gepubliceerd op 04 januari 2017
Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling, de werking en de zetel van het Nationaal College voor Socialeverzekeringsgeneeskunde inzake arbeidsongeschiktheid
18 DECEMBER 2016. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling, de werking en de zetel van het Nationaal College voor Socialeverzekeringsgeneeskunde inzake arbeidsongeschiktheid
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 13 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/07/2006 pub. 01/09/2006 numac 2006022848 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling sluiten houdende diverse bepalingen inzake beroepsziekten en arbeidsongevallen en inzake beroepsherinschakeling, artikel 89/1, vierde lid, ingevoegd bij de wet van 25 april 2014 en vijfde lid, ingevoegd bij de wet van 20 juli 2015;
Gelet op het advies nr. 2015/11 van de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap, gegeven op 20 april 2015;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor werknemers van de Dienst voor uitkeringen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering van 9 juli 2015;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor beroepsziekten van 10 juni 2015;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor arbeidsongevallen van 15 juni 2015;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 mei 2016;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 28 juli 2016;
Gelet op advies 60.060/1 van de Raad van State, gegeven op 27 september 2016, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Werk, de Minister van Sociale Zaken, de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Personen met een Beperking, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "het College": het Nationaal College van Socialeverzekeringsgeneeskunde inzake arbeidsongeschiktheid.
Art. 2.Het College is samengesteld uit : 1° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering;2° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;3° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door het Fonds voor Arbeidsongevallen;4° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door het Fonds voor Beroepsziekten;5° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door de Directie-generaal Personen met een Handicap van de FOD Sociale Zekerheid;6° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid, voorgesteld door het Bestuur Medische expertise van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;7° 4 effectieve leden en 4 plaatsvervangende leden voorgesteld door het Nationaal Intermutualistisch College;8° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door Domus Medica;9° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Société Scientifique de Médecine Générale;10° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Wetenschappelijke Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde - Forum voor Vlaamse Verzekeringsartsen;11° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Association Scientifique de Médecine d'Assurance;12° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Belgische Nederlandse Vereniging van Verzekeringsraadsgeneesheren en Medische Experten;13° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Association Belge Francophone du dommage corporel;14° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Arbeidsgezondheidskunde;15° 1 effectief lid en 1 plaatsvervangend lid voorgesteld door de Société Scientifique de Santé au Travail.
Art. 3.Het bureau is samengesteld uit : 1° de voorzitter van het College;2° de ondervoorzitter van het College;3° de effectieve leden voorgesteld door de in artikel 2, 1° tot 4°, vernoemde openbare instellingen van sociale zekerheid en door de in artikel 2, 5° en 6° vernoemde besturen. De voorzitter van het College en de ondervoorzitter van het College bedoeld in het vorige lid nemen respectievelijk de functies waar van voorzitter en ondervoorzitter van het bureau.
Art. 4.Het bureau heeft inzonderheid tot opdracht : 1° de agenda van de vergaderingen van het College vast te stellen;2° de werkzaamheden van het College te coördineren, alsook deze van de commissies;3° de door het College aangenomen voorstellen en aanbevelingen over te maken aan de beheerscomités van de betrokken takken van de sociale zekerheid, aan de Nationale Arbeidsraad en aan de Nationale Hoge Raad voor Personen met een Handicap;4° de wijzigingen van het huishoudelijk reglement ter goedkeuring aan de minister bevoegd voor werk, de minister bevoegd voor sociale zaken en de minister bevoegd voor personen met een beperking voor te leggen.
Art. 5.De voorzitter en de ondervoorzitter van het College worden door Ons benoemd onder de leden van het College. Hun mandaat verstrijkt samen met hun mandaat als lid van het College.
Art. 6.Het College stelt zijn huishoudelijk reglement op dat het ter goedkeuring voorlegt aan de minister bevoegd voor werk, de minister bevoegd voor sociale zaken en de minister bevoegd voor personen met een beperking.
Art. 7.§ 1. Het College kan alle voorbereidende studies toevertrouwen aan één of meer commissies.
Het College beslist over de oprichting en de samenstelling van de commissies met een meerderheid van twee derde van de effectieve leden.
De commissie rapporteert over zijn werkzaamheden aan het College. § 2. Personen die niet zetelen in het College kunnen worden uitgenodigd om te zetelen in een commissie om er gehoord te worden.
Art. 8.De in artikel 2, 1° tot 4°, vernoemde openbare instellingen van sociale zekerheid en de in artikel 2, 5° en 6° vernoemde besturen verschaffen aan het College alle inhoudelijke expertise die vereist is om diens werkzaamheden uit te voeren. Indien nodig zullen de voornoemde besturen, voor zover dit nodig is voor het succesvol volbrengen van de opdrachten van het College, de benutting toelaten van gegevensbronnen die door hen worden beheerd, mits respect voor de geldende regels van confidentialiteit.
Art. 9.De leden van het College, behalve de leden bedoeld in artikel 2, 1° tot 6°, evenals de experts op wiens samenwerking een beroep wordt gedaan, kunnen aanspraak maken: 1° op de terugbetaling van de reiskosten volgens de voorwaarden vastgesteld bij het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten voor ambtenaren van niveau A;2° op de terugbetaling van de verblijfskosten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel der federale overheidsdiensten. De voorzitter en de ondervoorzitter van het College, wanneer ze geen deel van een dienst van de Federale overheid, noch van een andere overheidsdienst uitmaken, worden gelijkgesteld met de ambtenaren van de klasse A3 voor de toepassing van het eerste lid.
Art. 10.§ 1. De voorzitter en de ondervoorzitter van het Bureau krijgen een presentiegeld van 150 euro per halve vergaderdag van het Bureau.
Onder halve vergaderdag wordt een prestatie van minimum drie uur begrepen. § 2. De voorzitter en de ondervoorzitter van het Bureau genieten van een vergoeding gelijk aan het presentiegeld bedoeld in de eerste paragraaf wanneer ze, buiten de vergaderingen van het Bureau, prestaties kunnen verantwoorden die vallen onder deze opdrachten. Deze vergoeding wordt per halve dag verleend, met een maximum van 20 halve dagen per kalenderjaar, met voorafgaand akkoord van de minister bevoegd voor sociale zaken. § 3. De prestaties die in aanmerking komen voor de vergoedingen zoals bepaald in paragraaf 2 worden op kwartaalbasis per aangetekende brief meegedeeld aan de minister bevoegd voor sociale zaken die deze prestaties voorafgaandelijk goedkeurt.
Art. 11.De bijeenkomsten van het bureau zijn beperkt tot een maximum.
Voor het kalenderjaar 2016 wordt het aantal halve vergaderdagen dat in aanmerking komt tot de toekenning van het presentiegeld zoals bepaald in artikel 10, § 1 beperkt tot twaalf.
Voor het kalenderjaar 2017 en de daarop volgende jaren wordt het aantal halve vergaderdagen dat in aanmerking komt tot de toekenning van het presentiegeld zoals bepaald in artikel 10, § 1 beperkt tot acht.
Art. 12.De minister bevoegd voor sociale zaken of zijn afgevaardigde sluit, in het kader van de opdracht van dit College, een verzekeringscontract af tot schadeloosstelling van de leden en experts van het College, voor lichamelijke schade veroorzaakt door een ongeval tijdens een vergadering van het College of op de weg naar of van de plaats van de vergadering.
Art. 13.De zetel van het College en van zijn bureau wordt ondergebracht bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.
Art. 14.Het College is voor een duur van drie jaar opgericht.
Art. 15.Het College brengt jaarlijks verslag uit over zijn werkzaamheden aan de minister bevoegd voor sociale zaken.
Art. 16.Na het afloop van de periode van drie jaar bedoeld in artikel 14, stelt het College een eindverslag over het resultaat van zijn werkzaamheden op en deelt het mee aan de minister bevoegd voor sociale zaken.
Art. 17.De minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Personen met een beperking zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 december 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE BLOCK De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT De Staatssecretaris van Personen met een beperking, Mevr. E. SLEURS