking hebben voor de toepassing van de regelgeving inzake de acceptatiecriteria. § 4. Het afval behandeld en geconditioneerd in installaties erkend op conventionele basis en gedurende de geldigheidsperiode van de erkenning kunnen geaccepteerd worden door de Instelling.
Art. 12.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Energie behoort is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 november 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, O. DELEUZE