gepubliceerd op 10 januari 2001
Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en presentiegelden toegekend aan de voorzitter en de leden van de Technische Raad opgericht in de schoot van het Fonds voor de beroepsziekten
17 NOVEMBER 2000. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de toelagen en presentiegelden toegekend aan de voorzitter en de leden van de Technische Raad opgericht in de schoot van het Fonds voor de beroepsziekten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11 gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 december 1957 en de koninklijke besluiten nr. 4 van 18 april 1967 en nr. 88 van 11 november 1967;
Gelet op de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, inzonderheid op de artikelen 16, 17 en 29;
Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van elke aard toegekend aan het personeel der ministeries;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van het Fonds voor de beroepsziekten;
Gelet op het advies van 8 oktober 1999 van de afgevaardigde van de Minister van Financiën;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 5 april 2000;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van het Openbaar Ambt, gegeven op 7 maart 2000;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De voorzitter van de Technische Raad opgericht in de schoot van het Fonds voor de beroepsziekten geniet een jaarlijkse toelage van 48 000 F.
Art. 2.Een presentiegeld van 1 000 F per vergadering wordt aan de leden van voornoemde Technische Raad toegekend.
De toekenning ervan is echter, afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de zittingen ten minste twee uur duren.
Art. 3.De voorzitter en de leden van de Technische Raad hebben recht op de terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten in de voorwaarden en volgens de bedragen vastgesteld voor het personeel van de ministeries.
Art. 4.Wanneer de voorzitter of de leden van bovenvermeld orgaan noch van een Rijksbestuur, noch van een andere overheidsdienst deel uitmaken worden zij, voor de toepassing van artikel 3 van dit besluit met de ambtenaren van rang 13 van de ministeries gelijkgesteld.
Art. 5.De personen die deel uitmaken van een Rijksbestuur of van een andere overheidsdienst kunnen het bij artikel 2 bedoeld presentiegeld slechts genieten indien de deelneming aan de zittingen geregeld drukke bezigheden met zich brengt welke directe bijkomende prestaties vergen die buiten het kader van hun normale werkzaamheden vallen of wanneer de zittingen ten vroegste om 17 uur beginnen of plaats hebben op een andere dag dan een werkdag.
Art. 6.§ 1. De bedragen bedoeld bij artikels 1 en 2 zijn gekoppeld aan de spilindex 103,14. § 2. Op de bedragen bedoeld bij § 1 is de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, van toepassing.
Art. 7.Het koninklijk besluit van 17 juli 1972 tot vaststelling van de toelagen en de presentiegelden toegekend aan de voorzitter en de leden van de Technische Raad opgericht in de schoot van het Fonds voor de beroepsziekten wordt opgeheven.
Art. 8.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 9.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 november 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE