gepubliceerd op 14 juni 2024
Ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de inkomsten die in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de vergoeding van de bewindvoerders alsook van de kosten die als uitzonderlijk en de ambtsverrichtingen die als buitengewoon kunnen worden beschouwd
18 MEI 2024. - Ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de inkomsten die in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de vergoeding van de bewindvoerders alsook van de kosten die als uitzonderlijk en de ambtsverrichtingen die als buitengewoon kunnen worden beschouwd
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de regels tot vergoeding van bewindvoerders vast te stellen, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 497/5, § 1, § 2 en § 2/1 van het oud Burgerlijk Wetboek.
Dit ontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel om een opsomming te geven van de inkomsten die als berekeningsbasis dienen voor de forfaitaire vergoeding van de bewindvoerder voor de geleverde prestaties en de gemaakte kosten in het kader van het dagelijks beheer van het bewind, zoals voorzien in artikel 497/5, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek (Hoofdstuk 1). Daarnaast beoogt het ook een (niet-limitatieve) lijst vast te leggen van prestaties die als buitengewone ambtsverrichtingen beschouwd kunnen worden (Hoofdstuk 2).
Ten slotte beoogt het te bepalen welke kosten als uitzonderlijk kunnen worden beschouwd en onder welke voorwaarden zij kunnen worden vergoed (Hoofdstuk 3).
Dit besluit is niet bedoeld om de materie te veranderen. Integendeel, het doel is in de hoofdstukken 1 en 2 vast te stellen welke praktijken het meest worden aangetroffen en aanvaard door de rechtspraak.
Op die manier wordt er, in combinatie met de wettelijke bepalingen, een eenvoudig, transparant, uniform en rechtszeker systeem vastgesteld ter vergoeding van de bewindvoerder, waarbij een eerlijke vergoeding van de professionele bewindvoerder wordt gegarandeerd.
HOOFDSTUK 1. - Dagelijks beheer en kosten - Berekeningsbasis forfait Het forfait bepaald in artikel 497/5, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op basis van de inkomsten van de beschermde persoon. Dit hoofdstuk verduidelijkt dat het gaat om de `netto-inkomsten'.
Net als vóór de wijzigingen die bij de wet van 8 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/11/2023 pub. 30/11/2023 numac 2023047028 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon sluiten zijn aangebracht, heeft het begrip "inkomsten" als bedoeld in artikel 497/5, § 1, een autonome werkingssfeer die verschilt van die welke zich in andere rechtsgebieden, zoals het fiscaal recht of het sociaal recht, voordoet. Dit begrip heeft geen ander doel dan het bepalen van de vergoeding van de bewindvoerder.
Hoofdstuk 1 is voornamelijk gebaseerd op de huidige rechtspraak van de vrederechters bij het bepalen van het begrip inkomsten. In gevallen waarin verschillen tussen kantons zijn geconstateerd, probeert dit besluit uniforme oplossingen te vinden op basis van verschillende leidende beginselen. Hierbij kunnen de inspanning die de bewindvoerder moet leveren om de inkomsten aan te vragen, te innen en/of te beheren, de vrije beschikking over de inkomsten door de beschermde persoon, de hoedanigheid van eindontvanger van de betrokken inkomsten of nog het evenwicht tussen de middelen van de beschermde persoon en de billijke vergoeding waarop bewindvoerders aanspraak kunnen maken op de dienst die zij verlenen, vermeld worden.
Er zij echter op gewezen dat het effect van de bepaling van de inkomsten veel marginaler is dan vóór de wijzigingen van de wet van 8 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/11/2023 pub. 30/11/2023 numac 2023047028 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon sluiten. De berekening van inkomsten in de zin van artikel 497/5, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek is enkel nuttig indien alle middelen van de beschermde persoon het bedrag van 20 000 euro per jaar overschrijden (om 5 % van het inkomen boven dit maximum te berekenen) of minder dan 12 000 euro per jaar bedragen (om het forfaitaire bedrag te berekenen waarop de bewindvoerder aanspraak kan maken). Het overgrote deel van het inkomen van beschermde personen ligt echter tussen deze twee uitersten. In de meeste gevallen zal de berekening van het inkomen van de beschermde persoon dus geen invloed hebben op de vergoeding van de bewindvoerder.
Op vraag van de Raad van State worden de netto inkomsten exhaustief omschreven in dit besluit.
De lijfrenten (artikel 1, 6° ) hebben betrekking op de verschillende soorten lijfrenten, zowel onroerend (bv. omgekeerde hypotheek) als roerend (bv. portefeuille) en moet bekeken worden volgens het door de bank of de verzekeringsmaatschappij opgegeven rendement. Enkel de netto-opbrengst wordt in rekening gebracht in geval van voorafgaande aftrek van premies.
Voor meerwaarden van roerende goederen (artikel 1, 10° ) gaat het om meerwaarden die het gevolg zijn van het beheer door de bewindvoerder.
Om de meerwaarde te berekenen, moet de waarde van de titel dus op het moment van de realisatie ervan worden vergeleken met de waarde van de titel op het moment van aanstelling van de bewindvoerder. Met de meerwaarden die het gevolg zijn van het verstrijken van de tijd en die het gevolg zijn van een beheer voorafgaand aan die van de bewindvoerder, wordt dus geen rekening gehouden.
Onder uitkeringen die bedoeld zijn om een specifieke uitgave te compenseren (art. 1, 12°, 14°, 15° et 16° ), moet bijvoorbeeld worden verstaan de terugbetaling van een factuur of het voorschot voor de aanschaf van een rolstoel of de terugbetaling van honoraria of uitkeringen die daadwerkelijk door een zorgverlener zijn ontvangen, of de mantelzorgpremie. Bedragen die de beschermde persoon ontvangt, onafhankelijk van de kosten die hij of zij kan maken, worden niet geviseerd. Het is dus niet voldoende dat het doel van de tegemoetkoming specifiek is: de uitgave waarop ze betrekking heeft, moet ook specifiek zijn.
Wat artikel 1, 14° betreft, moet er een onderscheid gemaakt worden tussen het vrij besteedbaar budget en het andere deel van het persoonsvolgend budget dat enkel aangewend kan worden voor de aankoop van zorg en ondersteuning. Het vrij besteedbaar budget, dat rechtstreeks aan de beschermde persoon wordt toegekend, dient als inkomen in aanmerking te worden genomen.
In die optiek moet ook het zorgbudget van een zorgkas als inkomst beschouwd worden. Het zorgbudget is vrij besteedbaar en niet cumuleerbaar met het vrij beschikbaar gedeelte van het persoonsvolgend budget.
Wat artikel 1, 15° betreft gaat het om tegemoetkomingen opgenomen in de regelgeving van de bevoegde autoriteiten. Op heden zijn dit het Waals Decreet van 1 oktober 2020Relevante gevonden documenten type decreet prom. 01/10/2020 pub. 19/10/2020 numac 2020204147 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en houdende wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid sluiten betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en houdende wijziging van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, het Vlaams Decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming en de Brusselse Ordonnantie van 10 december 2020 betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden.
De kwalificatie als `inkomen' van de integratietegemoetkoming, de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden en het zorgbudget bestemd voor ouderen wordt gerechtvaardigd door het feit dat de beschermde persoon in beginsel vrije toegang heeft tot deze bedragen, ook al zijn ze gericht op de compensatie van het gebrek aan of de vermindering van de autonomie van de begunstigde. Daarnaast kan de aanstelling van een bewindvoerder ook tot gevolg hebben dat het gebrek aan of de vermindering van de autonomie van de begunstigde wordt gecompenseerd.
De toekenning van een deel van deze toekenningen aan de vergoeding van bewindvoerders lijkt daarom niet onverenigbaar met hun primaire doel.
Ten slotte vormen deze tegemoetkomingen soms het enige beschikbare inkomen. Als deze niet beschouwd mogen worden als inkomen, zijn er geen inkomsten voorhanden om de vergoeding van de bewindvoerder op te berekenen, hetgeen het nagestreefde evenwicht tussen de middelen van de beschermde personen en de billijke vergoeding waarop de bewindvoerders aanspraak kunnen maken voor de door hen verleende dienst, in gevaar zou brengen. Dit zou ten nadele zijn van beschermde personen die geen bewindvoerder meer zouden vinden.
De tegemoetkoming voor hulp aan ouderen, betaald door AVIQ en Iriscare, vallen onder artikel 1, 15°. De kwalificatie ervan als inkomen wordt op dezelfde manier gerechtvaardigd als de uitkeringen aan personen met een handicap.
Wat de verkoop van een onroerend goed (artikel 1, 19° ) betreft, wordt de aandacht gevestigd op de bijzondere bescherming die de gezinswoning geniet en het belang daarvan. Daarnaast moet er ook voorzichtig worden omgegaan met het onroerend patrimonium van de beschermde persoon. Dit patrimonium moet beschermd worden. Er wordt uitgegaan van het principe dat onroerend goed bedoeld is om waarde te verkrijgen in de loop van de tijd en dat het dus in het belang van de beschermde persoon is om het zo lang mogelijk te houden. Er moet vermeden worden dat er een belangenconflict ontstaat tussen de bewindvoerder en de beschermde persoon. Anderzijds moet, wanneer een onroerend goed verkocht moet worden en de bewindvoerder er in het belang van de beschermde persoon een goede prijs voor kan bekomen, dat werk worden vergoed. Deze redenen rechtvaardigen dat meerwaarden op onroerend goed niet op dezelfde wijze mogen worden behandeld als meerwaarden op roerende goederen. Voor onroerende goederen zal enkel de meerwaarde gerealiseerd door de bewindvoerder ten opzichte van de actuele waarde van het onroerend goed als inkomst beschouwd worden, en niet de meerwaarde die er is gekomen door verloop van tijd of de natuurlijke evolutie van de marktwaarde. Om van deze inkomsten te kunnen genieten, moet de bewindvoerder een recent schattingsverslag voorleggen dat toelaat het verschil tussen de huidige marktwaarde van het goed en de prijs waarvoor de beheerder het onroerend goed heeft kunnen verkopen, vast te stellen.
De volgende inkomsten komen zeker niet in aanmerking als berekeningsbasis voor het forfait : 1° onverminderd artikel 1, 10° en 19°, de gelden uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, met inbegrip van de verkoop van een effectenportefeuille, kapitaalbetalingen uit beleggingen, kapitaalaflossingen uit leningen en virtuele en nog niet gerealiseerde meerwaarden uit effecten;2° de opbrengsten uit schenkingen, erfenissen en legaten aan de beschermde persoon;3° de vergoedingen wegens materiële, morele of esthetische schade die geen betrekking hebben op inkomstenverlies;4° de terugbetalingen voor geneeskundige verstrekkingen door het ziekenfonds;5° de terugbetaling van een onverschuldigde betaling;6° het leefloon voor studenten of andere studietoelagen voor de kinderen van de beschermde persoon; 7° de terugbetalingen van voordien gemaakte kosten (hospitalisatie, apotheek, arts, ...); 8° de omzetting van het vruchtgebruik in een geldsom;9° de huursubsidies betaald aan de beschermde persoon;10° de kinder- of wezenbijslag van de kinderen van de beschermde persoon, de onderhoudsbijdragen bedoeld in artikel 203 van het oud Burgerlijk Wetboek en de onderhoudsuitkeringen voor de kinderen van de beschermde persoon; De kinderbijslagen en onderhoudsbijdragen zijn uitgesloten voor zover deze bestemd zijn voor het onderhoud van derden, namelijk kinderen. Ze zijn bedoeld om aan de behoeften van de kinderen te voldoen en niet aan die van de beschermde persoon. Daarom mogen ze niet worden gebruikt als basis voor de berekening van de vergoeding van de beschermde persoon, zelfs als ze deel moeten uitmaken van het beheer door de bewindvoerder. 11° het doelgebonden gedeelte van de uitkeringen aan personen met een handicap, zoals het budget van het Vlaams Agentschap voor personen met een Handicap. HOOFDSTUK 2. - Buitengewone ambtsverrichtingen In hoofdstuk 2 van dit besluit, en meer bepaald in artikel 2, § 1, wordt een lijst opgenomen van een aantal ambtsverrichtingen van de bewindvoerder die als buitengewoon beschouwd worden. Het gaat om een niet-limitatieve lijst.
Wat de bepaling onder 1° betreft wordt er op gewezen dat de afhaling en overschrijving van gelden, zoals bepaald in artikel 499/7, § 2, laatste lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, valt onder het dagelijks beheer van het bewind.
Onder de bepaling onder 2°, vallen o.a. het verhuren van een onroerend goed, het aankopen of vervreemden van een onroerend goed, het aangaan van een huurcontract, de deelname aan algemene vergaderingen (inclusief mede-eigendommen) en het voortzetten van een handelszaak.
Dit punt overlapt voor een groot deel met de bepaling onder 1°, maar is ruimer dan de lijst van handelingen waarvoor een machtiging aan de vrederechter moet worden gevraagd.
In de bepaling onder 4° gaat het om procedures die de bewindvoerder in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger voert en niet als advocaat voor de beschermde persoon (verboden bij nieuw artikel 1244/1, § 2, Ger. W.). Een uitzondering hierop vormt uiteraard de tussenkomst in gerechtelijke procedures betreffende het beschermingsstatuut.
Administratieve procedures bedoeld in de bepaling onder 5° zijn bijvoorbeeld administratieve beroepen naar aanleiding van de weigering om een tegemoetkoming toe te kennen.
Het bijwonen van zorgoverleg, bedoeld in de bepaling onder 11°, is een buitengewone prestatie. Dit vergt veel tijd en bijkomende inspanningen van de bewindvoerder.
Wat de bepaling onder 14° betreft, wordt er op gewezen dat het wettelijk verboden is voor de bewindvoerder om op te treden als advocaat voor de beschermde persoon (nieuw artikel 1244/1, § 2, Gerechtelijk Wetboek). De bewindvoerder moet de aanstelling van een advocaat benaarstigen. Ingeval de beschermde voldoet aan de voorwaarden om ervan te genieten, moet de bewindvoerder een beroep doen op de rechtsbijstand en een advocaat laten aanstellen in het kader van de tweedelijns juridische bijstand voor alle diensten die door een advocaat kunnen worden uitgevoerd.
De intellectuele prestatie van het afsluiten van een bewindsdossier bedoeld in de bepaling onder 15° is, afhankelijk van het dossier, veel werk. In de praktijk komt het immers voor dat de bewindvoerder na het einde van een bewind toch nog vaak vragen krijgt van erfgenamen/notarissen/familieleden en een aantal laatste prestaties kan en moet stellen.
Het sluiten van het dossier houdt het opmaken van een eindrapport. De woorden "Onverminderd paragraaf 2, 12° " betekenen dat de diensten die verband houden met de afsluiting van het dossier als uitzonderlijke taken worden beschouwd, met uitzondering van de eigenlijke voorbereiding van het eindverslag die geen aanleiding kan geven tot een aanvullende vergoeding als uitzonderlijke plicht.
Het opstellen van een afbetalingsregeling, bedoeld in de bepaling onder 17°, kan de aanvraag van een collectieve schuldenregeling vermijden en is derhalve kostenbesparend voor de beschermde persoon.
Voorwaarde is wel dat schulden niet te hoog zijn opgelopen.
De beschermde persoon heeft immers wel degelijk baat bij een minnelijke schuldenafbouw. Wanneer een bewindvoerder niet vergoed wordt voor deze buitengewone prestaties, bestaat immers het risico dat sneller een collectieve schuldenregeling (met aanstelling van schuldbemiddelaar) zal worden aangevraagd. Dit met alle gevolgen van dien: de collectieve schuldenregelingsprocedure is kostelijk en duurt vaak veel langer dan een minnelijke schuldenafbouw, het betekent een bijkomende werklast voor de arbeidsrechtbank en de betaling van erelonen aan de schuldbemiddelaar (extra kost voor de beschermde persoon).
Bovendien hebben de vaak veranderende levenssituaties van de beschermde persoon (bv. soms in opname in een psychiatrisch centrum, dan weer thuis in ambulante begeleiding, dan weer opname in een psychiatrisch centrum, dan uitkering geschorst wegens afwezigheid bij controlearts, uitkering geschorst na schending maatregelen na internering enz.....) een invloed op diens financiële situatie, ook aan de uitgavenzijde (ziekenhuisfacturen en huur). De inkomsten en schulden zijn niet steeds dezelfde. Daardoor moet de schuldbemiddelaar steeds herzieningen aanvragen, die in de collectieve schuldenregeling telkens ongeveer 300 euro kost.
Dat is ook de reden waarom een bewindvoerder bij voorkeur minnelijke schuldenafbouw tracht te organiseren buiten een collectieve schuldenregeling.
Het gaat dus om een niet-limitatieve lijst van buitengewone ambtsverrichtingen. De vrederechter kan dus steeds in concreto beoordelen of er nog andere prestaties onder de buitengewone ambtsverrichtingen vallen, zoals bv. een beschermde persoon die overlijdt in het eerste jaar van het bewind. Ook een bijstandsfunctie i.p.v. een vertegenwoordigingsfunctie zou hieronder kunnen vallen.
Hoofdstuk 2 vermeldt ook een aantal ambtsverrichtingen die niet als buitengewoon worden beschouwd.
De diverse administratieve taken bedoeld in de bepaling onder 14° zijn bijvoorbeeld het versturen van brieven of het invullen van formulieren.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT
18 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de inkomsten die in aanmerking kunnen worden genomen voor de berekening van de vergoeding van de bewindvoerders alsook van de kosten die als uitzonderlijk en de ambtsverrichtingen die als buitengewoon kunnen worden beschouwd FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het oud Burgerlijk Wetboek, artikel 497/5, § 1, zesde lid, § 2, vijfde lid, ingevoegd bij de wet van 17 maart 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/03/2013 pub. 14/06/2013 numac 2013009163 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid type wet prom. 17/03/2013 pub. 19/03/2013 numac 2013009126 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten sluiten en vervangen bij de wet van 8 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/11/2023 pub. 30/11/2023 numac 2023047028 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon sluiten, en § 2/1 ingevoegd bij de wet van 15 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2024 pub. 28/05/2024 numac 2024004698 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II sluiten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 oktober 2023;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister voor Begroting, gegeven op 7 november 2023;
Gezien de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikels 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies 75.339/2 van de Raad van State, gegeven op 27?februari?2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende de adviezen nr. 2023/25 en 2023/28 van de Nationale Hoge Raad Personen met een Handicap van 16 oktober 2023 en 15 december 2023;
Overwegende de adviezen van de Orde van de Vlaamse Balies van 16 oktober 2023 en 15 december 2023;
Overwegende de adviezen van Avocats.be, l'Ordre des barreaux francophones et germanophone de Belgique, van 16 oktober 2023 en 15 december 2023;
Overwegende de gezamenlijk adviezen van de Conferentie van de voorzitters van de vredegerechten en politierechtbanken en van het Koninklijk Verbond van de Vrede- en politierechters van 16 oktober 2023 en 15 december 2023;
Op de voordracht van de Minister van Justitie,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK 1. - Inkomsten van de beschermde persoon
Artikel 1.De inkomsten van de beschermde persoon die als berekeningsbasis dienen voor het forfait bedoeld in artikel 497/5, § 1, van het oud Burgerlijk Wetboek zijn de volgende netto inkomsten: 1° de inkomsten uit arbeid;2° de gewone, brug- en aanvullende pensioenen in geval van uitkering in een maandelijkse of jaarlijkse rente, dan wel volgens de tabel van de evolutie van de levensverwachting in geval van uitkering in kapitaal;3° de inkomsten uit intellectuele rechten zoals auteursrechten, patenten en octrooien;4° de teruggaven van inkomstenbelastingen;5° de inkomsten uit huur en pacht;6° de lijfrenten;7° de persoonlijke onderhoudsuitkeringen;8° de schadevergoeding wegens inkomstenverlies in geval van uitkering in een maandelijkse of jaarlijkse rente, dan wel volgens de tabel van de evolutie van de levensverwachting in geval van uitkering in kapitaal;9° de uitgekeerde interesten van tak 21-verzekeringen;10° de ontvangen opbrengsten van roerende kapitalen, zoals de dividenden op aandelen, coupons op obligaties, interesten en gerealiseerde definitief verworven meerwaarden van effecten ten aanzien van de waarde van de titel op het ogenblik van aanduiding van de bewindvoerder;11° de kinder- of wezenbijslag van de beschermde persoon zelf;12° vervangingsinkomsten zoals werkloosheids-, ziekte- en invaliditeitsuitkeringen, aanvullende uitkeringen wegens ziekte, invaliditeit, beroepsziekte of arbeidsongeval en de inkomensvervangende tegemoetkomingen, met uitzondering van uitkeringen die bedoeld zijn om een specifieke uitgave te compenseren;13° het leefloon zoals bepaald in de wet van 26 mei 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/05/2002 pub. 31/07/2002 numac 2002022559 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het recht op maatschappelijke integratie sluiten betreffende het recht op maatschappelijke integratie;14° de integratietegemoetkoming voor personen met een handicap, het zorgbudget en het vrij besteedbaar gedeelte van de tegemoetkomingen voor personen met een handicap, met uitzondering van uitkeringen die bedoeld zijn om een specifieke uitgave te compenseren;15° de tegemoetkomingen aan ouderen, zoals het zorgbudget voor ouderen met zorgnood en de inkomensgarantie voor ouderen, met uitzondering van uitkeringen die bedoeld zijn om een specifieke uitgave te compenseren;16° de uitkeringen van een zorgverzekering, met uitzondering van de terugbetaling van geneeskundige verstrekkingen of van uitkeringen die bedoeld zijn om een specifieke uitgave te compenseren;17° het leefloon voor studenten of andere studietoelagen voor de beschermde persoon;18° de aanvullende pensioenen uit verzekeringsproducten, volgens de tabel van de evolutie van de levensverwachting in geval van uitkering in kapitaal;19° de meerwaarde op de geschatte prijs volgens een recent schattingsverslag van de verkoop van een onroerend goed. De inkomsten bedoeld in het eerste lid waarop de beschermde persoon recht heeft, maar waarvan de betaling geschorst werd door zijn vrijheidsberoving, worden beschouwd als inkomsten.
HOOFDSTUK 2. - Buitengewone ambtsverrichtingen
Art. 2.§ 1. Onder meer volgende ambtsverrichtingen van de bewindvoerder worden als buitengewoon beschouwd: 1° het indienen van een gemotiveerd verzoekschrift tot een machtiging bij de vrederechter, voor zover het verzoekschrift ontvankelijk en niet manifest ongegrond is en, in voorkomend geval, het bijwonen van een zitting over dergelijk verzoekschrift en het uitvoeren van de verleende machtiging; 2° de beheers- en beschikkingsdaden m.b.t. onroerende en roerende goederen, met uitzondering van deze bedoeld in paragraaf 2; 3° de ontruiming van een pand;4° de vertegenwoordiging in rechte in zijn hoedanigheid van bewindvoerder, andere dan in het kader van het bewindsdossier;5° het voeren van een administratieve procedure en het aanvragen van machtigingen, andere dan deze bedoeld in paragraaf 2, 16° ;6° de afhandeling van nalatenschappen en verdelingen;7° het opstellen en onderhandelen van contracten in het algemeen en de opvolging van contracten die een bijzondere werklast met zich meebrengen;8° ondersteuning bieden bij legaten en schenkingen;9° het indienen van een aanbesteding voor een bouwwerk of renovatie alsook de opvolging van bouwwerken en renovaties;10° de plaatsing of de verhuis van de beschermde persoon en de teruggave van een gehuurd onroerend goed;11° onverminderd paragraaf 2, 1°, een bijkomend inhoudelijk overleg houden over het bewindsdossier met het zorgteam van de beschermde persoon, of met derden, met uitzondering van één overleg per jaar;12° elk onderzoek naar de fiscale situatie van de beschermde persoon, met uitzondering van de belastingaangifte als bedoeld in paragraaf 2, 13° ;13° onverminderd paragraaf 2, 9°, het beheer en de opvolging van sociale uitkeringen, zoals het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap-budget;14° het aanstellen van een advocaat, een curator bij een onbeheerde nalatenschap, een sekwester of een voorlopige bewindvoerder voor de nalatenschap;15° onverminderd paragraaf 2, 12°, het afsluiten van een bewindsdossier, anders dan bij vervanging van de bewindvoerder door tekortkomingen in zijn beheer;16° de vertegenwoordiging van de beschermde persoon bij een fiscale controle;17° de opmaak van een minnelijk afbetalingsplan voor openstaande schulden bij aanvang van het bewind;18° de ambtsverrichting waarvan de werklast de normaal te verwachten werklast in het kader van het dagelijks beheer in aanzienlijke mate overstijgt, ten belope van deze overschrijding. § 2. Onder meer volgende ambtsverrichtingen van de bewindvoerder worden niet als buitengewoon beschouwd: 1° normale contacten onderhouden met onder andere de beschermde persoon, de familie, de instelling, behalve wanneer deze contacten nodig zijn voor het stellen van buitengewone ambtsverrichtingen en de inhoud ervan in het jaarverslag wordt opgenomen;2° de lopende rekeningen betalen;3° de inkomsten ontvangen en kwijting geven;4° het openen en sluiten van financiële rekeningen of het overdragen ervan naar een andere financiële instelling en de overdracht van gelden tussen rekeningen;5° landverzekeringsovereenkomsten afsluiten en opzeggen;6° onverminderd paragraaf 1, 7°, de onroerende goederen onderhouden en eventuele kleine herstellingen laten uitvoeren;7° de kosten van medische behandeling en verzorging betalen; 8° het aanvragen van de sociale voorzieningen, zoals o.a. thuiszorg, OCMW-maaltijden, parkeerkaarten, ...; 9° het aanvragen van sociale uitkeringen, zoals de integratietegemoetkoming, de ziekte-uitkeringen, ...; 10° onverminderd paragraaf 1, 17°, de schulden betalen en afbouwen op een verantwoorde wijze;11° bijstand verlenen bij alle rechtshandelingen, tenzij anders bepaald in de aanstellingsbeschikking;12° het opstellen van het aanvangsverslag, het jaarverslag en het eindverslag;13° jaarlijks de aangifte van de personenbelasting invullen en opvolgen, wanneer dit geen invulling van bijkomende gegevens met zich meebrengt;14° diverse administratieve taken;15° een bankkluis beheren;16° alle eenvoudige machtigingen, zoals een loutere machtiging tot geldafhaling van de spaarrekening;17° het onderhoud met de vrederechter over het dossier van de beschermde persoon, al dan niet in aanwezigheid van de beschermde persoon;18° het onmiddellijk melden van een adreswijziging of het overlijden van de beschermde persoon. HOOFDSTUK 3. - Uitzonderlijke kosten
Art. 3.§ 1. Worden als uitzonderlijke beschouwd, de kosten waarvan het bedrag het normaal te verwachten bedrag in het kader van het dagelijks beheer of in de uitvoering van een buitengewone ambtsverrichting waarop ze betrekking hebben in aanzienlijke mate overstijgt, voor het bedrag van deze overschrijding.
De uitzonderlijke kosten worden vergoed op basis van een verantwoordingsstuk en de motivering van het uitzonderlijke karakter ervan.
De uitzonderlijke kosten van meer dan 500 worden bovendien alleen terugbetaald als de bewindvoerder vooraf toestemming van de rechter heeft gekregen om deze kosten te maken. § 2. Het bedrag dat wordt uitgedrukt in euro opgenomen in pararaaf 1, derde lid, wordt jaarlijks op 1 januari van rechtswege geïndexeerd, in functie van de afgevlakte gezondheidsindex van de maand november van het vorige jaar. Het aanvangsindexcijfer is de afgevlakte gezondheidsindex van juli 2024.
De rechter past het bedrag toe dat geldt bij de indiening van het verzoek tot machtiging of, bij gebrek daaraan, op het ogenblik dat de kosten worden gemaakt.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 4.Op 1 juli 2024 treden in werking: 1° artikel 9 van de wet van 8 november 2023Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/11/2023 pub. 30/11/2023 numac 2023047028 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon sluiten betreffende het statuut van bewindvoerder over een beschermde persoon;2° artikel 35 van de wet van 15 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2024 pub. 28/05/2024 numac 2024004698 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II sluiten houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen II;3° dit besluit.
Art. 5.De minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 mei 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Justitie, P. VAN TIGCHELT