Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 18 juni 2003
gepubliceerd op 17 juli 2003

Koninklijk besluit betreffende de uitbating van kermistoestellen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2003011396
pub.
17/07/2003
prom.
18/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/18/2003011396/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

18 JUNI 2003. - Koninklijk besluit betreffende de uitbating van kermistoestellen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten, inzonderheid op artikel 4, vervangen bij de wet van 4 april 2001 en gewijzigd bij de wet van 18 december 2002;

Overwegende dat werd voldaan aan de formaliteiten bepaald in de Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij, gewijzigd bij de Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998;

Overwegende dat de normalisatie een belangrijke plaats inneemt bij de veiligheid der producten en diensten en dat de naleving van de normen een vermoeden van overeenstemming met de algemene veiligheidsverplichting vormt;

Gelet op het advies van de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten van 26 november 2001;

Gelet op het advies 34.660/1 van de Raad van State, gegeven op 27 maart 2003;

Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten;2° de minister : de minister tot wiens bevoegdheden de bescherming van de veiligheid van de consumenten behoort;3° kermistoestel : een niet-permanente installatie bestemd voor vermaak of ontspanning, ter voortbeweging van personen, en aangedreven door een niet-menselijke energiebron;4° kermistoestel type A : een kermistoestel waarbij de voortbewogen personen een snelheid bereiken die groter is dan 10 meter per seconde of een hoogte boven het terrein bereiken die groter is dan 5 meter;5° kermistoestel type B : een kermistoestel dat geen kermistoestel type A is;6° uitbater : elke producent of distributeur in de zin van artikel 1 van de wet, die een kermistoestel rechtstreeks ter beschikking van de consumenten stelt;7° technisch competent persoon : een persoon die voldoet aan de vereisten van punt 1 van bijlage I bij dit besluit;8° onafhankelijk organisme : een organisme dat voldoet aan de vereisten van punt 2 van bijlage I bij dit besluit;9° geaccrediteerd organisme : een organisme dat voldoet aan de vereisten van punt 3 van bijlage I bij dit besluit;10° ernstig ongeval : een dodelijk ongeval of een ongeval dat een blijvend letsel veroorzaakt of zou kunnen veroorzaken;11° ernstig incident : een incident dat aanleiding geeft of zou kunnen geven tot een ernstig ongeval. HOOFDSTUK II - Uitbatingsvoorwaarden

Art. 2.De uitbater zorgt ervoor dat het kermistoestel zodanig is geïnstalleerd, gemonteerd en zodanig is beproefd, gecontroleerd, geïnspecteerd en onderhouden en zodanig van opschriften is voorzien, dat er onder normale gebruiksvoorwaarden of onder andere, door de uitbater voorzienbare voorwaarden, geen gevaar voor de veiligheid van de gebruikers of derden bestaat. HOOFDSTUK III. - Algemene veiligheid

Art. 3.§ 1. Een kermistoestel mag slechts worden uitgebaat indien wordt voldaan : 1° aan de algemene veiligheidsverplichting bepaald in artikel 2 van de wet en 2° aan de veiligheidsbeginselen inzake het ontwerpen, vervaardigen, plaatsen, opstellen, opbouwen en uitbaten, vermeld in punten 1 en 2 van bijlage II bij dit besluit. § 2. Om aan te tonen dat een kermistoestel voldoet aan de algemene veiligheidsverplichting wordt, op initiatief van de uitbater, een risicoanalyse uitgevoerd.

Voor kermistoestellen type A wordt deze risicoanalyse uitgevoerd door een geaccrediteerd organisme.

Voor kermistoestellen type B wordt deze risicoanalyse uitgevoerd door een onafhankelijk organisme.

Deze risicoanalyse bestaat achtereenvolgens uit : 1° het identificeren van de gevaren, vermeld in punt 2 van bijlage II bij dit besluit, die bij het kermistoestel en tijdens de uitbating ervan aanwezig zijn;2° het vaststellen en nader bepalen van de overeenkomstige risico's voor de veiligheid van de gebruikers en derden tijdens de uitbating van het kermistoestel;3° het evalueren van deze risico's. § 3. Een kermistoestel dat in overeenstemming is met een niet-verplichte norm waarin een Europese norm of, indien deze bestaat, een communautaire technische specificatie, is omgezet, die één of meer veiligheidseisen omvat betreffende de veiligheid van kermistoestellen, wordt, voor de desbetreffende gevaarsaspecten, vermoed te voldoen aan de algemene veiligheidsverplichting en/of veiligheidsbeginselen. § 4. Een kermistoestel dat voldoet aan een nationale regelgeving van een land die partij is bij de EER-overeenkomst en die de naleving oplegt van criteria die gelijkwaardige garanties bieden als de algemene veiligheidsverplichting en/of veiligheidsbeginselen, wordt vermoed te voldoen aan de algemene veiligheidsverplichting en/of veiligheidsbeginselen.

Art. 4.Op basis van de uitgevoerde risicoanalyse worden, op initiatief van de uitbater, preventiemaatregelen opgesteld.

De uitbater past deze preventiemaatregelen toe tijdens de opstelling en uitbating van het kermistoestel.

Deze preventiemaatregelen omvatten onder andere : 1° technische maatregelen;2° organisatorische maatregelen;3° toezicht;4° informatieverstrekking. HOOFDSTUK IV. - Opstelling

Art. 5.§ 1. Een opstellingsinspectie wordt, op initiatief van de uitbater, uitgevoerd telkens nadat het kermistoestel werd gemonteerd en voor het kermistoestel opnieuw ter beschikking van de consumenten wordt gesteld.

Bij kermistoestellen type A wordt de opstellingsinpectie uitgevoerd door een onafhankelijk organisme.

Bij kermistoestellen type B wordt de opstellingsinspectie uitgevoerd door de uitbater, eventueel bijgestaan door derden, aan de hand van een montageblad opgesteld door een technisch competent persoon.

Bij het opstellen van het montageblad en tijdens de opstellingsinspectie wordt rekening gehouden met : 1° de voorschriften van de fabrikant van het kermistoestel;2° de vastgestelde preventiemaatregelen, vermeld in artikel 4 van dit besluit;3° de risico's verbonden aan de gevaren vermeld in punt 3 van bijlage II bij dit besluit. HOOFDSTUK V. - Onderhoud

Art. 6.Ten minste eenmaal per jaar wordt, op initiatief van de uitbater, een onderhoudsinspectie uitgevoerd.

Bij kermistoestellen type A wordt deze onderhoudsinspectie uitgevoerd door een onafhankelijk organisme.

Bij kermistoestellen type B wordt deze onderhoudsinspectie uitgevoerd door een technisch competent persoon.

De onderhoudsinspectie : 1° wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van de fabrikant van het kermistoestel;2° houdt rekening met de vastgestelde preventiemaatregelen, vermeld in artikel 4 van dit besluit;3° evalueert ten minste de risico's verbonden aan de gevaren vermeld in punt 4 van bijlage II bij dit besluit. HOOFDSTUK VI. - Periodiek nazicht

Art. 7.Bij een kermistoestel type A wordt, op intiatief van de uitbater, ten minste eenmaal per drie jaar een periodiek nazicht uitgevoerd door een geaccrediteerd organisme.

Bij een kermistoel type B wordt, op initiatief van de uitbater, ten minste eenmaal per tien jaar een periodiek nazicht uitgevoerd door een onafhankelijk organisme.

Het periodiek nazicht : 1° wordt uitgevoerd volgens de voorschriften van de fabrikant van het kermistoestel;2° houdt rekening met de vastgestelde preventiemaatregelen, vermeld in artikel 4 van dit besluit;3° evalueert ten minste de risico's en gevaren, vermeld in punt 5 van bijlage II bij dit besluit.

Art. 8.§ 1. Waarschuwingen en opschriften die betrekking hebben op het veilige gebruik van het kermistoestel moeten ten minste zijn opgesteld in de taal of de talen van het taalgebied waar het kermistoestel zich bevindt.

Deze waarschuwingen en opschriften moeten aangebracht worden onder een voor de gebruikers duidelijk leesbare vorm en op een voor de gebruikers zichtbare en opvallende plaats. § 2. Het vermelden van de waarschuwing "Gebruik op eigen risico" of elke andere gelijkaardige vermelding is verboden.

Art. 9.Kermistoestellen die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit besluit mogen op jaarbeurzen, exposities en bij demonstraties worden tentoongesteld en gedemonstreerd, mits op een zichtbaar bord, in de taal of de talen van het gebied, is aangegeven dat de betrokken kermistoestellen niet in overeenstemming zijn met dit besluit en dat zij niet uitgebaat mogen worden voordat ze in overeenstemming met de bepalingen van dit besluit zijn gebracht.

Bij deze demonstraties moeten alle passende veiligheidsmaatregelen worden genomen om de veiligheid van personen te waarborgen. HOOFDSTUK VII. - Toezicht

Art. 10.De uitbater dient, te allen tijde : 1° te kunnen aantonen dat een risicoanalyse werd uitgevoerd;2° de resultaten van deze risicoanalyse en de op basis daarvan vastgestelde preventiemaatregelen beschikbaar te houden;3° te kunnen aantonen dat de opstellingsinspecties, de onderhoudsinspecties en het periodiek nazicht op correcte wijze werden uitgevoerd.

Art. 11.De uitbater licht de door de Minister ter uitvoering van artikel 7 van de wet, aangewezen administratieve dienst onmiddellijk in over elk ernstig incident en elk ernstig ongeval dat een gebruiker of derde overkomt tijdens de uitbating van een kermistoestel. HOOFDSTUK VIII. - Overgangsmaatregelen

Art. 12.Voor kermistoestellen die reeds in gebruik zijn op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, hierna deze datum genoemd : 1° ten laatste zes maanden na deze datum, op initiatief van de uitbater : a) wordt de risicoanalyse zoals bedoeld in artikel 3, § 2, van dit besluit, uitgevoerd;b) worden de preventiemaatregelen, zoals bedoeld in artikel 4 van dit besluit, die werden vastgesteld ter voorkoming van ernstige risico's, waarbij directe verbetering is vereist, toegepast tijdens de uitbating van het kermistoestel;c) wordt er een regularisatieprogramma opgesteld dat aangeeft welke maatregelen zullen worden genomen;d) worden de waarschuwingen en opschriften, zoals bedoeld in artikel 8 van dit besluit, voorzien;2° ten laatste twee jaar na deze datum, op initiatief van de uitbater : a) wordt het regularisatieprogramma uitgevoerd;b) worden de preventiemaatregelen, zoals bedoeld in artikel 4 van dit besluit, toegepast tijdens de uitbating van het kermistoestel. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 13.Onze Minister bevoegd voor de Bescherming van de veiligheid van de consumenten is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 18 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, J. TAVERNIER

Bijlage I 1° Een technisch competent persoon voldoet aan volgende vereisten : 1.1. de leeftijd van achttien jaar bereikt hebben; 1.2. voldoende praktijkervaring en vakkennis bezitten om de bepalingen van het besluit van 18 juni 2003 betreffende de uitbating van kermistoestellen op een correcte wijze te kunnen uitvoeren en toepassen; 1.3. voldoende praktijkervaring en vakkennis bezitten om een risico-analyse correct te kunnen lezen; 1.4. ten minste over drie jaar technische praktijkervaring met kermistoestellen beschikken; 2° Een onafhankelijk organisme voldoet aan volgende vereisten : 2.1. technisch personeel tewerkstellen die technisch competente personen zijn; 2.2. het kaderpersoneel en het technisch personeel zijn onafhankelijk, bij het uitvoeren van proeven, het opstellen van verslagen en het afgeven van verklaringen, ten aanzien van alle kringen, groeperingen en personen die rechtstreeks of onrechtstreeks belangen hebben bij het uitbaten van kermistoestellen; 3° Een geaccrediteerd organisme voldoet aan volgende vereisten : 3.1. geaccrediteerd zijn door het Belgisch accreditatiesysteem, opgericht bij het koninklijk besluit van 22 december 1992 tot oprichting van een accreditatiesysteem van beproevingslaboratoria en keuringsinstellingen en tot vaststelling van de procedures en de voorwaarden voor accreditatie overeenkomstig de criteria van de normen van de reeks NBN-EN 45000 of geacrediteerd zijn door een evenwaardige organisatie of voldoen aan een nationale regelgeving van een land die partij is bij de EER-overeenkomst en die de naleving oplegt van criteria die gelijkwaardige garanties bieden als het voormelde Belgisch accreditatiesysteem; 3.2. een onafhankelijk organisme zijn.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 juni 2003 betreffende de uitbating van kermistoestellen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, J. TAVERNIER

Bijlage II 1° Bij het ontwerp en de vervaardiging te eerbiedigen veiligheidsbeginselen : 1.1. het kermistoestel dient zodanig te zijn vervaardigd dat het kan functioneren en kan worden afgesteld en onderhouden zonder dat men aan gevaren voor de veiligheid blootstaat wanneer deze handelingen worden voltrokken onder door de fabrikant vastgestelde omstandigheden; 1.2. de getroffen voorzieningen moeten erop gericht zijn elk gevaar gedurende de te verwachten levensduur van het kermistoestel uit te sluiten, ook wanneer de gevaren het gevolg zijn van voorzienbare abnormale omstandigheden; 1.3. om de meest passende oplossingen te kiezen, moet men de volgende beginselen toepassen in de opgegeven volgorde : - de gevaren uitsluiten of zoveel mogelijk beperken door het aspect veiligheid optimaal te verwerken in het ontwerp en bij de vervaardiging van het kermistoestel; - de noodzakelijke beveiligingsvoorzieningen treffen voor gevaren die niet kunnen worden uitgesloten; - de gevaren signaleren die nog aanwezig zijn als gevolg van een niet volledige doelmatigheid van de getroffen beveiligingsvoorzieningen, aangeven of een bijzondere opleiding is vereist en signaleren dat bepaalde persoonlijke beschermingsmiddelen moeten worden gebruikt; 1.4. bij het ontwerpen en vervaardigen van een kermistoestel alsmede bij de opstelling van de gebruiksaanwijzing moet men niet alleen uitgaan van een normaal gebruik maar tevens van het redelijkerwijze te verwachten gebruik daarvan; 1.5. een kermistoestel dient zodanig te zijn ontworpen dat abnormaal gebruik, indien gevaarlijk, wordt voorkomen. In voorkomend geval dient de gebruiksaanwijzing de aandacht te vestigen op een ontrading van het gebruik; 1.6. onder de gebruiksomstandigheden waarvoor een kermistoestel is bestemd moeten hinder, vermoeidheid en psychische belasting van degene die het kermistoestel zal bedienen tot een haalbaar minimum beperkt blijven, rekening houdend met de beginselen van de ergonomie; 1.7. bij het ontwerp en de vervaardiging dient men rekening te houden met de belemmeringen die diegene die het kermistoestel zal bedienen kan ondervinden door een noodzakelijk of te voorzien gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen; 1.8. het kermistoestel moet worden geleverd met alle speciale uitrustingen en accessoires die essentieel zijn voor het voorkomen van gevaren bij montage, demontage, transport, afstelling, onderhoud en gebruik; 2° Bij het ontwerpen, vervaardigen, plaatsen, opstellen, opbouwen en uitbaten in acht te nemen gevaarsaspecten, voorzover van toepassing : 2.1. gevaren ten gevolge van onvoldoende draagkracht van het kermistoestel, rekening houdend met de sterkte, de stijfheid en de vervormingscapaciteit van de toegepaste materialen; 2.2. gevaren ten gevolge van het verlies van evenwicht van het kermistoestel, rekening houdend met de ondersteuning van het kermistoestel, de aanwezige ondergrond en de verankering van het kermistoestel hierin, alsmede mogelijke belastingen van het kermistoestel; 2.3. gevaren ten gevolge van de toegepaste elektrische energie; 2.4. gevaren ten gevolge van de toegepaste mechanische, pneumatische of hydraulische energie; 2.5. gevaren ten gevolge van een defect in het bedieningscircuit of defecten in de energievoorziening; 2.6. gevaren ten gevolge van het gebruik van het kermistoestel, waaronder vallen, snijden, beklemming, afklemming, verstikking, wurging, verdrinking, botsen en overbelasting van het lichaam; 2.7. gevaren ten gevolge van de toegankelijkheid van het kermistoestel, hierbij inbegrepen de toegankelijkheid bij defecten, noodsituaties en evacuaties; 2.8. gevaren ten gevolge van mogelijke interacties van het kermistoestel en de gebruikers met de omgeving en omstanders; 2.9. gevaren ten gevolge van het klimaat binnen omsloten ruimten, waarbij inbegrepen onvoldoende ventilatie en onvoldoende verlichting; 2.10. gevaren ten gevolge van gebrekkige onderhoudsmogelijkheden; 2.11. gevaren ten gevolge van het monteren, demonteren en hanteren van het kermistoestel; 2.12. gevaren ten gevolge van brand; 2.13. gevaren ten gevolge van hinderlijke straling; 2.14. gevaren ten gevolge van blootstelling aan chemische stoffen; 2.15 gevaren ten gevolge van onvoldoende omgevingsverlichting; 2.16 gevaren ten gevolge van onvoldoende afstand tot andere kermistoestellen en omgevingselementen; 2.17 gevaren ten gevolge van onvoldoende mogelijkheden tot toezicht; 2.18 gevaren ten gevolge van gebrekkig onderhoud en beheer; 2.19 gevaren ten gevolge van ingrijpende wijzigingen aan het kermistoestel; 2.20 gevaren ten gevolge van een gebrek aan informatie aan de consumenten met betrekking tot de aanwezige risico's; 2.21 gevaren ten gevolge van de onmogelijkheid om persoonlijke beschermingsmiddelen te verkrijgen; 2.22 gevaren ten gevolge van onvoldoende kennis, opleiding en ervaring van het bedienend en toezichthoudend personeel; 2.23 gevaren ten gevolge van vandalisme. 3° Bij de opstellingsinspectie in acht te nemen gevaarsaspecten, voor zover van toepassing : 3.1. gevaren ten gevolge van het monteren, demonteren en hanteren van het kermistoestel; 3.2 gevaren ten gevolge van het verlies van evenwicht van het kermistoestel, rekening houdend met de ondersteuning van het kermistoestel, de aanwezige ondergrond en de verankering van het kermistoestel hierin, alsmede mogelijke belastingen van het kermistoestel; 3.3 gevaren ten gevolge van onvoldoende afstand tot andere kermistoestellen en omgevingselementen; 3.4. gevaren ten gevolge van mogelijke interacties van het kermistoestel en de gebruikers met de omgeving en omstanders; 3.5. gevaren ten gevolge van gebrekkige noodsystemen en -procedures; 4° Bij de onderhoudsinspectie in acht te nemen gevaarsaspecten, voor zover van toepassing : 4.1. gevaren ten gevolge van gebrekkig onderhoud en beheer; 4.2. gevaren ten gevolge van ingrijpende wijzigingen aan het kermistoestel; 5° Bij het periodiek nazicht in acht te nemen gevaarsaspecten, voor zover van toepassing : 5.1. gevaren ten gevolge van onvoldoende draagkracht van het kermistoestel, rekening houdend met de sterkte, de stijfheid en de vervormingscapaciteit van de toegepaste materialen; 5.2. gevaren ten gevolge van de toegepaste elektrische energie; 5.3. gevaren ten gevolge van de toegepaste mechanische, pneumatische of hydraulische energie; 5.4. gevaren ten gevolge van een defect in het bedieningscircuit of defecten in de energievoorziening; 5.5 gevaren ten gevolge van foutief uitgevoerde opstellingsinspecties en onderhoudsinspecties.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 18 juni 2003 betreffende de uitbating van kermistoestellen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, J. TAVERNIER

^