Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 mei 2008
gepubliceerd op 09 juli 2008

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juli 2007, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008 in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008012664
pub.
09/07/2008
prom.
18/05/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 MEI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juli 2007, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008 in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juli 2007, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2007-2008 in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 mei 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juli 2007 Sectoraal akkoord 2007-2008 in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 (Overeenkomst geregistreerd op 29 augustus 2007 onder het nummer 84604/CO/218) HOOFDSTUK I. - Situering, toepassingsgebied en duur

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en bedienden van de ondernemingen die tot de bevoegdheid van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden behoren.

Onder "bedienden" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke bedienden.

Art. 2.De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben uitwerking van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008, behoudens de bepalingen over : - de koopkracht (hoofdstuk II) die gelden voor onbepaalde duur en geïntegreerd worden in de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 betreffende de arbeids- en beloningsvoorwaarden; - de opleiding (hoofdstuk VI) die in werking treden op 1 januari 2008 en buiten werking treden op 31 december 2009; - het conventioneel brugpensioen vanaf 58 jaar (hoofdstuk IX, artikel 14), die gelden tot 30 juni 2009; - het tijdskrediet (hoofdstuk VIII), die gelden tot 30 juni 2009; - de overuren (hoofdstuk IV), die van onbepaalde duur zijn; - de verrekening op de proeftermijn (hoofdstuk V), die van onbepaalde duur zijn.

De bepalingen gesloten voor een onbepaalde duur kunnen door één der partijen opgezegd worden, mits een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden en aan de ondertekenende organisaties. HOOFDSTUK II. - Koopkracht

Art. 3.Met ingang van 1 januari 2008 wordt artikel 4, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 met betrekking tot de arbeids- en beloningsvoorwaarden vervangen door de volgende bepalingen : « Met ingang van 1 januari 2008 worden de effectief uitbetaalde lonen verhoogd met een bedrag van 18 EUR. Voor deeltijdse werknemers wordt dit bedrag aangepast in verhouding tot hun prestaties. » HOOFDSTUK III. - Classificatie en leeftijdsbarema's

Art. 4.Een paritaire werkgroep wordt opgericht om, uiterlijk tegen 1 juli 2008, de huidige leeftijdsgebonden loonschalen, zoals bepaald in artikel 4, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 met betrekking tot de arbeids- en beloningsvoorwaarden, om te vormen tot een systeem dat aangepast is aan de vereisten van de Europese Richtlijn 2007/78/EG en de wet van 10 mei 2007. Het nieuwe systeem zal in werking treden op 1 januari 2009. De sociale partners van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden bevestigen verder de afspraken die vastgelegd zijn in het IPA, meer bepaald in alinea 2 van ankerpunt 1. HOOFDSTUK IV. - Overuren

Art. 5.Artikel 26bis, § 2 van de arbeidswet van 16 maart 1971 (verhoging van de interne grens van 65 uren en verhoging tot 130 uren van het quotum aan overuren waarvoor een keuze kan worden gemaakt tussen recuperatie of uitbetaling) wordt zodanig toegepast dat de geest van het ontwerp IPA 2005-2006 te goeder trouw wordt uitgevoerd wat betreft de regeling van arbeidsreglementen en akkoorden die op ondernemingsvlak werden gesloten door alle in de schoot van de vakbondsafvaardiging vertegenwoordigde organisaties. HOOFDSTUK V. - Arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur en vervangingsovereenkomsten

Art. 6.Bij aanwerving in het kader van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur zal de duur van de arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur of vervangingsovereenkomsten verrekend worden op de maximum proeftermijn, voor zover het gaat om dezelfde functie in de onderneming. HOOFDSTUK VI. - Opleiding

Art. 7.De sociale partners van de sector engageren er zich toe om de participatiegraad inzake vorming met 5 pct. te verhogen, overeenkomstig de doelstellingen van het IPA 2007-2008, door volgende maatregelen : § 1. De werkgevers verbinden er zich toe om 4 dagen opleiding toe te kennen voor de periode die ingaat op 1 januari 2008 en eindigt op 31 december 2009. Onverminderd artikel 9 van deze overeenkomst worden de opleidingsdagen toegekend op om het even welk moment in 2008 en/of in 2009. § 2. Onverminderd het recht op opleiding dat onder paragraaf 1 is erkend, wordt voor elke bediende een aanvullend recht op één dag beroepsopleiding geopend voor de periode die ingaat op 1 januari 2008 en eindigt op 31 december 2009.

De tijd die overeenstemt met de opleidingsdag moet 's avonds of tijdens het weekend en buiten de arbeidstijd vallen. § 3. De deeltijdse bedienden genieten de voornoemde opleidingsdagen in evenredigheid met hun deeltijdse prestaties. Het recht op opleiding geldt niet voor de bedienden die in opzegging zijn of die zijn aangeworven met een overeenkomst voor een bepaalde tijd van 1 jaar of minder. § 4. De opleidingsdagen moeten gericht zijn op een verhoging van de beroepsbekwaamheid van alle bedienden.

Art. 8.§ 1. De opleidingsdagen waarin artikel 7, § 1 voorziet, worden toegekend volgens de hiernavolgende regelen die dezelfde zijn als die welke zijn vastgelegd in de vorige tweejaarlijkse akkoorden in de sector met name de collectieve arbeidsovereenkomsten van 5 mei 1999, 25 april 2001, 15 mei 2003 en 16 juni 2005.

Onverminderd de toepassing van het opleidingsplan, zoals bepaald in artikel 9 hierna, gaat het om opleidingen die worden aangeboden door het Centrum voor de Vorming van Bedienden van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor Bedienden (CEVORA) of om door CEVORA erkende opleidingen, alsook om de door de betrokken ondernemingen of sectoren of door andere opleidingsverstrekkers georganiseerde opleidingen.

De werkgever heeft de verantwoordelijkheid om de opleidingsdagen aan te bieden tijdens de werkuren. Indien de opleiding plaatsvindt buiten de arbeidstijd moet de werkgever aan de bediende een gelijke compensatie in arbeidstijd toekennen.

De verplaatsingskosten van de bediende die betrekking hebben op de opleidingsdagen komen voor rekening van de werkgever.

Onverminderd de toepassing van het opleidingsplan zoals bepaald in artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst, moet de bediende, als de werkgever geen opleidingsdagen heeft voorgesteld vóór 31 december 2008, vóór 31 maart 2009 hiervoor een schriftelijke aanvraag indienen bij de werkgever. In dit geval moet de werkgever vóór 30 april 2009 schriftelijk aan de bediende meedelen hoe en wanneer hij binnen de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst de opleidingsdagen zal aanbieden.

Wanneer de werkgever : - ofwel niet vóór 30 april 2009 is ingegaan op de schriftelijke vraag van de bediende; - ofwel uiterlijk op 31 december 2009 geen of te weinig opleidingsdagen aan de bediende heeft aangeboden, worden de niet toegekende opleidingsdagen naar keuze van de bediende door hem opgenomen onder de vorm van hetzij betaald verlof, hetzij opleidingsdagen binnen het opleidingsaanbod georganiseerd door CEVORA. In dit laatste geval richt de bediende zijn verzoek om opleidingsdagen aan CEVORA. In alle gevallen worden deze dagen gelijkgesteld met gepresteerde arbeidsdagen. § 2. De onder artikel 7, § 2 voorziene opleidingsdag is een beroepsopleiding die door CEVORA wordt gegeven. Om die opleidingsdag te genieten, moet de bediende zich wenden tot CEVORA. Per volledige opleidingsdag die hij volgt, ontvangt de bediende vanwege CEVORA een premie van 40 EUR als forfaitaire tegemoetkoming in zijn verplaatsings- en opleidingskosten.

Deze opleidingsdag wordt niet als arbeidstijd beschouwd en wordt niet als zodanig bezoldigd. Daarenboven komt deze opleidingsdag niet in aanmerking voor het betaald educatief verlof.

Art. 9.De andere regelen van het recht op opleiding zoals bepaald in artikel 7, § 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen in de onderneming als volgt worden vastgelegd : § 1. Ondernemingen met vakbondsafvaardiging 1) Ondernemingen die reeds een opleidingsplan voor de periode 2006-2007 opmaakten en het lieten registreren. Deze ondernemingen kunnen het opleidingsplan met instemming van de ondertekenende partijen, verlengen voor de periode 2008-2009 met een eenvoudige brief (met vermelding van hun volledig Rijksdienst voor Sociale Zekerheidsnummer) aan het sociaal fonds van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité bedienden, opgericht bij de in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de Bedienden gesloten collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1975 houdende oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten (hierna "sociaal fonds" genoemd). De verlenging moet gebeuren tussen 1 oktober 2007 en 31 maart 2008. 2) Ondernemingen met vakbondsafvaardiging die nog geen opleidingsplan opmaakten. In de ondernemingen met een vakbondsafvaardiging kan tussen 1 oktober 2007 en 31 maart 2008 een bedrijfseigen opleidingsplan worden overeengekomen. Om geldig te zijn, moet dat plan de instemming krijgen van de meerderheid van de leden van de vakbondsafvaardiging. In het opleidingsplan kunnen de inhoud, het tijdstip, de doelgroep en alle andere nadere regelen van de opleiding volledig autonoom worden vastgelegd. Daarenboven kan het plan bepalen dat het opleidingskrediet op bepaalde bedienden wordt overgedragen.

Het opleidingsplan wordt tussen 1 oktober 2007 en 31 maart 2008 geregistreerd bij het sociaal fonds. De registratie gebeurt op basis van het formulier dat ter beschikking gesteld wordt door het sociaal fonds. 3) De ondernemingen met een vakbondsafvaardiging maar zonder bedrijfseigen opleidingsplan. De ondernemingen met een vakbondsafvaardiging maar zonder bedrijfseigen opleidingsplan kunnen uiterlijk op 31 december 2008 toetreden tot het suppletief opleidingsplan. Deze bedrijven mogen het opleidingskrediet niet op bepaalde bedienden overdragen.

Met "suppletief plan" wordt het suppletief opleidingsplan bedoeld, uitgewerkt door de raad van beheer van CEVORA. In een bedrijf met vakbondsafvaardiging, wordt het suppletief opleidingsplan, indien van toepassing, aan de vakbondsafvaardiging meegedeeld. 4) De ondernemingen met een vakbondsafvaardiging maar zonder opleidingsplan. De ondernemingen met een vakbondsafvaardiging maar zonder opleidingsplan mogen het opleidingskrediet niet op bepaalde bedienden overdragen.

Bij de uitvoering van artikel 9, § 1, punt 3) en punt 4), dient artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1997 met betrekking tot het statuut van de syndicale afvaardiging, te worden nageleefd. § 2. Ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging 1) Ondernemingen die reeds zijn toegetreden tot het suppletief opleidingsplan. Deze ondernemingen kunnen hun toetreding verlengen door tussen 1 oktober 2007 en 31 december 2008 door een eenvoudige brief (met vermelding van hun volledig Rijksdienst voor Sociale Zekerheidsnummer) te sturen naar het sociaal fonds van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité bedienden.

Deze ondernemingen kunnen het individuele opleidingsrecht van de bedienden op andere bedienden overdragen, maar slechts ten belope van 50 pct. van het totale krediet aan opleidingsdagen.

Met "suppletief plan" wordt het suppletief opleidingsplan bedoeld, uitgewerkt door de raad van beheer van CEVORA. In een bedrijf zonder vakbondsafvaardiging, wordt het suppletief opleidingsplan in het bedrijf uitgehangen. 2) Ondernemingen die nog niet zijn toegetreden. Deze ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging hebben de mogelijkheid om toe te treden tot een suppletief opleidingsplan uitgewerkt door de Raad van beheer van CEVORA. Deze ondernemingen kunnen het individuele opleidingsrecht van de bedienden op andere bedienden overdragen, maar slechts ten belope van 50 pct. van het totale krediet aan opleidingsdagen.

Het suppletief opleidingsplan wordt in het bedrijf uitgehangen.

De ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging kunnen eveneens tot deze collectieve arbeidsovereenkomst toetreden door een schriftelijke verbintenis aan te gaan dat het recht op opleiding zal gerealiseerd worden via CEVORA-opleidingen.

De ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging kunnen tussen 1 oktober 2007 en 31 december 2008 hun toetreding laten registreren bij het sociaal fonds, met het formulier dat door het sociaal fonds ter beschikking wordt gesteld.

Art. 10.De ondernemingen met een geregistreerd opleidingsplan of -verbintenis, genieten voor de ontwikkeling van hun opleidingsinitiatieven een trekkingsrecht ten laste van CEVORA. De nadere regelen voor dit trekkingsrecht zullen worden vastgelegd door het sociaal fonds. HOOFDSTUK VII. - Outplacement

Art. 11.De bepalingen van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot outplacement van 19 september 2002 blijven van kracht. Waar nodig zal de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst aan de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 82 worden aangepast. HOOFDSTUK VIII. - Tijdskrediet

Art. 12.Bij toepassing van artikel 2, § 3 van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis worden de volgende afwijkingsmodaliteiten vastgesteld : Voor niet-uitvoerende bedienden en voor de bedienden die een functie uitoefenen die niet door een andere bediende in het bedrijf wordt uitgeoefend vereist de uitoefening van het recht op tijdskrediet een akkoord van de werkgever.

De instemming of niet-instemming van de werkgever zal aan de werknemer meegedeeld worden uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op de maand tijdens welke het schriftelijk verzoek van de werknemer werd verricht.

Artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 1997 met betrekking tot het statuut van de syndicale afvaardiging is van toepassing.

Art. 13.§ 1. Bij toepassing van artikel 3, § 2 van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de duur van uitoefening van het recht op voltijds en halftijds tijdskrediet voor de werknemers die de leeftijd van 50 jaar niet hebben bereikt, verlengd tot 2 jaar.

Voor werknemers die de leeftijd van 50 jaar niet hebben bereikt en die bovendien een anciënniteit hebben van minstens 5 jaar in het bedrijf, wordt de duur van de uitoefening van het recht op voltijds tijdskrediet, verlengd tot 3 jaar. § 2. Bij toepassing van artikel 15, § 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking worden de bedienden die een beroep doen op artikel 9, § 1er, 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, voor zover zij de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, niet toegerekend op de drempel van 5 pct. waarin artikel 15, § 1 van de bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomst voorziet. § 3. De onder paragraaf 2 bedoelde bedienden ontvangen een bijkomende uitkering voor rekening van het sociaal fonds, als aanvulling op het 4/5 loon.

Deze bijkomende vergoeding bedraagt 60,04 EUR per 1 januari 2007 en wordt jaarlijks geïndexeerd. Deze vergoeding wordt uitbetaald per verlopen kalendermaand tot en met de maand juni 2009.

De raad van beheer van het sociaal fonds wordt ermee belast de nodige maatregelen te nemen om deze vergoeding vanaf 1 januari 2007 te kunnen betalen, overeenkomstig de bovenstaande bepalingen. HOOFDSTUK IX. - Conventioneel brugpensioen

Art. 14.De leeftijd van het conventioneel brugpensioen wordt vastgesteld op 58 jaar. Er dient aan de wettelijke loopbaanvoorwaarden te worden voldaan.

Het conventioneel brugpensioen geldt enkel voor bedienden met een overeenkomst voor onbepaalde tijd.

Art. 15.De leeftijd van het conventioneel brugpensioen wordt vastgesteld op 56 jaar voor bedienden die, overeenkomstig de wettelijke voorwaarden, een beroepsverleden kunnen bewijzen van minstens 33 jaar, waarvan 20 jaar nachtarbeid en bovendien minstens 10 jaar anciënniteit in de onderneming hebben bereikt.

Art. 16.De werkgever kan enkel een tegemoetkoming van het sociaal fonds verkrijgen voor de bruggepensioneerden van wie de opzegging ingaat met ingang van 1 januari 2007 en voor zover de opzegging wordt gegeven in het kader van een vertrek met brugpensioen vanaf 59 jaar.

Het recht op de tegemoetkoming geldt slechts tot de bruggepensioneerde de leeftijd van 60 jaar bereikt.

De terugbetaling van de aanvullende vergoeding wordt beperkt tot het bedrag dat bepaald is in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen. HOOFDSTUK X. - Initiatieven inzake opleiding, tewerkstelling van werkzoekenden, diversiteit en mobiliteit

Art. 17.De partijen verbinden er zich toe om in coherentie met de regionaal-communautaire initiatieven - onder meer door het sluiten van convenanten - de tewerkstelling in de sector van werkzoekenden behorende tot de risicogroepen te bevorderen via opleiding en/of trajectbegeleiding gericht op knelpuntberoepen in de sector.

Art. 18.§ 1. Een paritaire werkgroep zal onderzoeken welke sectorale vormings- en tewerkstellingsinitiatieven kunnen genomen worden ten gunste van diversiteit in al zijn facetten zoals bepaald in het IPA 2007-2008.

De werkgroep zal een eerste verslag over haar werkzaamheden neerleggen in het paritair comité tegen 1 juli 2008. § 2. Een paritaire werkgroep zal de mobiliteitsproblematiek onderzoeken. De werkgroep zal een eerste verslag over haar werkzaamheden neerleggen in het paritair comité tegen 1 juli 2008. HOOFDSTUK XI. - Financiering

Art. 19.In artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 1997, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 oktober 1998, worden de punten 9° en 10° gewijzigd als volgt : « 9° het vergoeden van de bijkomende inspanningen ter invulling van de bepalingen van artikelen 7, 8, 9 en 10, 11, 13, 16, 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juli 2007 met betrekking tot het sectoraal akkoord 2007-2008 in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008. »

Art. 20.In de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 1997 wordt artikel 12bis vervangen als volgt : «

Art. 12bis.De bijdrage van de werkgevers aan het sociaal fonds, nodig voor zijn werking, wordt voor het 1ste kwartaal 2007 tot en met het 4e kwartaal 2008 bepaald op 0,20 pct. van de brutolonen van de bedienden van de ondernemingen.

De bijdragen bestemd voor de risicogroepen worden aan het sociaal fonds betaald, overeenkomstig de bepalingen van de programmawet van juni 2005. » HOOFDSTUK XII. - Sociale vrede

Art. 21.De vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden verbinden zich ertoe om, tijdens de hele toepassingsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, in het paritair comité en in de ondernemingen geen bijkomende eisen met betrekking tot de in deze overeenkomst opgenomen materies te stellen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 18 mei 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

^