Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 mei 2004
gepubliceerd op 18 juni 2004

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat de kamers van beroep betreft, en houdende diverse andere wijzigingen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2004022424
pub.
18/06/2004
prom.
18/05/2004
ELI
eli/besluit/2004/05/18/2004022424/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 MEI 2004. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wat de kamers van beroep betreft, en houdende diverse andere wijzigingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 155, § 6, tweede lid, en achtste lid, vervangen bij de wet van 24 december 2002, 209, derde lid, 3°, 211, § 1, vervangen bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998, en 216, opgeheven bij de wet van 15 januari 1999 en hersteld bij de wet van 24 december 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 december 1990 houdende nadere organisatie van de Controlecommissie en van de Commissie van beroep, opgericht bij artikel 142 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 november 1992, 15 mei 1995 en 20 maart 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 januari 1993 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Controlecommissie, opgericht bij art. 142 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 april 1993 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Commissie van beroep, opgericht bij art. 142 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op de artikelen 296, 298, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 december 2002, 300, 301, 302, 304, 305, 306, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 september 1997, 1 april 1998 en 10 december 2002, 307 tot 310, en 311, vervangen bij het koninklijk besluit van 8 augustus 1997;

Gelet op het advies van het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, gegeven op 28 maart en 5 mei 2003;

Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën, gegeven op 13 oktober 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 27 januari 2004;

Gelet op het advies 36.721/1 van de Raad van State, gegeven op 30 maart 2004;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het opschrift van afdeling I van hoofdstuk I van titel V van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 2.In artikel 296 van hetzelfde besluit, worden de woorden « Dienst voor geneeskundige controle » vervangen door de woorden « Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle ».

Art. 3.Artikel 298 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 10 december 2002, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 298.Het mandaat van de leden van het Comité vangt aan op 15 februari 2003. De lopende mandaten worden op diezelfde datum van rechtswege beëindigd.

Het mandaat is vierjarig en hernieuwbaar. Voor de leden van de groepen voor wie de in artikel 211 van de gecoördineerde wet bedoelde verkiezingen worden georganiseerd, vindt de eerste hernieuwing echter plaats de eerste dag van de maand die volgt op de telling.

Het mandaat van de overleden of ontslagnemende leden wordt beëindigd door hun opvolgers. »

Art. 4.In artikel 300 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, eerste en tweede lid, worden de woorden "eerstaanwezend geneesheer-inspecteur hoofd van dienst" vervangen door de woorden "geneesheer-inspecteur-directeur".2° In § 2, eerste lid, worden de woorden "eerstaanwezend geneesheer-inspecteur hoofd van dienst" vervangen door de woorden "geneesheer-inspecteur-directeur".

Art. 5.In artikel 301 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1 worden de woorden "eerstaanwezend geneesheer-inspecteur hoofd van dienst" en "Dienst voor geneeskundige controle" vervangen door de woorden "geneesheer-inspecteur-directeur" en "Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle".2° In § 2, eerste en derde lid, worden de woorden "Dienst voor geneeskundige controle" vervangen door de woorden "Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle".

Art. 6.In artikel 302 van hetzelfde besluit, worden de woorden "eerstaanwezend geneesheer-inspecteur hoofd van dienst" en "Dienst voor geneeskundige controle" vervangen door de woorden "geneesheer-inspecteur-directeur" en "Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle".

Art. 7.De artikelen 304 tot 311 van hetzelfde besluit, worden opgeheven.

De reeds voor de Programmawet (II) van 24 december 2002 aanhangig gemaakte dossiers, worden evenwel verder afgehandeld overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 304 tot 311 van het voornoemde besluit.

Art. 8.In titel V, hoofdstuk I, van hetzelfde besluit, wordt een afdeling IIIbis ingevoegd, luidende : « Afdeling IIIbis - Kamers van beroep.

Art. 310bis.Bij de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, worden twee Kamers van beroep ingesteld die zich uitspreken op de beroepen ingesteld door : 1° de adviserend geneesheren tegen de beslissingen die door het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle lastens hen werden genomen overeenkomstig artikel 155 van de gecoördineerde wet;2° de zorgverleners tegen wie door het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, beslissingen werden genomen overeenkomstig artikel 141 van de gecoördineerde wet.

Art. 310ter.§ 1. De in artikel 310bis bedoelde Kamers van beroep houden zitting te Brussel in de lokalen van het Instituut. Eén kamer neemt kennis van alle zaken die in het Nederlands moeten worden behandeld. De andere kamer neemt kennis van alle zaken die in het Frans en in het Duits moeten worden behandeld. § 2. De voorzitters van de Kamers van beroep bedoeld in artikel 155, § 6 van de gecoördineerde wet, hebben elk drie plaatsvervangers; de andere leden hebben er twee. Zij worden allen door de Koning benoemd en voorgedragen zoals voorzien in het hogergenoemde artikel van de gecoördineerde wet. De onverenigbaarheden voorzien in artikel 155, § 6, derde lid van de gecoördineerde wet, gelden voor de werkende en plaatsvervangende leden. § 3. Het mandaat van de leden van de Kamers van beroep vangt aan op 15 februari 2003.

Het mandaat is vierjarig en hernieuwbaar.

Voor de leden van de groepen voor wie de in artikel 211 van de gecoördineerde wet bedoelde verkiezingen worden georganiseerd, vindt de eerste hernieuwing echter plaats op de eerste dag van de maand die volgt op de telling.

Het mandaat van de overleden of ontslagnemende leden wordt beëindigd door hun opvolgers. § 4. De leeftijdsgrens voor de voorzitters is 70 jaar; voor de andere leden is de leeftijdsgrens 65 jaar. § 5. Elke Kamer van beroep wordt bijgestaan door een secretariaat. De leden worden aangewezen door de geneesheer-directeur-generaal van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle uit de personeelsleden van deze dienst. Zij voeren de taken uit die zijn voorzien in de gecoördineerde wet, dit besluit en voorgeschreven door de voorzitter van de Kamer.

Art. 310quater, § 1. Op straffe van verval is de termijn om beroep aan te tekenen tegen de eindbeslissingen bedoeld in artikel 141, § 7, tiende lid en artikel 155, § 2 van de gecoördineerde wet, één maand, te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing. De termijn gaat in met de dag van verzending van het schrijven; de postdatum heeft bewijskracht.

De vervaldag wordt in de termijn begrepen. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst op de eerstvolgende werkdag. § 2. Het beroep wordt ingesteld bij een ter post aangetekende brief die aan het secretariaat van de Kamer van beroep wordt gezonden.

Op straffe van nietigheid vermeldt de akte van beroep : 1° de dag, de maand en het jaar;2° de naam, de voornaam, beroep en woonplaats van de verzoeker in beroep;3° de beslissing waartegen in hoger beroep wordt gekomen;4° de uiteenzetting van de feiten, grieven en de middelen;5° de overtuigingsstukken die zich niet in het administratieve dossier bevinden van het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle.Deze geïnventariseerde stukken worden uiterlijk binnen acht dagen na verzending van de akte van beroep neergelegd op het secretariaat van de Kamer van beroep.

De akte van beroep wordt ondertekend door de verzoeker in beroep en vermeldt, in voorkomend geval, de persoon die de verzoeker in beroep zal bijstaan of vertegenwoordigen. § 3. Bij iedere akte van beroep worden drie afschriften gevoegd, voor eensluidend verklaard door de verzoeker in beroep.

Art. 310quinquies, § 1. Elke zaak wordt ingeschreven in volgorde van ontvangst op de rol van de betrokken Kamer. Het rolnummer bestaat uit twee reeksen cijfers : de eerste reeks volgt de numerieke volgorde van inschrijving, de tweede reeks bevat de twee laatste cijfers van het kalenderjaar. De numerieke volgorde wordt elk kalenderjaar herbegonnen. § 2. De rol van iedere Kamer van beroep wordt schriftelijk of elektronisch bijgehouden door het secretariaat van de Kamers. § 3. Binnen acht dagen na de inschrijving van de zaak op de rol bevestigt het secretariaat van de Kamer aan de verzoeker in beroep de ontvangst van de akte van beroep, geeft de geïntimeerde kennis van de akte van beroep en vraagt het administratief dossier op bij het secretariaat van het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle.

Art. 310sexies, § 1. Elke voorzitter van een Kamer van beroep bepaalt de agenda van de zittingen van zijn Kamer.

De leden die zetelen in een Kamer worden door het secretariaat van de Kamer opgeroepen in naam van de voorzitter. § 2. Bij verhindering van de werkende voorzitter wordt hij door één van de plaatsvervangende voorzitters vervangen. § 3. Wanneer een lid verhinderd is, verwittigt hij onmiddellijk het secretariaat van de Kamer; in dat geval wordt het plaatsvervangende lid in zijn plaats opgeroepen.

Art. 310septies, § 1. De partijen beschikken over de hiernavermelde termijnen om het dossier in staat van wijzen te brengen : 1° de geïntimeerde heeft één maand om op de akte van beroep te antwoorden;2° de verzoeker in beroep heeft één maand om op de besluiten van de wederpartij te antwoorden;3° de geïntimeerde heeft vijftien dagen voor zijn wederantwoord. § 2. De in § 1 bedoelde conclusietermijnen kunnen op verzoek van minstens één partij door de voorzitter van de Kamer worden gewijzigd.

Het verzoek wordt gericht aan de voorzitter door middel van een verzoekschrift dat de reden bevat waarom hij andere termijnen zou moeten bepalen en dat de gewenste termijnen aangeeft.

Het is ondertekend door de raadsman van de partij indien hij advocaat is of, wanneer dat niet het geval is, door de partij zelf, en neergelegd op het secretariaat van de Kamer in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn. Het wordt door het secretariaat van de Kamer met een aangetekende brief aan de partijen ter kennis gebracht en, in voorkomend geval, bij gewone brief aan hun raadslieden.

De andere partijen kunnen, binnen vijftien dagen na de verzending van de aangetekende brief, op dezelfde wijze hun opmerkingen aan de voorzitter doen toekomen.

Binnen acht dagen na het verstrijken van de termijn bedoeld in het voorgaande lid of na de neerlegging van het verzoekschrift wanneer het uitgaat van alle betrokken partijen, doet de voorzitter van de Kamer uitspraak op stukken, behalve wanneer hij het noodzakelijk acht de partijen te horen, in welk geval zij met een aangetekende brief opgeroepen worden; de beschikking wordt binnen acht dagen na de zitting gewezen.

De voorzitter van de Kamer bepaalt de termijnen om conclusie te nemen en de rechtsdag. Tegen de beschikking staat geen enkel rechtsmiddel open.

De conclusies die zijn medegedeeld na het verstrijken van de termijnen bedoeld in het vorige lid, worden ambtshalve uit de debatten geweerd. § 3. De partijen moeten hun stukken aan elkaar mededelen, alvorens er gebruik van te maken; anders wordt de rechtspleging ambtshalve geschorst.

De mededeling geschiedt door het neerleggen van de stukken op het secretariaat van de Kamer. De stukken worden vooraf door de partij of haar raadsman gebundeld en op een inventaris ingeschreven.

De mededeling kan ook in der minne en zonder formaliteiten geschieden.

In elk geval moeten de stukken aan het secretariaat van de Kamer worden toegezonden of er neergelegd terzelfdertijd als zij worden meegedeeld aan de andere partijen.

De partijen geven de stukken terug uiterlijk binnen de termijn die hun gesteld is om hun conclusies te nemen. De niet medegedeelde stukken worden uit de debatten geweerd. § 4. De partijen zenden het origineel van hun conclusies aan het secretariaat van de Kamer of leggen ze aldaar neer. Zij kunnen een ontvangstbewijs vragen.

De conclusies van de partijen moeten hun naam, voornaam en woonplaats vermelden. De rechtspersonen delen de identiteit mee van de natuurlijke personen die zijn organen zijn.

Alle conclusies worden aan de tegenpartij of aan haar raadsman gezonden terzelfdertijd als zij op het secretariaat van de Kamer worden neergelegd. De neerlegging van de conclusies op het secretariaat geldt als kennisgeving.

Alle memories, nota's en stukken die niet ten laatste uiterlijk tegelijk met de conclusies zijn meegedeeld, worden ambtshalve geweerd uit de debatten.

Art. 310octies, § 1. Wanneer de zaak in staat van wijzen is gesteld, worden de partijen door het secretariaat van de Kamer in naam van de voorzitter opgeroepen om te verschijnen. De adviserend geneesheren, geneesheren-inspecteurs, apothekers-inspecteurs, sociaal controleurs en zorgverleners worden opgeroepen met een aangetekende brief, hun raadsman en de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle met een gewone brief.

De oproeping gebeurt uiterlijk één maand voor de zittingsdatum en maakt melding van het rolnummer, de naam van de partijen, het voorwerp van het geding, de dag, datum en uur van de zitting, de plaats van de zittingszaal. § 2. De debatten voor de Kamers van beroep zijn openbaar, tenzij de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde, de goede zeden of het beroepsgeheim.

Ten laatste één week voor de vastgestelde zittingsdag brengt de belanghebbende partij het verzoek naar voor om af te zien van de openbaarheid en de redenen daartoe. Na de andere partijen gehoord te hebben beraadslaagt de Kamer daarover met gesloten deuren en deelt haar beslissing mee.

De beslissing waarbij van de openbaarheid wordt afgezien, is met redenen omkleed. § 3. De Kamer van beroep kan elke maatregel alvorens recht te doen, bevelen.

Artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op de deskundigen waarop de Kamer een beroep doet.

Art. 310novies, § 1. De voorzitter van de Kamer van beroep kan altijd de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen.

Wanneer één van de in de zaak betrokken partijen niet verschijnt, belet dit de Kamer niet de zaak te onderzoeken en daaromtrent uitspraak te doen. § 2. Na de pleidooien en in voorkomend geval na de wederantwoorden, beveelt de voorzitter de sluiting van de debatten.

De beslissing waarbij de debatten worden gesloten, wordt vermeld op het zittingsblad. § 3. Wanneer de voorzitter de zaak in beraad houdt om de beslissing uit te spreken, bepaalt hij de dag voor die uitspraak, die moet geschieden binnen zes weken na het sluiten van de debatten.

Indien de uitspraak niet binnen die termijn kan geschieden, wordt de oorzaak van vertraging op het zittingsblad vermeld. § 4. De Kamer van beroep beraadslaagt met gesloten deuren; de beraadslaging is geheim.

Na het advies van de niet stemgerechtigde leden te hebben gehoord, wijst de voorzitter zijn beslissing. § 5. De beslissingen zijn met redenen omkleed en worden door de voorzitter in openbare zitting uitgesproken. Zij zijn ondertekend door de voorzitter en het lid van het secretariaat van de Kamer dat hem bijstaat.

Art. 310decies, § 1. Binnen acht dagen na de uitspraak van de beslissing brengt het secretariaat met een aangetekende brief een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing ter kennis aan de betrokken adviserend geneesheren en zorgverleners. Een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing wordt met een gewone brief ter kennis gebracht aan de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle. Een afschrift van de beslissing wordt met een gewone brief ter kennis gebracht aan de raadsman. § 2. De beslissingen hebben uitwerking vanaf de uitspraak. § 3. De brief waarbij de beslissing ter kennis wordt gebracht, maakt melding van de mogelijkheid van een administratief cassatieberoep bij de Raad van State, afdeling administratie. Zij geeft een korte beschrijving van de termijnen en de vormvoorschriften die dienen nageleefd te worden voor het instellen van het cassatieberoep bij de Raad van State, afdeling administratie. »

Art. 9.De koninklijke besluiten van 12 december 1990 houdende nadere organisatie van de Controlecommissie en van de Commissie van beroep, van 29 januari 1993 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Controlecommissie, en van 28 april 1993 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van de Commissie van beroep, worden opgeheven.

De reeds voor de Programmawet (II) van 24 december 2002 aanhangig gemaakte dossiers, worden evenwel verder afgehandeld overeenkomstig de voorschriften van de voornoemde koninklijke besluiten.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 15 februari 2003, met uitzondering van artikel 8, dat in werking treedt de dag waarop het besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 11.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 mei 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE

^