gepubliceerd op 20 november 2006
Koninklijk besluit tot bepaling van de uitgiftevoorschriften van de openbare loterij, genaamd « 2007 for Life », alsook van soortgelijke openbare loterijen die betrekking hebben op een ander jaartal en een naam dragen die met dat jaartal overeenstemt
31 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit tot bepaling van de uitgiftevoorschriften van de openbare loterij, genaamd « 2007 for Life », alsook van soortgelijke openbare loterijen die betrekking hebben op een ander jaartal en een naam dragen die met dat jaartal overeenstemt
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 19 april 2002 tot rationalisering van de werking en het beheer van de Nationale Loterij, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, en op artikel 6, § 1, 1° en 3°, gewijzigd bij de Programmawet I van 24 december 2002;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Overwegende dat de evolutie van het gedrag van het publiek de Nationale Loterij tot de vaststelling heeft gebracht dat de aantrekkingskracht van de vormen van de door haar georganiseerde openbare loterijen, in het bijzonder met biljetten, sneller afneemt dan vroeger, waardoor de levensduur van dergelijke vormen van loterijen sterk wordt verkort;
Overwegende dat een dergelijke verminderde aantrekkingskracht een versnelde vernieuwing van de genoemde vormen van loterijen onontbeerlijk maakt teneinde aan de verwachtingen van de spelers te kunnen beantwoorden;
Overwegende dat een verhoogd aanbod van nieuwe vormen van loterijen met biljetten deel uitmaakt van de opdracht van de Nationale Loterij, in haar hoedanigheid van sociaal verantwoordelijke en professionele aanbieder van speelplezier, om het gedrag van de spelers te kanaliseren in de richting van spelen waarvan het verslavingsrisico gering is;
Overwegende dat deze kanalisatieopdracht tot het takenpakket behoort waarmee de Belgische Staat de Nationale Loterij heeft belast krachtens het beheerscontract dat tussen beide partijen werd gesloten;
Overwegende dat de Nationale Loterij absoluut zeer dringend de vereiste maatregelen moet treffen om deze sociale doelstelling na te komen;
Overwegende dat één van bovengenoemde maatregelen bestaat in de lancering van de vorm van loterij die door dit besluit wordt bekrachtigd;
Overwegende dat de concretisering van deze maatregel belangrijke voorbereidende werkzaamheden vereist, zowel op technisch als op organisatorisch vlak, die onverwijld van start moeten gaan;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gewettigd door de bovenstaande overwegingen;
Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en Onze Staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 19, geldt dit reglement voor de door de Nationale Loterij uitgegeven loterij met biljetten, genaamd « 2007 for Life ». Deze naam, waarin de vermelding in cijfers overeenstemt met een jaartal, bevindt zich op de biljetten.
De « 2007 for Life » is een loterij met biljetten waarvan het groot lot wordt toegewezen door middel van een trekking, terwijl de andere loten zonder trekking worden toegewezen door middel van de vermelding op het biljet, dat een lot al of niet verkregen is, en dit volgens een door het toeval bepaalde verdeling. De vermelding in kwestie is verborgen onder een af te krassen ondoorzichtige deklaag.
Art. 2.Het aantal biljetten van elke uitgifte wordt door de Nationale Loterij vastgesteld hetzij op 1 500 000, hetzij op veelvouden van 1 500 000.
De verkoopprijs van een biljet is vastgelegd op 5 euro.
Art. 3.Voor iedere hoeveelheid van 1 500 000 uitgegeven biljetten wordt het aantal loten vastgesteld op 501 420, die als volgt worden verdeeld : er is 1 lot met een maandelijks uit te keren rente ten bedrage van 2.007 euro, en voorts zijn er 19 loten van 2.007 euro, 100 loten van 250 euro, 300 loten van 100 euro, 1 500 loten van 50 euro, 10 000 loten van 20 euro, 70 000 loten van 15 euro, 15 000 loten van 12 euro, 70 000 loten van 10 euro, 62 000 loten van 7 euro, 136 000 loten van 5 euro en 136 500 loten van 2 euro.
Art. 4.§ 1. Op de voorkant van de biljetten staan 31 speelzones die bedekt zijn met een ondoorzichtige deklaag die door de deelnemer moet worden afgekrast. Deze 31 speelzones stemmen overeen met de 31 kalenderdagen van de maand december.
Op de ondoorzichtige deklaag waarmee de in het eerste lid bedoelde 31 speelzones zijn bedekt, staat een vermelding waarmee de verschillende speelzones van elkaar kunnen worden onderscheiden. Deze vermelding bestaat uit één of twee cijfers tussen 1 en 31, die aanduiden om de hoeveelste van de 31 dagen van de maand december het gaat. § 2. Na afkrassing van de ondoorzichtige deklaag waarmee de in § 1 bedoelde 31 speelzones zijn bedekt, verschijnt in elk van deze speelzones een verschillend symbool uit een reeks van acht mogelijke symbolen met de volgende voorstellingen : een « den », een « ster », een « kerstbal », een « klokje », een « wollen sok », een « hoofd van een kerstman », een « sneeuwman » en een « geschenk met een lint eromheen ».
In één, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen of tien speelzones kan hetzelfde symbool staan. § 3. Geeft telkens recht op het volgende : 1° deelname aan de trekking bedoeld in artikel 5, eerste lid, het biljet waarvan tien speelzones allemaal het symbool bevatten dat het « geschenk met een lint eromheen » voorstelt;2° een lot van 250 euro : het biljet waarvan negen speelzones allemaal het symbool bevatten van de « sneeuwman »;3° een lot van 100 euro : het biljet waarvan acht speelzones allemaal het symbool bevatten van het « hoofd van een kerstman »;4° een lot van 50 euro : het biljet waarvan zeven speelzones allemaal het symbool bevatten van de « wollen sok »;5° een lot van 20 euro : het biljet waarvan zes speelzones allemaal het symbool bevatten van het « klokje » en waarvan vier andere speelzones allemaal het symbool bevatten van de « ster »;6° een lot van 15 euro, hetzij het biljet waarvan zes speelzones allemaal het symbool bevatten dat het « klokje » voorstelt, hetzij het biljet waarvan vijf speelzones allemaal het symbool bevatten dat de « kerstbal » voorstelt en waarvan vier andere speelzones allemaal het symbool bevatten dat de « ster » voorstelt;7° een lot van 12 euro : het biljet waarvan vijf speelzones allemaal het symbool bevatten van de « kerstbal » en waarvan drie andere speelzones allemaal het symbool bevatten van de « den »;8° een lot van 10 euro : het biljet waarvan vijf speelzones allemaal het symbool bevatten van de « kerstbal »;9° een lot van 7 euro : het biljet waarvan vier speelzones allemaal het symbool bevatten van de « ster » en waarvan drie andere speelzones allemaal het symbool bevatten van de « den »;10° een lot van 5 euro : het biljet waarvan vier speelzones allemaal het symbool bevatten van de « ster »;11° een lot van 2 euro : het biljet waarvan drie speelzones allemaal het symbool bevatten van de « den ». § 4. Elk biljet waarop geen van de in § 3 bedoelde configuraties voorkomt, is een niet-winnend biljet.
Art. 5.Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 9, § 1, eerste lid, nemen de in artikel 4, § 3, 1°, bedoelde winnende biljetten deel aan een openbare trekking waarin er onder deze winnende biljetten één biljet zal worden geloot dat de in artikel 3 bedoelde rente toegewezen zal krijgen. De niet getrokken biljetten genieten elk van een lot van 2.007 euro. Omdat cumulatie van loten niet toegelaten is, geeft het biljet dat de rente wint geen recht op een lot van 2.007 euro.
De datum en de praktische voorwaarden van de in het eerste lid bedoelde trekking worden door de Nationale Loterij bepaald en bekendgemaakt, met dien verstande dat deze trekking wordt vastgelegd op een datum na het verstrijken van de in artikel 9, § 1, eerste lid, bedoelde termijn van twee maanden.
De trekking wordt in het openbaar gehouden, onder het toezicht van een gerechtsdeurwaarder en onder leiding van de gedelegeerd bestuurder van de Nationale Loterij of van diens afgevaardigde.
De onverwachte afwezigheid van de gerechtsdeurwaarder op het geplande uur mag voor de trekking geen beletsel vormen. In die omstandigheden wordt de trekking uitzonderlijk onder het toezicht gesteld van de gedelegeerd bestuurder van de Nationale Loterij of van diens afgevaardigde.
Wanneer een trekking niet op de geplande datum kan worden verricht, om een reden buiten de wil van de Nationale Loterij, wordt ze uitgevoerd op een latere datum die door de Nationale Loterij wordt vastgelegd en wordt bekendgemaakt met alle door haar nuttig geachte middelen.
De gedelegeerd bestuurder of zijn afgevaardigde regelen elke andere onvoorziene gebeurtenis die met de trekking verband houdt.
De Nationale Loterij maakt de uitslagen van de trekking bekend met de door haar nuttig geachte middelen.
Art. 6.Op de voor- of op de achterkant van de biljetten kunnen de volgende vermeldingen staan, uitsluitend voor de controle en het administratief beheer van deze biljetten : 1° een reeks zichtbare cijfers;2° een reeks cijfers, bedekt met een ondoorzichtige deklaag;3° twee zichtbare streepjescodes.
Art. 7.In de speelzones bedoeld in artikel 4, § 2, eerste lid, kunnen controlevermeldingen staan in elke vorm die de Nationale Loterij nuttig acht.
Alleen de Nationale Loterij heeft het recht om, ter controle, de in artikel 4, § 1, eerste lid, en in artikel 6, 2°, bedoelde ondoorzichtige deklagen van de onverkochte biljetten af te krassen.
Art. 8.§ 1. Teneinde te waarborgen dat de toewijzing van de loten zonder trekking uitsluitend wordt bepaald door het toeval, wordt elke vorm van stelselmatigheid vermeden bij het drukken van de vermeldingen die op deze loten betrekking hebben, en mogen de biljetten uiterlijk geen enkel verschil vertonen waarmee om het even welk element kan worden onthuld.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid kan er echter een procédé worden bepaald om te garanderen dat de biljetten waarmee kleine lotenbedragen worden toegewezen, evenwichtig worden verdeeld over alle gedrukte biljetten. § 2. Op de voor- of de achterkant van de biljetten worden er cijfers en/of letters vermeld ter identificatie van de uitgifte waartoe de biljetten in kwestie behoren. Het aantal uitgiften wordt vastgelegd door de Nationale Loterij.
Art. 9.§ 1. De winnende biljetten bedoeld in artikel 4, § 3, 1° mogen, vanaf hun aankoop, uitsluitend aangeboden en afgegeven worden ten zetel van de Nationale Loterij of in een Regionaal Kantoor van de Nationale Loterij tot en met de laatste dag van een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de afsluitingsdatum van de verkoop van de uitgifte waartoe de biljetten behoren. Na deze termijn worden de biljetten in kwestie waardeloos en verblijven de loten die ermee verband houden aan de Nationale Loterij.
De houder van het in artikel 4, § 3, 1° bedoelde biljet dient op de keerzijde van het winnend biljet zijn naam, voornaam, adres en geboortedatum in drukletters te schrijven. Die gegevens dienen om de Nationale Loterij in staat te stellen alle nuttige maatregelen te treffen met het oog op de betaling van, al naar gelang het resultaat van de trekking bedoeld in artikel 5, eerste lid, hetzij de lijfrente van 2.007 euro per maand, hetzij een lot van 2.007 euro. De houder verbindt zich ertoe, in het kader van de eventuele toekenning van voornoemde rente, alle andere gegevens mee te delen die de Nationale Loterij nodig acht, ongeacht of ze hiervoor al dan niet een beroep doet op de diensten van een derde met het oog op de betaling van bovengenoemde rente.
De overhandiging van de winnende biljetten, bedoeld in het eerste lid, gebeurt in ruil voor een ontvangstbewijs voor de houder van het biljet. § 2. De toekenning van de levenslange maandelijkse rente van 2.007 euro aan de houder van het winnend biljet dat door de in artikel 5, eerste lid, bedoelde trekking wordt geloot, gebeurt volgens de hierna opgesomde voorwaarden : 1° het bedrag van 2.007 euro vormt een vast bedrag dat geenszins kan worden aangepast; 2° onder voorbehoud van de bepalingen van § 1, eerste lid, wordt er begonnen met de uitkering van de rente op de eerste dag van de eerste maand die volgt op de maand waarin de trekking werd verricht;3° de uitbetaling van de rente wordt stopgezet bij het overlijden van de begunstigde;4° de rente is onoverdraagbaar en, bij overlijden van de begunstigde, onomkeerbaar;5° artikel 17, § 1, 4°, en artikel 20 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zijn niet van toepassing op het lot dat wordt gevormd door de hierboven bedoelde rente. § 3. De loten van 2.007 euro toegekend aan de biljetten die niet getrokken werden naar aanleiding van de trekking bedoeld in artikel 5, eerste lid, worden door de Nationale Loterij aan hun begunstigden betaald binnen een termijn van één maand te rekenen vanaf de dag van voornoemde trekking. § 4. De loten van 250 euro, 100 euro, 50 euro, 20 euro, 15 euro, 12 euro, 10 euro, 7 euro, 5 euro en 2 euro zijn betaalbaar aan de houder tegen afgifte van de winnende biljetten bij de verkopers, vanaf het ogenblik van de aankoop van de biljetten tot en met de laatste dag van een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de afsluitingsdatum van de verkoop van de uitgifte waartoe de biljetten in kwestie behoren. Na die termijn verblijven de niet-opgeëiste loten aan de Nationale Loterij. § 5. De uitbetaling van de loten gebeurt contant, en, rekening houdend met de omvang van de uit te betalen sommen, in speciën of via een van de gebruikelijke betalingswijzen bij bankverrichtingen, volgens de modaliteiten vast te stellen door de Nationale Loterij.
Art. 10.Voor elke biljettenuitgifte worden de afsluitingsdatum van de verkoop en de daarmee samenhangende afsluitingsdatum van de uitbetaling van de loten door de Nationale Loterij bekendgemaakt met alle door haar nuttig geachte middelen.
Art. 11.Klachten over de loten moeten, op straffe van verval, binnen de in artikel 9, § 1, eerste lid en § 4 bedoelde termijn van twee maanden worden ingediend. Ze dienen per aangetekende brief aan de Nationale Loterij te worden gericht of in ruil voor een ontvangstbewijs bij de Nationale Loterij te worden afgegeven.
Elke klacht moet vergezeld gaan van het betrokken biljet. Op de keerzijde van dat biljet moet de deelnemer zijn naam, voornaam en adres vermelden.
Art. 12.Het is alle minderjarigen verboden deel te nemen.
Art. 13.De Nationale Loterij erkent slechts één eigenaar van een winnend biljet, namelijk de houder ervan. De staving van de identiteit wordt evenwel geëist : 1° als er twijfel bestaat over de geldigheid van het biljet, als het besmeurd, gescheurd, onvolledig of herplakt is.In dat geval wordt het biljet door de Nationale Loterij ingehouden totdat ze een beslissing heeft genomen, en ontvangt de houder van het biljet een bewijs van afgifte; 2° als dat noodzakelijk is voor de door de Nationale Loterij vastgelegde betalingswijze van de loten;3° als het vermoeden bestaat dat de houder van het biljet minderjarig is;4° als het vermoeden bestaat dat de houder het biljet op onrechtmatige wijze heeft verworven;5° als om het even welke wettelijke bepaling daarin voorziet.
Art. 14.Geen enkel bezwaar noch verzet wordt aanvaard bij diefstal, verlies of vernietiging van een biljet of van een ten gunste van de houder opgesteld bewijs van afgifte.
Elk bedrog dat wordt gepleegd om een lot uitgekeerd te krijgen, in het bijzonder elke valsheid in geschrifte of elk gebruik ervan, geeft aanleiding tot een klacht bij het parket.
Art. 15.De Nationale Loterij en de tussenpersonen van haar distributienet respecteren de anonimiteit van de deelnemers, behalve wanneer laatstgenoemden daaraan verzaken. Er dient echter rekening te worden gehouden met het volgende : 1° de Nationale Loterij deelt de identiteit en de gegevens van de winnaar van de rente mee aan derden op wie zij eventueel een beroep doet voor de uitbetaling van deze rente;2° wanneer de eigenaars van de in artikel 5, eerste lid, bedoelde winnende biljetten ermee akkoord gaan om aan hun anonimiteit te verzaken en hun toestemming verlenen, mag de Nationale Loterij voor om het even welke reclame- en promotie-actie gratis gebruik maken van de identiteit, de woonplaats en de beeltenis van de betrokken personen, ongeacht de mediavorm die voor dergelijke acties wordt gebruikt.
Art. 16.De biljetten kunnen nog de volgende vermeldingen bevatten : 1° uitleg, voorschriften en informatie bestemd voor de deelnemers;2° reclame ten gunste van de Nationale Loterij en, in ruil voor een financiële of andere compensatie, ten gunste van derden met wie de Nationale Loterij het commercieel opportuun acht om samen te werken teneinde haar activiteiten te promoten.
Art. 17.In het kader van promotie-acties die door de Nationale Loterij alleen of samen met derden worden georganiseerd, kunnen er extra loten in natura of in speciën worden toegekend, hetzij door een trekking, hetzij door een wedstrijd. De voorwaarden van deze promotie-acties worden door de Nationale Loterij bepaald en bekendgemaakt met alle door haar nuttig geachte middelen.
Het is minderjarigen verboden deel te nemen aan de in het eerste lid bedoelde promotie-acties.
Art. 18.De gegevens van de regionale kantoren bedoeld in artikel 9, § 1, eerste lid, kunnen worden verkregen bij de Nationale Loterij alsook op haar website.
Art. 19.Dit besluit is eveneens van toepassing op soortgelijke biljetten, maar waarvan de naam, die op deze biljetten voorkomt, een ander jaartal bevat dan het jaartal bedoeld in artikel 1, eerste lid.
In dat geval : 1° vermelden deze biljetten de vier cijfers van het betrokken jaartal, gevolgd door de vermelding « for Life »; 2° worden de bedragen van de loten van 2.007 euro bedoeld in de artikelen 3, 5, eerste lid, 9, § 1, tweede lid, en §§ 2 en 3, telkens aangepast teneinde het bedrag te bereiken dat identiek is aan het jaartal bedoeld in 1°.
Art. 20.Het koninklijk besluit van 31 oktober 2005 tot bepaling van de uitgiftevoorschriften van de openbare loterij, genaamd « 2006 for Life », alsook van soortgelijke openbare loterijen die betrekking hebben op een ander jaartal en een naam dragen die met dat jaartal overeenstemt, wordt opgeheven.
Art. 21.Dit besluit treedt in werking op 20 november 2006.
Art. 22.Onze Minister van Begroting en Onze Staatssecretaris voor Overheidsbedrijven zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 31 oktober 2006.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Staatssecretaris voor Overheidsbedrijven, B. TUYBENS