gepubliceerd op 14 oktober 2005
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad
17 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en de toelagen van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten;
Gelet op het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de Dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 september 2004;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 20 januari 2005 en op 30 juni 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 24 november 2004 en op 30 juni 2005;
Gelet op het protocol n° 282 van 4 juli 2005 van het sectorcomité III-Justitie;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat moderne communicatiemiddelen het bereikbaar zijn van de justitieassistenten verhogen alsmede de behandeling van de dossiers kan verbeteren; dat het bijgevolg dringend noodzakelijk is de regelgeving in die zin aan te passen;
Overwegende dat de GSM zowel voor professionele als privé-doeleinden een veralgemeend werkinstrument is;
Overwegende dat de FOD Justitie er elkeen wil toe aanzetten zelf verantwoordelijk te zijn voor de aankoop en het onderhoud van de GSM;
Overwegende dat het sociaal akkoord van juni 2004 betreffende het nieuwe statuut van de justitiehuizen dringend volledige uitvoering moet krijgen;
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Artikel 20 van het koninklijk besluit van 13 juni 1999 tot vaststelling van sommige administratieve en geldelijke bepalingen voor de personeelsleden van de buitendiensten van de dienst Justitiehuizen van het Ministerie van Justitie die bekleed zijn met een bijzondere graad, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 20.De personeelsleden die de functie van justitieassistent uitoefenen, die een persoonlijk GSM-toestel bezitten en die beroepshalve bereikbaar blijven, hebben recht op een maandelijkse forfaitaire telefoonvergoeding die vastgesteld is op 29 euro, onderverdeeld in een vast gedeelte van 5 euro en een gedeelte van 24 euro.
De personeelsleden bedoeld in het eerste lid hebben geen recht op de telefoonvergoeding wanneer een GSM-toestel en het abonnement ter hunner beschikking is gesteld door de administratie. »
Art. 2.Artikel 21 van het zelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 21.§ 1. De forfaitaire telefoonvergoeding omvat de aankoop en onderhoud van het GSM-toestel, het abonnement en gesprekskosten, voor professionele doeleinden. Deze omvat 2 delen. § 2. Het eerste deel omvat een premie van 5 euro die de forfaitaire vergoeding is voor de aankoop en het onderhoud van het GSM-toestel.
Deze is betaalbaar vanaf de maand volgend op deze waarin de agent zijn nummer doorgeeft aan de administratie en zolang hij in activiteit is. § 3. Het tweede gedeelte omvat een premie van 24 euros die het abonnement en de gesprekskosten voor professionele doeleinden omvat.
Bij onvolledige prestaties wordt dit gedeelte naar rata van de geleverde prestaties uitbetaald.
De vergoeding wordt toegekend vanaf de maand volgend op deze waarbij het GSM-toestel werd geactiveerd. »
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005, behoudens voor de agenten die het bewijs hebben geleverd dat zij op 1 januari 2005 hun privé-GSM reeds gebruikten voor beroepsdoeleinden.
Voor deze laatsten treedt het besluit in werking vanaf 1 januari 2005.
Art. 4.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 september 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX.