Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 september 2000
gepubliceerd op 07 december 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012657
pub.
07/12/2000
prom.
17/09/2000
ELI
eli/besluit/2000/09/17/2000012657/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 SEPTEMBER 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen, tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 september 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 juni 1999 Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 14 juli 1999 onder het nummer 51474/COF/102.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen.

Onder "werknemers" worden de werklieden en de werksters verstaan.

Zij heeft tot doel de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten te coördineren en aan te passen en zij mag geen afbreuk doen aan de gunstiger ondernemingsovereenkomsten die reeds werden gesloten, noch aan de voordeliger loonregelingen die werkelijk worden toegepast.

Art. 2.Classificatie : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Brigadier : effectief betaald loon voor de uitgeoefende functie, bijgevuld met een minimum bedrag van 21,10 BEF in een arbeidstijdregeling van 39 uur/week, geïndexeerd en inbegrepen in het loon van de uitgeoefende functie van brigadier.

Art. 3.De uurlonen worden met 4 BEF verhoogd op 1 januari 1999.

De toepassingsmodaliteiten van deze verhoging zullen bepaald worden in de verschillende ondernemingen.

De nieuwe lonen op 31 december 1998, gekoppeld aan het indexcijfer 102,09 zijn vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld N.B. : bij de bovenvermelde lonen is het gebruik van de werktuigen inbegrepen (steenklovers in de laag, kanthouwers van blokken, loshouwers).

N.B. : les salaires ci-dessus s'entendent outils compris (rocteurs de buffet, rocteurs à blocs, épinceurs).

Art. 4.Op 31 december 1998 is de loonschaal voor de steenklovers in de laag in opleiding de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In de "Carrières du Hainaut" moeten de vier trimestriële verhogingen worden aangepast met 1,00 BEF.

Art. 5.Op 31 december 1998 worden de hieronder vermelde categorieën tegen de volgende minimumuurlonen betaald : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Personeel dat werkt aan de breekmolen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 6.De steenopvullers hebben geen vast loon; zij ontvangen een bijslag bij hun loon als steenhouwer op het ogenblik waarop zij steenopvullers worden, hetzij : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 7.Op 31 december 1998 zijn de lonen van de werknemers van het onderhoudsatelier en van het atelier voor het mechanisch kappen de volgende : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 8.Op 31 december 1998 ontvangen de non-stop -diamantzagers : a) hetzij een bijslag per uur van : 2,17 BEF in de regeling van 40 uren/week; 2,22 BEF in de regeling van 39 uren/week; 2,27 BEF in de regeling van 38 uren/week. b) hetzij een premie waarvan het bedrag in elke onderneming wordt bepaald.

Art. 9.Op 31 december 1998 ontvangen de werknemers die het brevet van mijnwerker hebben bekomen een loon van : 406,74 BEF in de regeling van de 40 uren/week; 415,98 BEF in de regeling van de 39 uren/week; 426,89 BEF in de regeling van de 38 uren/week. HOOFDSTUK II. - Ploegenpremies - Verplaatste arbeidstijdregelingen

Art. 10.Onverminderd de wettelijke bepalingen terzake, worden de ploegenpremies vastgesteld als volgt op 31 december 1998 : a) in de regeling van 40 uren/week : 17,81 BEF voor de arbeidsprestaties die worden verricht tussen 6 en 14 uren en voor die welke begrepen zijn tussen 14 en 22 uur; 65,60 BEF voor de arbeidsprestaties die begrepen zijn tussen 22 en 6 uur. b) in de regeling van 39 uren/week : 18,28 BEF voor de arbeidsprestaties die worden verricht tussen 6 en 14 uur en voor die welke worden verricht tussen 14 en 22 uur; 67,33 BEF voor de arbeidsprestaties die worden verricht tussen 22 en 6 uur. c) in de regeling van 38 uren/week : 18,98 BEF voor de arbeidsprestaties die begrepen zijn tussen 6 en 14 uur en voor die welke begrepen zijn tussen 14 en 22 uur; 69,04 BEF voor de arbeidsprestaties die begrepen zijn tussen 22 en 6 uur.

Deze bijslagen worden toegekend aan de werknemers die volgens een verplaatste arbeidstijdregeling werken, voor zover het tijdverschil overeenstemt met een van de ploegen die in de onderneming bestaan.

Ingeval de regeling van de ploegenarbeid tijdelijk wordt afgeschaft, zullen de werkgevers pogen de betrokken werknemers tewerk te stellen in een categorie die overeenstemt met het vroegere loon, met inbegrip van de bijslag voor ploegenarbeid.

Voor de toepassing van dit artikel in sommige ondernemingen worden de vermeldingen 6 uur, 14 uur en 22 uur respectievelijk vervangen door 5 uur, 13 uur en 21 uur. HOOFDSTUK III. - Werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn

Art. 11.De minimumuurlonen van de werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn worden vastgesteld volgens de volgende percentages, die toepasselijk zijn op de lonen van de werknemers die ten minste 20 jaar oud zijn van de categorie waartoe zij behoren : van 18 jaar tot 18 1/2 jaar : 80 pct. van 18 1/2 jaar tot 19 jaar : 85 pct. van 19 jaar tot 19 1/2 jaar : 90 pct. van 19 1/2 jaar tot 20 jaar : 95 pct. op 20 jaar : 100 pct.

Art. 12.De werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn die de vereiste vakbekwaamheid en het vereiste rendement hebben en die hetzelfde niveau bereiken als de werknemers van ten minste 20 jaar oud, van dezelfde beroepencategorie ontvangen het loon van de werknemer die ten minste 20 jaar oud is.

Art. 13.De werknemers van minder dan 20 jaar oud die de beroepsvervolmakingscursussen in de mechanica, de elektriciteit of het steenzagen of andere cursussen volgen die betrekking hebben op hun beroepsactiviteit, ontvangen gedurende de maximum periode van deze cursussen van vier jaar een bijslag per uur van : 1,00 BEF in de regeling van 40 uren/week; 1,03 BEF in de regeling van 39 uren/week; 1,05 BEF in de regeling van 38 uren/week.

Deze bijslag per uur wordt per maand betaald, voor zover de werknemers blijken geven van een regelmatige aanwezigheid van 80 pct. van het aantal uren van de cursussen.

Bovendien wordt deze bijslag per uur de eerste maal dat een schooljaar wordt overgedaan verminderd : van 1,00 tot 0,88 BEF in de regeling van 40 uren/week; van 1,03 tot 0,90 BEF in de regeling van 39 uren/week; van 1,05 tot 0,93 BEF in de regeling van 38 uren/week.

De betrokkenen ontvangen deze bijslag niet voor elk nieuw jaar dat wordt overgedaan.

De premies waarop artikel 13 betrekking heeft worden niet geïndexeerd. HOOFDSTUK IV. - Premies voor moeilijk werk

Art. 14.a) Werken in een kast of opgehangen boven de afgrond om een muur te schilderen : uurpremie gelijk aan 20 pct. van het basisloon. b) Herstelling van de brug boven de groeve : beperkt tot de herstelling van de trolleydraden : uurpremie van 5,68 BEF in een regeling van 40 uren/week; uurpremie van 5,83 BEF in een regeling van 39 uren/week; uurpremie van 5,99 BEF in een regeling van 38 uren/week. c) Aanbrengen van een katrol of plaatsen van een koord in de groef van een katrol die aan de muur van de groeve is bevestigd in een kast boven de groeve : uurpremie van 14,78 BEF in een regeling van 40 uren/week; uurpremie van 15,17 BEF in een regeling van 39 uren/week; uurpremie van 15,53 BEF in een regeling van 38 uren/week. d) Werken op een mast tijdens de winter, beperkt tot het werk dat wordt verricht wanneer de arbeid in de groeve wordt stopgezet wegens slecht weer : premie van 3,00 BEF per uur. De premies die reeds werden toegekend en die gunstiger zijn dan die waarin hierboven is voorzien zullen verworven blijven. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 15.De minimumuurlonen, de werkelijk betaalde lonen, alsmede de verschillende premies, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks wordt vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, behoudens uitzonderingen die in deze overeenkomst worden vermeld.

Art. 16.Deze lonen en premies schommelen naar boven of naar onder toe per reeks van 1 pct. van hun waarde voor elke wijziging van het indexcijfer met hetzelfde percentage, waarbij het spilindexcijfer de grondslag is.

De in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde lonen en ploegenpremies worden tegenover het indexcijfer 102,09 geplaatst.

Het eerste spilindexcijfer naar boven toe is vastgesteld op 103,11.

De opeenvolgende spillen naar boven toe zijn dus: 103,11 - 104,14 -....

Art. 17.De schommelingen van de in artikel 15 bedoelde lonen en premies gaan in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin het spilindexcijfer wordt overschreden. HOOFDSTUK VI. - Eindejaarspremie

Art. 18.1° Er wordt een jaarlijkse uitkering toegekend naar verhouding van het aantal gewerkte en gelijkgestelde uren. Deze wordt eveneens toegekend aan de rechtverkrijgenden van een werkman die in de loop van het dienstjaar overleden is, aan de bruggepensioneerde of gepensioneerde werknemers, alsmede prorata temporis aan de werklieden die worden ontslagen om economische redenen. 2° De toekenningsvoorwaarden voor de "Carrières du Hainaut" worden bepaald in een ondernemingsovereenkomst.3° Op 31 december 1998, bedraagt de eindejaarspremie 42 030 BEF per jaar.4° In toepassing van artikel 60 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1997 tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters, een premie van 3 000 BEF zal toegekend worden op 1 januari 1999.5° In 1999, zal de eindejaarspremie 50 530 BEF bedragen.6° In 2000, zal de eindejaarspremie 57 530 BEF bedragen.7° Deze premie wordt betaald vóór 25 december van elk jaar aan het personeel dat op 30 november aanwezig is, behalve voor gevallen bepaalt in § 1. Dit bedrag is onderworpen aan de bepalingen betreffende de eindejaarspremie, behalve wat de werkloosheidsdagen betreft, die worden gelijkgesteld met arbeidsdagen.

Met werkelijk gewerkte uren worden gelijkgesteld : 1° - de uren tijdens welke de volgende syndicale opdrachten worden vervuld : - het bijwonen van officiële of officieuze vergaderingen van het paritair comité of van een verzoeningsbureau; - de uren studie, vakbondsopleiding en opleiding voor de ondernemingsraden, die beperkt zijn tot maximum 80 uren; 2° - het verlies van arbeidsuren tengevolge van een arbeidsongeval of van een ongeval op de weg van en naar het werk, naar rata van 480 uren per jaar; - ongevallen van meer dan 30 kalenderdagen worden betaald door de verzekering (eindejaarspremie inbegrepen), zijn niet gelijkgesteld en worden niet verrekend in de 480 uren per jaar, voor de duur boven de 30 dagen; - ongevallen van minder dan 30 kalenderdagen worden gelijkgesteld door de werkgever; 3° het verlies van arbeidsuren tengevolge van ziekte, naar rata van 400 uren per jaar;4° de bijzondere en specifieke reglementen die in de verschillende ondernemingen van kracht zijn, blijven toepasselijk. De werknemers die minder dan 20 jaar oud zijn ontvangen deze premie, rekening houdend met de degressieve bedragen die zijn vastgesteld in de loonschaal van de werknemers van minder dan 20 jaar oud.

Wordt niet gelijkgesteld : ziekte van minder dan 15 opeenvolgende werkdagen.

Het refertebedrag is het bedrag dat respectievelijk op 31 december 1999 voor het jaar 1999 en op 31 december 2000 voor het jaar 2000 van kracht is.

Art. 19.De werknemers die niet meer dan twee dagen ongeoorloofd afwezig zijn geweest, met name respectievelijk tussen 1 januari en 31 december 1999 en tussen 1 januari en 31 december 2000, hebben recht op de volledige eindejaarspremie.

Deze premie wordt, per refertejaar, als volgt verminderd : a) voor 3 dagen tot 5 dagen ongeoorloofde afwezigheid : met 25 pct.; b) voor 6 dagen tot 10 dagen ongeoorloofde afwezigheid : met 50 pct.; c) voor 11 dagen ongeoorloofde afwezigheid en meer : de werknemers hebben geen recht op de premie. Art.20. Voor de werknemer die in de loop van het refertejaar in dienst treedt bij een werkgever, wordt het bedrag van de eindejaarspremie berekend naar verhouding van het aantal gewerkte maanden in de onderneming tijdens het refertejaar; de dagen ongeoorloofde afwezigheid worden eveneens vastgesteld naar verhouding van het aantal gewerkte maanden tijdens het refertejaar.

Art. 21.Indien een werknemer die een onderneming verlaat die ressorteert onder dit paritair subcomité in de loop van het jaar in dienst wordt genomen in een andere onderneming van dezelfde sector, betaalt elke werkgever de eindejaarspremie naar verhouding van het aantal maanden tijdens welke de werknemer in zijn onderneming heeft gewerkt. HOOFDSTUK VII. - Stiptheidspremie

Art. 22.De stiptheidspremie wordt berekend op basis van een gemiddeld loon van 427,58 BEF/uur (in een arbeidsstelsel van 39 uren per week). - Voor 1999, naargelang het aantal dagen dat jaarlijks wordt gewerkt, de werknemers die in totaal zijn afwezig geweest tussen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Alle afwezigheden inbegrepen behalve vakbondsopdrachten en economische werkloosheid en/of werkloosheid wegens weersomstandigheden. - Voor 2000 blijft dit systeem van toepassing. HOOFDSTUK VIII. - Patroonsfeest van de gedecoreerde werknemers

Art. 23.Naar aanleiding van het feest van de gedecoreerde werknemers is vanaf 1993 een jaarlijkse premie van 2 320 BEF toegekend aan alle werknemers.

Vanaf 1 januari 1994, is deze premie geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de maand die de betaling voorafgaat.

De evolutie van de premie is de volgende geweest : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De dag van de 4 gedecoreerden zal in de toekomst worden uitgesteld als deze op een zaterdag of op een zondag valt. HOOFDSTUK IX. - Zaterdagarbeid

Art. 24.De werknemer die door de werkgever wordt opgeroepen om op zaterdag vanaf 6 uur in de ochtend te komen werken, ontvangt een overloon van 35 pct., met uitsluiting van : a) het personeel dat in het stelsel van de 6-dagenweek werkt;b) het personeel dat in 3 ploegen werkt, waarvoor het overloon wordt berekend op maximum 40 uren/week;c) het personeel dat op zaterdag overuren verricht en het wettelijk overloon geniet. HOOFDSTUK X. - Terugbetaling van de vervoerkosten Art. 25 Onverminderd de toepassing van de wettelijke bepalingen, betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, ontvangen de werknemers een geïndexeerde vergoeding van 2,91 BEF per werkelijk gewerkt uur tegen het indexcijfer 102,09.

Voor de werknemers die een produktiepremie ontvangen, wordt deze vergoeding afgetrokken van de genoemde premie, naar verhouding van : 1,90 BEF per uur in de regeling van 40 uren/week; 1,90 BEF per uur in de regeling van 39 uren/week; 1,90 BEF per uur in de regeling van 38 uren/week.

De werkgevers zullen de flagrante gevallen van werknemers onderzoeken die in de onmogelijkheid verkeren om het gemeenschappelijk openbaar vervoer te gebruiken.

Voor de arbeiders die zich met de fiets verplaatsen, zal de terugbetaling volgens de wettelijke bepalingen gebeuren.

Art. 26.De terugbetaling geschiedt ten minste maandelijks. HOOFDSTUK XI. - Vastheid van betrekking

Art. 27.Ondanks de moeilijke economische situatie waardoor het tewerkstellingsvolume daalt, zullen de werkgevers, voor zover mogelijk, de gepaste maatregelen nemen teneinde het huidige tewerkstellingsniveau te handhaven.

Als de toestand zou achteruitgaan, zullen de werkgevers er zo veel mogelijk voor zorgen dat er na overleg tussen de partijen, een beurtregeling wordt opgesteld voor het tijdelijk werkloos personeel om economische redenen, ten einde de gevolgen ervan voor de betrokken werknemers te beperken.

Indien een onderneming in de toekomst onvermijdelijk wordt geconfronteerd met ernstige economische moeilijkheden, brengt de directie van deze onderneming de vakbondsafgevaardigden hiervan vooraf op de hoogte en wint zij hun advies in over de maatregelen die volgens haar op sociaal niveau moeten worden genomen.

Tijdens het overleg dat hierop volgt, bevelen de partners aan bij de maatregelen die worden overwogen in de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen. HOOFDSTUK XII. - Brugpensioen

Art. 28.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, wordt het principe van de toepassing van een regeling van conventioneel brugpensioen volgens de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 in deze sector aanvaard voor het werkend personeel dat voor deze formule opteert en tussen 1 januari 1999 en 31 december 2000 de leeftijd van 58 jaar bereikt.

Er zal een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst over de toekenningsvoorwaarden van dit brugpensioen worden gesloten.

Art. 29.Ter aanvulling van wat is bepaald bij artikel 28, komen de partijen, ter uitvoering van de wettelijke bepalingen, overeen om voor een periode beperkt tot de jaren 1999 en 2000 de brugpensioenleeftijd te verlagen tot 56 jaar ten voordele van de werknemers.

Er zal een bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst over de toekenningsvoorwaarden van dit brugpensioen worden gesloten. HOOFDSTUK XIII. - Arbeidsduur

Art. 30.De arbeidsduur wordt gehandhaafd op 38 uren per week.

Er bestaan evenwel drie arbeidstijdregelingen : a) de arbeidstijdregeling van 40 uren/week met toekenning van 12 inhaalrustdagen;b) de arbeidstijdregeling van 39 uren/week met toekenning van 6 inhaalrustdagen;c) de arbeidstijdregeling van 38 uren/week zonder toekenning van inhaalrustdagen. De wijzen van toepassing van de verschillende arbeidstijdregelingen moeten worden vastgesteld door de ondernemingsraden of, bij gebrek ervan, door dit paritair subcomité. HOOFDSTUK XIV. - Vormingsvergoeding

Art. 31.Een vormingsvergoeding van een bedrag van 1.500 BEF wordt toegekend in de loop van het jaar 1999, verhoogd met 5,5 pct. voor administratie kosten.

In 2000 blijft deze vergoeding vastgesteld op 1.500 BEF, betaalbaar in de loop van het jaar (bovenop de administratieve kosten).

Overeenkomstig hoofdstuk XXI van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst, zullen de vergoedingen worden gestort aan het « Sociaal fonds voor de werklieden van het groefbedrijf ». HOOFDSTUK XV. - Vakbonds- en opdrachtsopleiding

Art. 32.Het krediet dat voor de vormingscursussen wordt toegekend bedraagt 5 dagen per jaar en per gewoon of plaatsvervangend afgevaardigde in het comité voor veiligheid en gezondheid en in de ondernemingsraad.

Dit krediet vormt een totaal dat kan worden aangewend door de vakorganisaties, in overleg met de in het paritair subcomité vertegenwoordigde werkgevers.

De afgevaardigden beschikken over de nodige tijd voor het uitoefenen van hun vakbondsopdrachten.

Als voor deze opdrachten een bezoek buiten de onderneming noodzakelijk is, zal de vakbondsvrijgestelde, voor zover mogelijk, de werkgever hiervan binnen een redelijke termijn op de hoogte brengen.

De vakbondsopdrachten buitenshuis worden uitgebreid om het voor de afgevaardigden mogelijk te maken om de begrafenis bij te wonen van ouders en verwanten in de eerste graad van een werknemer.

Bij een interne opdracht moeten de afgevaardigden hun hiërarchische oversten hiervan op de hoogte brengen. HOOFDSTUK XVI. - Vergoedingen in geval van arbeidsongevallen

Art. 33.De vergoedingen in geval van arbeidsongevallen zullen worden betaald zodra de verzekeringsinstelling het ongeval heeft erkend en tijdens dezelfde periodes als die welke gelden voor de betaling van de lonen. HOOFDSTUK XVII. - Hospitalisatieverzekering

Art. 34.De werkgever verbindt zich ertoe een sectorale hospitalisatieverzekering (collectief contract) te onderschrijven ten bedrage van 1 000 BEF per jaar en per werknemer met een anciënniteit van minstens één jaar in de sector.

De werkgeversbijdrage is verhoogd met 618 BEF/jaar vanaf 1993.

De werkgevers komen gedurende deze collectieve arbeidsovereenkomst voor 3 000 BEF tegemoet in de vrijstelling, ten belope van één ongeval per schadejaar, en nemen eveneens de eventuele toeslag enkel voor de werknemer ingevolge de onderhandelingen met het oog op het sluiten van een nieuwe overeenkomst voor de jaren 1999-2000.

De waarborg aan de bruggepensioneerden wordt uitgebreid met de gelijkwaardige franchisemogelijkheden tot de actieve werknemers op vrijwillige basis uiterlijk op de datum waarop het brugpensioen ingaat.

De bepalingen vermeld onder artikel 28 zijn van toepassing op de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.

De werkgevers verbinden zich ertoe om met de directie van het verzekeringsorganisme besprekingen te voeren om zo de verschillende disfuncties die uit deze verzekering voortkomen te regelen. HOOFDSTUK XVIII - Valorisatie van de kwalificatie

Art. 35.Dit probleem zal in elke betrokken onderneming worden onderzocht.

Art. 36.Het probleem van de recuperatie van de overuren van het onderhoudspersoneel wordt onderzocht op het niveau van de ondernemingen waar er een probleem rijst. HOOFDSTUK XIX. - Vergoeding van de leerling-steenhouwers

Art. 37.In geval van indienstneming van een leerling, zal er tussen de betrokken partijen een paritair overleg plaatshebben. HOOFDSTUK XX. - Geschenkcheque

Art. 38.Ieder jaar, ontvangt iedere werknemer een cadeaucheque met een nominale waarde van 1.500 BEF. HOOFDSTUK XXI. - Premie aan de georganiseerden

Art. 39.Voor 1999 verbinden de werkgevers zich er toe om uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar aan de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf" waarvan de zetel gevestigd is te Brussel, Hoogstraat 26-28, een bedrag te storten van 4.693 BEF, administratieve kosten inbegrepen, per werkman die op 31 december van het vorige jaar werkelijk is ingeschreven in het personeelsregister alsmede voor de bruggepensioneerde werklieden. Voor iedere werknemer die tijdens de referteperiode meer dan één jaar afwezig is, stort de onderneming niet in het fonds. Met dit bedrag kan het sociaal fonds aan de werknemers een premie van 4.500 BEF toekennen. Deze bedragen worden niet geïndexeerd.

Dit bedrag wordt op 4.700 BEF gebracht vanaf 2000.

Art. 40.Deze storting die per werkgever en onderneming geschiedt, is afhankelijk van de naleving van de voorwaarden betreffende de verzoenings- en opzeggingsprocedure in geval van stopzetting van de arbeid en zij wordt verricht wanneer noch collectief, noch individueel het werk in de onderneming wordt belemmerd.

Elke actie die tot gevolg heeft dat de in het eerste lid van dit artikel vermelde punten niet in acht worden genomen kan een vermindering met een vierde van de storting meebrengen; de beslissing van de werkgever wordt slechts genomen nadat er in aanwezigheid van de vertegenwoordigers van de vakorganisaties een onderzoek is verricht.

Art. 41.De premie wordt door toedoen van de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf", Hoogstraat 26-28 te Brussel, aan de rechthebbenden betaald en door het fonds prorata temporis verdeeld onder de werklieden die aangesloten zijn bij één van de drie erkende vakorganisaties en tewerkgesteld in de hardsteengroeven op 31 december alsook onder de gepensioneerde, de bruggepensioneerde werklieden, de werklieden ontslagen wegens economische redenen, de werklieden die hun militaire dienstplicht vervullen, de werklieden die een individuele opleiding in de onderneming volgen alsmede aan de rechtverkrijgenden van de tijdens het refertejaar overleden werklieden.

Art. 42.De rekeningen van de V.Z.W. "Sociaal Fonds voor de werklieden van het groefbedrijf" worden, voor goedkeuring, één maal per jaar, en ten laatste op 1 juni, aan de vertegenwoordiger van de werkgevers voorgelegd en aan het Paritair Subcomité voor het bedrijf van de hardsteengroeven en van de groeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen. HOOFDSTUK XXII. - Werkloosheid wegens vorst, sneeuw of ijzel en/of om economische redenen

Art. 43.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 27 en 50 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, hebben de in artikel 1 bedoelde werklieden, ten laste van hun werkgever, recht op de betaling van een dagelijkse uitkering in geval van volledige of gedeeltelijke schorsing van de arbeid wegens vorst, sneeuw of ijzel en/of om economische redenen.

De supplementaire uitkering voor de werkloosheid gewaarborgd 85 pct. van het normaal netto dagloon.

Voor de werknemers die geen recht hebben op een werkloosheidsuitkering, zullen de werkgevers, in de mate van het mogelijke, proberen deze tewerk te stellen in verschillende taken, aangepast aan de omstandigheden van het ogenblik. Ingeval zij niet kunnen worden tewerkgesteld, zal de aanvullende vergoeding berekend worden in verhouding tot een theoretische werkloosheidsuitkering; dit wil zeggen die zij als rechthebbenden zouden hebben ontvangen.

Art. 44.De beslissing om de arbeid al dan niet te onderbreken wordt genomen door de werkgever (in geval van onderbreking wordt deze aan het personeel medegedeeld door middel van het gebruikelijke aanplakbiljet) die de arbeidsproblemen onderzoekt en zowel binnen als buiten de maatschappij alle mogelijke informatie inwint over de mogelijke evolutie van de technische en klimatologische omstandigheden.

In geval van betwisting wordt deze beslissing genomen na rechtstreeks contact met de hoofdafgevaardigde van de werklieden vergezeld van - indien er een is - een afgevaardigde van het comité voor veiligheid en gezondheid en, indien nodig, na een paritaire vergadering met de afgevaardigden van de werkgevers en van de werklieden van de ondernemingen uit het bekken. Deze vergadering wordt, indien mogelijk, de dag zelf dringend bijeengeroepen.

Zo de beslissing omtrent de onderbreking van de arbeid tijdens een weekend wordt genomen, wordt zij (volgens een akkoord dat door de R.T.B.F. Brussel in november 1986 werd bevestigd) medegedeeld aan het personeel na de uitzending van het gesproken dagblad om 19 uur op de vooravond van de dag waarop de arbeid normaal wordt hervat, met name over het algemeen op zondag.

De procedure voor heroproeping van het personeel in geval van werkloosheid wegens slechte weersomstandigheden zal worden verbeterd.

De beslissing omtrent de hervatting van de arbeid en de datum van de hervatting wordt aan het personeel medegedeeld volgens dezelfde procedure, met name na het gesproken dagblad van de R.T.B.F. Brussel (uitzending van 19 uur).

Art. 45.De oorzaken die niet afhankelijk zijn van de onderneming, zoals de gedeeltelijke of totale stilligging van het vervoer, de schorsing van de arbeid bij leveranciers of kopers, kunnen geen aanleiding geven tot de betaling van de uitkering indien de onderneming, die enkel om deze vreemde redenen de arbeid moet staken, haar personeel uit dien hoofde de werkloosheid oplegt.

Art. 46.De bij artikel 43 bedoelde daguitkering is alleen dan aan de in deze overeenkomst beoogde werklieden verschuldigd, wanneer zij gedurende de uren die onmiddellijk de schorsing van de arbeid voorafgaan (bijvoorbeeld de vooravond) persoonlijk blijk hebben gegeven van de noodzakelijke goede wil in klimatologische omstandigheden die door sneeuw, vorst of ijzel worden bemoeilijkt.

Het personeel moet, in geval van sneeuw en/of ijzel die tijdens deze uren optreedt, meer bepaald aanvaard hebben om de doorgang en de werkplaats vrij te maken zodat er kan worden voortgewerkt tot aan de door de werkgever bevolen schorsing. Deze arbeidsprestaties moeten onder normale voorwaarden inzake veiligheid ten aanzien van de betrokkenen worden verricht.

Art. 47.De uitkering wordt niet toegekend voor de dagen slecht weer wegens vorst, sneeuw of ijzel tijdens periodes van staking of lock-out.

Art. 48.Ingeval dit nodig is en zonder dat hij hierop systematisch een beroep doet, heeft de werkgever de mogelijkheid de in artikel 43 bedoelde werklieden tewerk te stellen in een andere sector die niet afhankelijk is van het slechte weer en/of van economische redenen, en arbeid te laten verrichten die overeenstemt met hun bekwaamheid.

Art. 49.Een werkgroep zal een berekeningsmethode uitwerken teneinde de 85 pct. te waarborgen.

Een bijkomende uitkering, berekend op 2,5 pct. van het normaal netto dagloon, wordt uitsluitend in geval van werkloosheid wegens slecht weer betaald (met name in geval van vorst, sneeuw of ijzel).

Deze bijkomende uitkering compenseert de gevolgen van het niet gelijkgestellen, van de dagen die verloren zijn gegaan, door de Kas voor Jaarlijkse Vakantie voor de periode van 1 januari tot 31 december van het voorgaande jaar.

De bijslag wordt betaald bij de eerste loonuitbetaling na 30 juni.

Deze uitkering wordt verhoogd met 5 pct. van het normaal netto dagloon voor de werklieden die, op het ogenblik van het slechte weer, een loon ontvangen dat lager ligt dan dat van de eerste categorie van de loonschaal.

Art. 50.De in artikel 43 bedoelde werknemers hebben recht op de betaling van de uitkering, voor zover : a) zij zonder onderbreking in dezelfde onderneming in dienst van hun werkgever zijn gebleven, gedurende ten minste één maand die onmiddellijk de onderbreking van de arbeid in de onderneming voorafgaat;b) zij vóór de datum van de uitbetaling van de uitkering hun arbeidsovereenkomst voor werklieden niet hebben opgezegd of niet om dringende redenen door hun werkgever zijn ontslagen.

Art. 51.De uitkering wordt rechtstreeks aan de werknemer betaald door de werkgever die hem tewerkstelt.

De betaling van de uitkering gebeurt op de gewone dag van de uitbetaling van de lonen voor de periode waarin de arbeid is geschorst of op een tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging overeen te komen datum.

Art. 52.Duur van de tegemoetkoming.

De uitkeringen die vastgesteld zijn in hoofdstuk XXII zijn verschuldigd tot maximum 90 werkdagen in het stelsel van de vijfdaagse werkweek voor het dienstjaar 1999; hetzelfde geldt voor het dienstjaar 2000. HOOFDSTUK XXIII. - Anciënniteitsverlof

Art. 53.Een betaalde verlofdag wordt jaarlijks toegekend aan de werknemer, op de verjaardag van zijn indiensttreding, per schijf van 8 jaar dienstanciënniteit, met een maximum van vier dagen per jaar.

Degenen dit langdurig ziek zijn, zijn uitgesloten van dit voordeel. HOOFDSTUK XXIV. - Gevallen van overlijden

Art. 54.Er wordt een vergoeding van 100 000 BEF betaald aan de persoon die de begrafeniskosten van een werknemer die overleden is tengevolge van een arbeidsongeval of op de weg van de arbeid ten laste neemt.

De rechthebbende overlegt een bewijs van overlijden en een attest van het ziekenfonds, waaruit blijkt dat hij wel degelijk rechthebbende is. HOOFDSTUK XXV. - Voltijdse loopbaanonderbreking

Art. 55.Het algemeen recht op loopbaanonderbreking wordt ingevoerd volgens de wetgeving terzake. HOOFDSTUK XXVI. - Beperkte inschakeling van externe firma's

Art. 56.Binnen een moeilijke economische context wensen de sociale partners voorrang te verlenen aan de tewerkstelling van de werknemers in de sector.

De werkzaamheden die gewoonlijk van permanente aard zijn zullen, voor zover mogelijk, niet worden uitbesteed.

In geval van moeilijkheden in verband met de aanstelling, verbinden de werkgevers zich ertoe de onderaanneming opnieuw te bespreken en zij verbinden zich ertoe een aangepaste herinschakeling voor te stellen, mits het personeel wordt opgeleid.

De ondernemingsdirecties, die verantwoordelijk zijn voor het beheer en het beroep dat gedaan wordt op onderaanneming, erkennen het recht op informatie van het personeel en zijn vertegenwoordigers.

Zij verbinden zich ertoe de dialoog te verbeteren met de vertegenwoordigers van het personeel waarbij de respectieve rol van de vakbondsafvaardiging en van de ondernemingsraad wordt bevoorrecht.

De directies zullen vooraf informeren over alle belangrijke werkzaamheden die bekend en gepland zijn.

De bijzondere modaliteiten van de informatieprocedure en van de inhoud van de informatie zullen plaatselijk worden bepaald waarbij de reeds bestaande praktijken worden inachtgenomen.

De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 53, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, zal worden nageleefd. HOOFDSTUK XXVIII. - Bevordering van de tewerkstelling

Art. 57.De partijen komen overeen om in 1999 een percentage van 0,40 pct. van de loonsom aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aan te wenden ten behoeve van het "Centre de formation aux métiers de la pierre" (CEFOMEPI).

Dit bedrag blijft vastgesteld op 0,40 pct. in 2000.

De opdrachten van de CEFOMEPI zouden kunnen uitgebreid worden tot technische en onderhoudsvorming ten bedrage van 0,15 pct. voor een specifieke vorming in de onderneming.

Art. 58.De bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1997 tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden van de werklieden en werksters (koninklijk besluit van 27 juni 2000) die niet worden gewijzigd door de artikelen van deze overeenkomst, worden verlengd onder dezelfde voorwaarden tot 31 december 2000.

Op sectoraal niveau zullen er 5 mensen opgeleid in de CEFOMEPI worden aangeworven. HOOFDSTUK XXIX. - Opzeggingstermijnen

Art. 59.Bij afwijking van de bepalingen van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereekomsten, wordt de opzeggingstermijn vastgesteld op 70 dagen voor de werknemers die gedurende 20 jaar en meer bij de onderneming in dienst is geweest. HOOFDSTUK XXX. - Maaltijdcheques

Art. 60.Voor iedere werkelijke arbeidsdag zal aan elke werknemer een maaltijdcheque worden toegekend.

Vanaf 1 januari 1999 zal de nominale waarde van de maaltijdcheque 100 BEF bedragen.

De bijdrage van de werknemer zal 44 BEF per maaltijdcheque bedragen.

Deze bijdrage zal worden ingehouden op het loonbriefje volgens de modaliteiten die moeten worden vastgesteld op ondernemingsniveau.

De maaltijdcheque zal worden afgeleverd op naam van de werknemer. Om aan deze voorwaarde te voldoen zal de toekenning van de maaltijdcheque, evenals de gegevens die erop betrekking hebben, vermeld worden op de individuele rekening van de werknemer.

Op elke maaltijdcheque zal duidelijk worden vermeld dat deze slechts kan worden gebruikt voor het betalen van een maaltijd of voor de aankoop van gebruiksklare levensmiddelen.

Deze bepalingen doen geen afbreuk aan het behoud van gunstiger toestanden die op het niveau van de ondernemingen bestaan. HOOFDSTUK XXXI. - Wettelijke kader

Art. 61.De bepalingen van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst houden rekening met de maatregelen voorzien in de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen. HOOFDSTUK XXXII. - Clausule van sociale vrede

Art. 62.De sociale vrede is gewaarborgd gedurende de volledige duurtijd van de overeenkomst.

Art. 63.Wat de « Carrières du Hainaut » betreft, moet een bijzonder ondernemingsakkoord betreffende de tewerkstelling en de onderaanneming worden gesloten binnen de onderneming.

Bij gebrek daarvan kan geen sociale vrede gewaarborgd wat deze twee punten betreft (tewerkstelling en onderaanneming). HOOFDSTUK XXXIII. - Verlenging van de bestaande akkoorden

Art. 64.De bestaande akkoorden, niet gewijzigd door deze collectieve arbeidsovereenkomst, blijven van toepassing. HOOFDSTUK XXXIV. - Geldigheidsduur

Art. 65.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, L. ONKELINX

^