Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 mei 2007
gepubliceerd op 18 juni 2007

Koninklijk besluit betreffende de primaire marktpraktijken

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2007003225
pub.
18/06/2007
prom.
17/05/2007
ELI
eli/besluit/2007/05/17/2007003225/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 MEI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de primaire marktpraktijken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Om de marktintegriteit te bevorderen, verleent artikel 29, 1° en 2°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten de Koning de nodige bevoegdheden om vooral gedragsregels vast te stellen voor de uitgevende instellingen en de aanbieders, naargelang het geval, met betrekking tot de informatieverstrekking over en de uitvoering van hun openbare aanbiedingen van financiële instrumenten, alsook voor de tussenpersonen die optreden in de hoedanigheid van « lead manager » of van lid van een syndicaat tot vaste overname of plaatsing.

Dit is de doelstelling van dit ontwerp van koninklijk besluit. In deze tekst zijn de resultaten verwerkt van de open consultatie die op de website van de CBFA liep van 9 februari tot 10 maart 2006, alsook de opmerkingen die de Raad van State heeft geformuleerd in zijn advies 41.670/2 van 11 december 2006.

De bepalingen van het besluit zijn opgebouwd rond vier thema's waarvan sommige zijn opgesplitst in diverse subthema's. Het gaat daarbij meer specifiek om de problematiek van de billijke behandeling van de particuliere beleggers (afdeling III van het koninklijk besluit), de overinschrijvingsfaciliteit, de greenshoe-optie en de bijstelling van het aantal aangeboden aandelen (afdeling IV), het verbod om voordelen toe te kennen tijdens de periode voorafgaand aan een openbare aanbieding (afdeling V) en de openbare verspreiding van informatie over de omvang van de vraag tijdens of na afloop van de openbare aanbieding (afdeling VI).

Aard van de voorstellen Met deze voorstellen wordt ernaar gestreefd in het Belgische recht een coherent geheel van maatregelen in te voeren met betrekking tot de vier behandelde thema's rond de primaire markt. Die regels omvatten, waar nodig, zowel openbaarmakingsregels als regels ten gronde, bijvoorbeeld regels die verduidelijken welke praktijken verboden zijn in het kader van een toewijzing (artikel 7).

Toch komen in het besluit weinig nieuwe openbaarmakingsregels voor : de meeste van die regels komen immers al aan bod in hetzij de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt (hierna « de wet van 16 juni 2006 » genoemd), die inzonderheid Richtlijn 2003/71/EG van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten (hierna « Richtlijn 2003/71/EG » genoemd) omzet in Belgisch recht, hetzij verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van voornoemde Richtlijn op het vlak van de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties (hierna « verordening (EG) nr. 809/2004 » genoemd).

Bron van de voorstellen 1. De volgende thema's zijn, vanuit technisch oogpunt, onderzocht door de regelgevers van de Euronext-zone : de afsluiting van de inschrijving op de voor de particuliere beleggers bestemde en de aan de gekwalificeerde beleggers voorbehouden schijven, de minimale toegang van de particuliere beleggers tot openbare aanbiedingen, de openbaarmakingen nà de toewijzing, alsook de overinschrijvingsfaciliteit, de greenshoe-optie en de bijstelling van het aantal aangeboden aandelen (artikelen 3, 4, 6, 9 en 10).Bovendien houden de voorstellen rekening met de werkzaamheden op Europees niveau, voornamelijk de werkzaamheden die hebben geleid tot de goedkeuring van Richtlijn 2003/71/EG en verordening (EG) nr. 809/2004. 2. Ook de resultaten van de CESR-werkzaamheden (CESR is de afkorting van « Committee of European Securities Regulators », i.e. het Comité van Europese Effectenregelgevers) rond de toewijzing van financiële instrumenten (« Stabilisation and Allotment, a European Supervisory Approach », april 2002) en/of sommige bepalingen van verordening (EG) nr. 2273/2003 van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG wat de uitzonderingsregeling voor terugkoopprogramma's en voor de stabilisatie van financiële instrumenten betreft, zijn in deze voorstellen verwerkt, in hoofdzaak dan de regels ten gronde over de overinschrijvingsfaciliteit en de greenshoe-optie (artikel 9) en de geldende regel in verband met de openbare verspreiding van informatie over de omvang van de vraag tijdens de openbare aanbieding (artikel 12, § 1).

Wat de regels ten gronde inzake stabilisatie betreft, bepaalt verordening (EG) nr. 2273/2003 onder welke voorwaarden stabilisatietransacties worden uitgesloten uit het toepassingsgebied van de verbodsbepalingen inzake marktmisbruik. Die regels zijn echter enkel dwingend als de entiteit die de stabilisatie verricht, zich wenst te beroepen op de in voornoemde verordening vermelde uitzonderingsregeling inzake marktmisbruik. Rekening houdend met dat element en met de opgedane ervaring bij de afhandeling van recente dossiers door de bevoegde autoriteiten, is het aangewezen gebleken de in de artikelen 9.3., 10.1. en 10.2. van voornoemde verordening vermelde voorschriften in alle hypotheses verplicht te stellen (artikel 5). 3. De voorstellen in verband met de praktijken die verboden zijn bij de toewijzing van financiële instrumenten (artikel 7, § 2), vloeien rechtstreeks voort uit de regels die de Britse toezichthoudende autoriteit FSA (« Financial Services Authority ») begin 2004 heeft goedgekeurd in haar « Handbook of Rules and Guidance ».Over die regels heeft in 2003 een uitgebreide consultatie plaatsgevonden in het Verenigd Koninkrijk. 4. Hoewel circulaire D2/F/2000/4 van de CBFA van 19 juni 2000 over de werking van de primaire markt in Belgische beroepsmiddens als voorbijgestreefd wordt beschouwd, omdat bij de opstelling ervan in essentie is uitgegaan van de toenmalige marktsituatie waarbij een groot aantal uitgiften diverse malen waren overingeschreven, zijn in het koninklijk besluit toch twee bepalingen uit die circulaire overgenomen.Het gaat daarbij meer specifiek om de bepaling over het verbod voor financiële tussenpersonen die lid zijn van het plaatsingssyndicaat, om zichzelf rechtstreeks of onrechtstreeks financiële instrumenten toe te wijzen bij volledige inschrijving op een aanbieding (artikel 7, § 1), en de bepaling over de uiteindelijke prijs van de aanbieding (artikel 8). 5. Tot slot vloeit het voorgestelde verbod om voordelen toe te kennen tijdens de periode voorafgaand aan de eerste toelating van financiële instrumenten tot de verhandeling, gekoppeld aan een openbare aanbieding van die instrumenten (« initial public offering » (« IPO ») of beursintroductie) (artikel 11), voort uit een studie die de CBFA heeft uitgevoerd bij de Duitse, Nederlandse, Franse en Britse regelgevers.Doelstelling van die studie was te onderzoeken of het al dan niet aangewezen was om specifieke regels ten gronde in te voeren voor het prijsvormingsproces in het algemeen en de samenstelling van het orderboek (« bookbuilding ») in het bijzonder. De conclusie van de studie luidde dat bepalingen zouden moeten worden vastgesteld over de toekenning van voordelen tijdens de periode voorafgaand aan een beursintroductie. Voornoemd artikel 11 is genomen ter uitvoering van artikel 29, 4°, van de wet van 2 augustus 2002.

Mogelijkheid voor de CBFA om in bepaalde gevallen afwijkingen te verlenen Om de voor de goede werking van de primaire mark vereiste flexibiliteit te behouden, beschikt de CBFA, ofschoon het besluit becijferde drempels vastlegt, over de mogelijkheid om behoorlijk gemotiveerde afwijkingen te verlenen. Dat is bijvoorbeeld zo in verband met de verplichting om minimaal een schijf van 10 % van een aanbieding voor te behouden voor particuliere beleggers wanneer die aanbieding specifiek op die categorie van potentiële inschrijvers gericht is (artikel 4).

Toepasbaarheid van andere bepalingen Dit koninklijk besluit vormt een aanvulling op de wettelijke regeling inzake openbare aanbiedingen van beleggingsinstrumenten die is ingevoerd bij de wet van 16 juni 2006, de uitvoeringsbesluiten van die wet en verordening (EG) nr. 809/2004.

De voorgestelde bepalingen zijn dus van toepassing onverminderd de bepalingen van de wet van 16 juni 2006 en met name van titel VI van die wet.

Commentaar bij de artikelen Toepassingsgebied (artikel 2) De voorgestelde regels in verband met de werking van de primaire markt zullen van toepassing zijn op alle openbare aanbiedingen van financiële instrumenten op het Belgische grondgebied waarvoor een prospectus moet worden gepubliceerd (1). Het gaat daarbij om de openbare aanbiedingen die al dan niet worden gevolgd door een toelating tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt of een Belgische multilaterale handelsfaciliteit, zoals Eurolist, Alternext en de Vrije Markt.

De voorgestelde regels in verband met de werking van de primaire markt zullen in beginsel zowel gelden voor de uitgevende instellingen en de aanbieders, als voor de tussenpersonen die zij hebben aangesteld om hen te helpen bij het concipiëren en het uitvoeren van de betrokken verrichtingen. Toch zullen sommige bepalingen per definitie slechts betrekking hebben op één van die categorieën. Dat is bijvoorbeeld zo voor de overinschrijvingsfaciliteit die normaliter enkel wordt verleend aan de financiële tussenpersoon die optreedt als « lead manager » van het plaatsingssyndicaat.

Het in dit ontwerp van koninklijk besluit gebruikte begrip « financieel instrument » wordt gedefinieerd in artikel 1, 9°. In die definitie wordt voorgesteld gebruik te maken van de machtiging waarvan sprake in artikel 2, 1°, k), van de wet van 2 augustus 2002, op grond waarvan het begrip « financieel instrument » kan worden uitgebreid tot andere instrumenten dan die bedoeld in de punten a) tot i) van datzelfde artikel. Bijgevolg stemt het begrip « financieel instrument », voor de toepassing van artikel 29, 1°, 2° en 4°, van de wet van 2 augustus 2002 en van dit koninklijk besluit, overeen met het begrip « beleggingsinstrument » in de zin van de wet van 16 juni 2006.

Er dient te worden opgemerkt dat het tweede lid van artikel 2 verduidelijkt dat de bepalingen van het besluit zo zijn opgevat dat zij van toepassing zijn op alle types financiële instrumenten. In zoverre de bepalingen van het besluit compatibel zijn met hun aard, gelden zij voor de financiële instrumenten die recht geven op de verwerving van aandelen (zoals converteerbare obligaties). In bepaalde gevallen echter viseert het koninklijk besluit enkel bepaalde types financiële instrumenten, zoals aandelen of aandelencertificaten (artikel 10).

Afsluiting van de inschrijving op de voor de particuliere beleggers bestemde en de aan de gekwalificeerde beleggers voorbehouden schijven (artikel 3) Een consultatie in de landen van de Euronext-zone heeft uitgewezen dat er ter zake nood is aan een zekere soepelheid.

Hoewel het voorstel niet tot doel heeft regels vast te stellen voor de inschrijving op de aan gekwalificeerde beleggers voorbehouden schijven, in zoverre die gelijktijdig wordt gelanceerd met de inschrijving op de voor de particuliere beleggers bestemde schijven, moet worden opgemerkt dat de regels voor laatstgenoemde schijven onvermijdelijk ook bepaalde gevolgen hebben voor de manier waarop de inschrijving op de particuliere schijven wordt georganiseerd. Die opmerking geldt ook voor het bepaalde bij artikel 4 van het besluit.

Het spreekt voor zich dat de mogelijkheid om de inschrijving op de aan de gekwalificeerde beleggers voorbehouden schijf af te sluiten na de inschrijving op de voor de particuliere beleggers bestemde schijf, zeker niet tot gevolg mag hebben dat de clawback-clausule wordt geactiveerd ten koste van de voor de particuliere beleggers bestemde schijf.

Artikel 34, § 1, van de wet van 16 juni 2006 bepaalt dat, indien zich tussen het tijdstip van afsluiting van de inschrijving op de voor de particuliere beleggers bestemde schijf en het tijdstip van afsluiting van de inschrijving op de aan de gekwalificeerde beleggers voorbehouden schijf, een nieuw betekenisvol feit voordoet dat van invloed kan zijn op de beoordeling van de financiële instrumenten, de particuliere beleggers die hebben aanvaard financiële instrumenten te kopen of op dergelijke instrumenten in te schrijven, het recht hebben om hun orders in te trekken conform de voorwaarden waarvan sprake in artikel 34, § 3, van de wet van 16 juni 2006.

Minimale toegang van de particuliere beleggers tot openbare aanbiedingen (artikel 4) Met deze regel wordt getracht situaties te voorkomen waarin de particuliere beleggers, hoewel zij duidelijk tot het doelpubliek van een aanbieding behoren (wat bijvoorbeeld blijkt uit de specifiek op hen gerichte reclamecampagne, ), uiteindelijk slechts een verwaarloosbaar deel van de aangeboden financiële instrumenten toegewezen krijgen.

Vanzelfsprekend geldt deze regel niet wanneer blijkt dat de particuliere beleggers niet (of onvoldoende) inschrijven op de aanbieding. Het voorstel belet dan ook niet dat de clawback-clausule wordt geactiveerd als de vraag van de particuliere beleggers minder dan 10 % bedraagt, en stelt ook het uitbrengen van een openbare aanbieding niet verplicht. Voor de toepassing van die regel kan het begrip « clawback » echter niet extensief worden geïnterpreteerd.

Aldus mag, als de particuliere beleggers op minstens 10 % van de aangeboden financiële instrumenten hebben ingeschreven, niet worden overwogen om een onevenwicht tussen de verschillende schijven in te roepen om van de 10 %-regel af te wijken, zelfs niet als het onevenwicht aanzienlijk is.

Deze bepaling zou evenmin van toepassing zijn als de financiële instrumenten aan een specifieke groep beleggers worden aangeboden.

Voorbeelden hiervan zijn een aanbieding die wordt uitgebracht met naleving van het voorkeurrecht, of een verrichting die voorbehouden is aan de personeelsleden van een vennootschap.

Bij een grensoverschrijdende uitgifte heeft de 10 %-regel enkel betrekking op de aan de Belgische markt voorbehouden schijf (de bepalingen over de primaire markt zijn uitsluitend van toepassing op het Belgische grondgebied) en niet op de volledige verrichting.

Aangezien die regel van toepassing is in de vier landen van de Euronext-zone met een contantmarkt als een openbare aanbieding in die landen grensoverschrijdend is, zal die normaliter toch in elk van die vier landen gelden.

Tot slot moet worden opgemerkt dat niet kan worden overwogen om de draagwijdte van deze regel te beperken tot bijvoorbeeld alleen beursintroducties van aandelen, omdat over deze regel een consensus is bereikt door de regelgevers van de Euronext-zone.

Stabilisatie (artikel 5) Hier wordt verwezen naar de toelichting bij punt 2 van de afdeling « Bron van de voorstellen ».

Openbaarmakingen nà de toewijzing (artikel 6) Ook de over deze materie gevraagde informatie stemt overeen met de informatie waarvan sprake in het CESR-document « Stabilisation and Allotment », met uitzondering echter van de in § 1 vermelde informatie die aan de CBFA moet worden meegedeeld over met name het totaal aantal toegewezen financiële instrumenten. Het spreekt voor zich dat laatstgenoemde informatie openbaar moet worden gemaakt vóór de eerste notering van de betrokken financiële instrumenten.

Als geen gebruik wordt gemaakt van de overinschrijvingsfaciliteit bij de afsluiting van de aanbieding, moet op de vervaldatum van die overinschrijvingsfaciliteit, over het algemeen dertig kalenderdagen nà de afsluiting van de aanbieding, informatie openbaar worden gemaakt over de manier waarop gebruik is gemaakt van die overinschrijvingsfaciliteit, om het publiek te informeren over het exacte aantal geplaatste instrumenten.

Verboden praktijken bij de toewijzing van financiële instrumenten (artikel 7) De eerste verboden praktijk (artikel 7, § 1) kwam al aan bod in circulaire D2/F/2000/4 van de CBFA over de werking van de primaire markt. Het betrokken verbod geldt voor alle financiële instrumenten waarop de aanbieding betrekking heeft, dus zowel voor de instrumenten uit de voor de particuliere beleggers bestemde schijf als voor de instrumenten uit de aan de gekwalificeerde beleggers voorbehouden schijf.

De vraag is gerezen wat er moet gebeuren als financiële instrumenten worden toegewezen aan een bevek of een privak waarvan de promotor een lid van het plaatsingssyndicaat is. Tegen die praktijk bestaat geen bezwaar omdat de financiële instrumenten daarbij aan alle houders van de effecten van de bevek worden toegewezen en niet aan de tussenpersonen die lid zijn van het plaatsingssyndicaat.

De verbodsbepaling in artikel 7, § 2, vloeit rechtstreeks voort uit de recent door de Britse regelgever FSA goedgekeurde regels in haar « Handbook of Rules and Guidance ». Zo blijkt te moeten worden verboden dat bepaalde personen bij de toewijzing een voorkeursbehandeling krijgen als dank voor in het verleden verstrekte beleggingsbankdiensten of als aanmoediging voor toekomstige activiteiten.

Volgende toewijzingen zijn inzonderheid verboden : ? alle toewijzingen waarmee de cliënt ertoe wordt aangezet om een buitensporige vergoeding te betalen voor de verstrekking van andere diensten, of om een groot aantal dienstverleningscontracten te sluiten, ook al wordt voor die contracten een normale vergoeding betaald; ? alle toewijzingen ten gunste van een leider van een bestaande of potentiële cliënt, als tegenprestatie voor de nog in te brengen of al ingebrachte activiteiten in verband met de financiering van de door hem geleide vennootschap (« corporate finance »); ? alle toewijzingen die expliciet of impliciet afhankelijk worden gesteld van de inontvangstneming van orders door de tussenpersoon of van de verlening door de tussenpersoon van om het even welke andere dienst ten gunste van de belegger of de vennootschap die de belegger tewerkstelt.

Het feit dat een tussenpersoon in het prospectus bepaalt dat de cliënten die bij hem op de financiële instrumenten inschrijven, een voorkeursbehandeling krijgen bij de toewijzing, valt niet onder de verbodsbepaling waarvan sprake in artikel 7, § 2, van dit besluit.

Uiteindelijke prijs van de aanbieding (artikel 8) Wat de aangeboden voorwaarden betreft, moeten de nodige garanties worden ingebouwd voor een gelijke behandeling van de particuliere en de gekwalificeerde beleggers. Dit veronderstelt dat de uiteindelijke prijs identiek is voor alle beleggers. Toch bestaat er geen bezwaar tegen dat aan het publiek een beperkte prijsreductie wordt verleend, weliswaar met naleving van het Wetboek van vennootschappen (inzonderheid van de artikelen 598 en 609).

Deze regel kwam ook al aan bod in de voornoemde Belgische circulaire van 19 juni 2000 over de werking van de primaire markt (punt II. « Gelijke behandeling van de beleggers bij een aanbieding »).

Overinschrijvingsfaciliteit en greenshoe-optie in het kader van een openbare aanbieding van aandelen of aandelencertificaten (artikel 9) Hoewel de 15 %-regel ter zake een referentie vormt, leek het nuttig de CBFA de mogelijkheid te bieden om, in behoorlijk gemotiveerde gevallen, afwijkingen te verlenen. Indien een afwijking zou worden verleend, moet de aanvrager er echter attent worden op gemaakt dat hij dan niet meer in aanmerking komt voor de vrijstelling waarvan sprake in verordening (EG) nr. 2273/2003 inzake marktmisbruik. Artikel 11, d, van die verordening voorziet immers in dezelfde 15 %-regel, maar dan zonder afwijkingsmogelijkheid.

Bijstelling van het aantal aangeboden aandelen of aandelencertificaten (artikel 10) De ingevoerde maximumdrempels voor de bijstellingen zijn geënt op de thans in Frankrijk geldende drempels.

Die drempels betreffen zowel de bijstelling waarin het prospectus voorziet, als de bijstelling die de oorspronkelijk in het prospectus vastgelegde begrenzingen overschrijdt.

Prijsvormingsproces : verbod om voordelen toe te kennen tijdens de periode voorafgaand aan een eerste toelating tot de verhandeling met een gelijktijdige openbare aanbieding (« initial public offering » (IPO) of beursintroductie) (artikel 11) Deze bepaling is bedoeld om verrichtingen te ontmoedigen waarbij personen die op de hoogte zijn van de volgende IPO van een vennootschap, aandelen zouden kopen tegen een lagere prijs dan de prijs van de IPO. Openbaarmakingsregels die van toepassing zijn als tijdens of na afloop van de openbare aanbieding informatie openbaar wordt gemaakt over de omvang van de vraag (artikel 12) Bedoeling van de in § 1 vermelde regel is te voorkomen dat onvolledige of onjuiste informatie zou worden verspreid om, tijdens de openbare aanbieding, de aankoop van of de inschrijving op financiële instrumenten door de particuliere beleggers te stimuleren. Een dergelijke verspreiding moet een passende analyse van de verstrekte informatie mogelijk maken. Met deze bepaling wordt in ons positief recht een norm ingevoerd die is overgenomen uit het eerder vermelde CESR-document « Stabilisation and Allotment » en die al eerder aan bod is gekomen.

Wat de in § 2 vermelde bepaling betreft, moet worden genoteerd dat de informatie over de uiteindelijke omvang van de vraag die aan de CBFA moet worden verstrekt, niet hoeft te worden gepubliceerd, behalve wanneer bepaalde onderdelen van die informatie openbaar zouden worden gemaakt. In dat geval moet de uitgevende instelling zorgen voor een correcte informatieverstrekking, eventueel volgens de regels die gelden voor de publicatie van occasionele informatie (koninklijk besluit van 31 maart 2003 betreffende de verplichtingen van emittenten van financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt), als die van toepassing zijn.

Wat de informatie betreft over de financiële instrumenten waarop de leden van het plaatsingssyndicaat voor eigen rekening hebben ingeschreven, moet het verband worden gelegd met artikel 7, § 1, van het besluit. Die praktijk is aldus enkel denkbaar bij uitoefening van de waarborg van goede afloop of als gevolg van de vaste overname.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

17 MEI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de primaire marktpraktijken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op artikel 2, 1°, k), en op artikel 29, gewijzigd bij de wet van 2 mei 2007;

Gelet op de open raadpleging in de zin van artikel 2, 18°, van diezelfde wet, die gezamenlijk werd georganiseerd door de FOD Financiën en de CBFA en die liep van 9 februari tot 10 maart 2006;

Gelet op advies nr. 41.670/2 van de Raad van State, gegeven op 11 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies van de CBFA, gegeven op 23 januari 2007;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Afdeling I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « toewijzing » : de procedure waarbij wordt bepaald hoeveel financiële instrumenten worden toegewezen aan de beleggers die op de openbare aanbieding zijn ingegaan;2° « CBFA » : de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen;3° « lead manager » : de tussenpersoon die is aangesteld als hoofd van het plaatsingssyndicaat;4° « samenstelling van het orderboek » : de procedure waarbij, in het kader van een openbare aanbieding, de uiteindelijke prijs van het aangeboden financieel instrument wordt bepaald op basis van een prijsvork.Die uiteindelijke prijs wordt vastgesteld door, naargelang het geval, de uitgevende instelling, de aanbieder, de aanvragers van de toelating tot de verhandeling of de door hen aangestelde tussenpersonen, wanneer zij optreden in het kader van aanbiedingen tot verkoop van of tot inschrijving op financiële instrumenten, na raadpleging van de gekwalificeerde beleggers en rekening houdend met de marktvoorwaarden en eventuele andere factoren (« bookbuilding »); 5° « clawback » : de overdracht van financiële instrumenten van een bepaalde schijf van een openbare aanbieding naar een andere schijf omdat de vraag in de betrokken schijven niet in evenwicht is;6° « uitgevende instelling » : de rechtspersoon als bedoeld in artikel 9, 2°, van de wet van 16 juni 2006;7° « overinschrijvingsfaciliteit » : de clausule in de underwriting-overeenkomst of in de lead-managementovereenkomst die toelaat inschrijvingen te aanvaarden voor een groter aantal financiële instrumenten dan het oorspronkelijk aangeboden aantal (« overallotment »);8° « greenshoe-optie » : de optie die door de aanbieder of de uitgevende instelling, naargelang het geval, wordt verleend aan de bij een openbare aanbieding betrokken beleggingsondernemingen of kredietinstellingen om overinschrijvingen op te vangen, waarbij die ondernemingen of instellingen gedurende een bepaalde periode nà de openbare aanbieding een extra hoeveelheid financiële instrumenten mogen aankopen;9° « financiële instrumenten » : de instrumenten als bedoeld in artikel 2, 1°, a) tot j), van de wet van 2 augustus 2002, alsook alle andere beleggingsinstrumenten in de zin van artikel 4 van de wet van 16 juni 2006;10° « gekwalificeerde beleggers » : de personen als bedoeld in artikel 10 van de wet van 16 juni 2006;11° « wet van 2 augustus 2002 » : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;12° « wet van 16 juni 2006 » : de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt;13° « gereglementeerde markt » : elke Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 2, 3°, 5° of 6°, van de wet van 2 augustus 2002;14° « openbare aanbieding » : elke verrichting als bedoeld in artikel 3 van de wet van 16 juni 2006;15° « aanbieder » : de natuurlijke of rechtspersonen als bedoeld in artikel 9, 1°, van de wet van 16 juni 2006;16° « particuliere beleggers » : de natuurlijke of rechtspersonen die geen gekwalificeerde beleggers zijn in de zin van artikel 10 van de wet van 16 juni 2006;17° « stabilisatie » : elke aankoop van financiële instrumenten, elke aanbieding tot aankoop van financiële instrumenten of elke soortgelijke verrichting in financiële instrumenten die openbaar te koop zijn aangeboden, met de bedoeling hun marktprijs gedurende een vooraf bepaalde periode te ondersteunen wanneer er sprake is van verkoopdruk op die financiële instrumenten;18° « plaatsingssyndicaat » : de groep van tussenpersonen die belast is met de plaatsing van een openbare aanbieding en/of de vaste overname van de aangeboden instrumenten;19° « effecten met een aandelenkarakter » : de instrumenten als bedoeld in artikel 6, 1°, van de wet van 16 juni 2006;20° « schijf van een aanbieding » : het deel van een openbare aanbieding dat voorbehouden is aan een categorie van beleggers die handelen voor eigen rekening, zoals inzonderheid de particuliere beleggers, de personeelsleden van de uitgevende instelling of de gekwalificeerde beleggers, in zoverre zij handelen voor eigen rekening en niet optreden als tussenpersonen. Afdeling II. - Toepassingsgebied

Art. 2.Tenzij anders bepaald, is dit besluit van toepassing op de openbare aanbiedingen van financiële instrumenten op het Belgische grondgebied, voor zover voor die openbare aanbiedingen de wettelijke prospectusplicht geldt met toepassing van de wet van 16 juni 2006 of de ter uitvoering van die wet genomen koninklijke besluiten, met uitzondering evenwel van de openbare aanbiedingen tot omruiling.

Dit besluit is van toepassing op alle types financiële instrumenten, behalve wanneer wordt verduidelijkt dat enkel bepaalde types financiële instrumenten worden geviseerd. Afdeling III. - Billijke behandeling van de particuliere beleggers

Art. 3.§ 1. De inschrijving op de schijf van een openbare aanbieding die voorbehouden is aan de gekwalificeerde beleggers, mag worden afgesloten vóór de inschrijving op de schijf die bestemd is voor de particuliere beleggers. § 2. De inschrijving op de schijf van een openbare aanbieding die bestemd is voor de particuliere beleggers, mag niet worden afgesloten vóór de inschrijving op de schijf die voorbehouden is aan de gekwalificeerde beleggers, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan : - de uitgevende instelling of de aanbieder, naargelang het geval, heeft zich in het prospectus de mogelijkheid voorbehouden om de inschrijving op de voor de particuliere beleggers bestemde schijf af te sluiten vóór de inschrijving op de aan de gekwalificeerde beleggers voorbehouden schijf; - de omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot een vervroegde afsluiting van de inschrijving op de voor de particuliere beleggers bestemde schijf, zijn in het prospectus vermeld; - de uitgevende instelling of de aanbieder, naargelang het geval, en de door hen aangestelde tussenpersonen hebben maatregelen genomen om het vertrouwelijke karakter van het orderboek te garanderen tot de inschrijvingen op alle schijven van de openbare aanbieding zijn afgesloten.

Art. 4.Behoudens een door de CBFA verleende behoorlijk gemotiveerde afwijking, moet elke openbare aanbieding die niet beperkt is tot een specifieke groep beleggers, minimaal een schijf van 10 % van de aangeboden financiële instrumenten voorbehouden aan de particuliere beleggers.

Art. 5.§ 1. De stabilisatie van effecten met een aandelenkarakter mag niet gebeuren tegen een prijs die hoger ligt dan de prijs van de openbare aanbieding.

De stabilisatie van schuldinstrumenten die converteerbaar of omwisselbaar zijn in effecten met een aandelenkarakter, mag niet gebeuren tegen een prijs die hoger ligt dan de marktprijs van die schuldinstrumenten op het ogenblik waarop de definitieve voorwaarden van de openbare aanbieding openbaar worden gemaakt. §. 2. Binnen vijf werkdagen nà de stabilisatieperiode stelt de uitgevende instelling, de aanbieder of de tussenpersoon, naargelang het geval, het publiek in kennis van de volgende gegevens : ? het feit dat een stabilisatie heeft plaatsgevonden; ? de periode waarbinnen de stabilisatietransacties zijn uitgevoerd; ? de prijsvork waarbinnen de stabilisatie heeft plaatsgevonden, en dit voor elke datum waarop stabilisatietransacties zijn uitgevoerd; ? de uiteindelijke omvang van de openbare aanbieding, inclusief het resultaat van de stabilisatie en het eventuele gebruik van de greenshoe-optie.

Deze openbaarmaking gebeurt op dezelfde wijze als de wijze waarop de gegevens waarvan sprake in artikel 6 van dit besluit openbaar worden gemaakt.

Art. 6.Bij een openbare aanbieding van effecten met een aandelenkarakter stelt de uitgevende instelling of de aanbieder, naargelang het geval, het publiek binnen vijf werkdagen nà de afsluiting van de openbare aanbieding in kennis van de volgende gegevens : - het totaal aantal toegewezen financiële instrumenten; - het resultaat van de toewijzing; - de toewijzing binnen de verschillende schijven, zoals de aan de gekwalificeerde beleggers voorbehouden schijf, de voor de particuliere beleggers bestemde schijf en de eventueel aan de personeelsleden van de uitgevende instelling voorbehouden schijf; - het resultaat van de toepassing van de overinschrijvingsfaciliteit; - het resultaat van de toepassing van de clawback; - het percentage van de openbare aanbieding dat een voorkeursbehandeling heeft gekregen; - de uiteindelijke prijs van de openbare aanbieding.

De openbaarmaking gebeurt hetzij door opneming in één of meer dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid in België, hetzij in elektronische vorm op de website van de uitgevende instelling, de aanbieder of de tussenpersoon, naargelang het geval.

Art. 7.§ 1. De leden van het plaatsingssyndicaat mogen, bij volledige inschrijving of bij overinschrijving op een openbare aanbieding, de financiële instrumenten waarop die openbare aanbieding betrekking heeft, noch rechtstreeks noch onrechtstreeks verwerven voor eigen rekening, met uitzondering van de financiële instrumenten die zij houden in het kader van een vaste overname of een waarborg van goede afloop. § 2. De leden van het plaatsingssyndicaat mogen geen financiële instrumenten toewijzen aan derden wanneer aan die toewijzingen rechtstreeks of onrechtstreeks voordelen verbonden zijn.

Art. 8.De voorwaarden die worden aangeboden in het kader van de voor de particuliere beleggers bestemde schijf, moeten identiek zijn aan de voorwaarden die worden geboden in het kader van de aan de gekwalificeerde beleggers voorbehouden schijf, voornamelijk wat de uiteindelijke prijs van de openbare aanbieding betreft. In afwijking van die regel en met naleving van het Wetboek van vennootschappen, mag een beperkte prijsreductie worden verleend aan de particuliere beleggers. Afdeling IV. - Overinschrijvingsfaciliteit, greenshoe-optie en

bijstelling van het aantal aangeboden aandelen of aandelencertificaten.

Art. 9.Behoudens een door de CBFA verleende behoorlijk gemotiveerde afwijking, mogen de overinschrijvingsfaciliteit en de greenshoe-optie niet meer bedragen dan 15 % van het bedrag van de openbare aanbieding waarop effectief is ingeschreven.

Een positie die voortvloeit uit de toepassing van de overinschrijvingsfaciliteit door een lid van het plaatsingssyndicaat, en die niet wordt gedekt door een bijbehorende greenshoe-optie, mag niet groter zijn dan 5 % van het bedrag van de openbare aanbieding.

Art. 10.Onverminderd een eventuele overinschrijvingsfaciliteit en behoudens een door de CBFA verleende behoorlijk gemotiveerde afwijking, mag het aantal aandelen of aandelencertificaten dat bovenop de openbare aanbieding wordt aangeboden, niet meer bedragen dan 15 % van het bedrag van de openbare aanbieding bij een verrichting met verwateringseffect, of 25 % van dat bedrag bij een verrichting zonder verwateringseffect. Afdeling V. - Prijsvormingsproces : verbod om voordelen toe te kennen

tijdens de periode voorafgaand aan een openbare aanbieding

Art. 11.§ 1. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die, in het jaar voorafgaand aan de eerste toelating van financiële instrumenten tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt of op een Belgische multilaterale handelsfaciliteit, die financiële instrumenten buiten het kader van een openbare aanbieding heeft verworven tegen een lagere prijs dan de prijs van de openbare aanbieding die gelijktijdig plaatsvindt met de toelating van de betrokken financiële instrumenten tot de verhandeling, mag die financiële instrumenten niet overdragen gedurende één jaar nà die toelating. § 2. De in § 1 vermelde verbodsbepaling geldt niet voor de volgende verrichtingen : - de aankopen van aandelen die plaatsvinden binnen drie maanden voorafgaand aan hun eerste toelating tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt of op een Belgische multilaterale handelsfaciliteit, tegen een prijs die maximum 20 % lager ligt dan de prijs van de openbare aanbieding die gelijktijdig plaatsvindt met de toelating van de aandelen tot de verhandeling op de betrokken markt of op de betrokken multilaterale handelsfaciliteit, op voorwaarde dat de koper zich ertoe verbindt om hetzij alle door hem gekochte aandelen te behouden gedurende een periode van minstens zes maanden nà hun toelating tot voornoemde verhandeling, hetzij twee derden van die aandelen te behouden gedurende een periode van minstens negen maanden nà die toelating, hetzij één derde van die aandelen te behouden gedurende een periode van minstens twaalf maanden nà die toelating; - de aankopen van aandelen die plaatsvinden binnen negen maanden vóór de in het vorige lid bedoelde periode van drie maanden voorafgaand aan hun eerste toelating tot de verhandeling op een Belgische gereglementeerde markt of op een Belgische multilaterale handelsfaciliteit, tegen een prijs die maximum 30 % lager ligt dan de prijs van de openbare aanbieding die gelijktijdig plaatsvindt met de toelating van de aandelen tot de verhandeling op de betrokken markt of op de betrokken multilaterale handelsfaciliteit, op voorwaarde dat de koper zich ertoe verbindt om hetzij alle door hem gekochte aandelen te behouden gedurende een periode van minstens zes maanden nà hun toelating tot voornoemde verhandeling, hetzij twee derden van die aandelen te behouden gedurende een periode van minstens negen maanden nà die toelating, hetzij één derde van die aandelen te behouden gedurende een periode van minstens twaalf maanden nà die toelating. Afdeling VI. - Openbare verspreiding van informatie over de omvang van

de vraag tijdens of na afloop van de openbare aanbieding

Art. 12.§ 1. Onverminderd titel VI van de wet van 16 juni 2006 mag informatie over de omvang van de vraag die, tijdens de openbare aanbieding, openbaar wordt verspreid door de uitgevende instelling, de aanbieder of de aanvrager van de toelating tot de verhandeling of door de door hen aangestelde tussenpersonen en raadslieden, niet van dien aard zijn dat zij het publiek kan misleiden dan wel onjuist is, inclusief door het weglaten van gegevens.

Als de omvang van de inschrijving wordt vermeld, mogen daarbij enkel de inschrijvingen worden vermeld die gebeuren tegen een prijs die gelijk is aan de prijs van de openbare aanbieding, of tegen een prijs die binnen de prijsvork valt dan wel tegen een hogere prijs. § 2. Onverminderd titel VIII van de wet van 16 juni 2006 brengt de uitgevende instelling of de aanbieder, naargelang het geval, de CBFA, zodra hij daarvan kennis heeft, onmiddellijk op de hoogte van het uiteindelijke niveau van de vraag, inclusief de totale vraag, de uitsplitsing van de vraag tussen de aan de gekwalificeerde beleggers voorbehouden schijf en de voor de particuliere beleggers bestemde schijf, alsook het bedrag van de openbare aanbieding waarop rechtstreeks of onrechtstreeks is ingeschreven door de met de uitgevende instelling en de aanbieder verbonden vennootschappen, en het bedrag waarop is ingeschreven door de leden van het plaatsingssyndicaat en de met hen verbonden vennootschappen. Afdeling VII. - Slotbepalingen

Art. 13.Het koninklijk besluit is niet van toepassing op de openbare aanbiedingen waarvoor, op de datum waarop het in werking treedt, al een prospectus is goedgekeurd door hetzij de CBFA, hetzij de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, mits naleving van de voorwaarden die worden opgesomd in artikel 38 van de wet van 16 juni 2006.

Art. 14.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 mei 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota's (1) Dit omvat ook de verrichtingen die in België worden uitgevoerd in het kader van het Europees paspoort, met uitzondering evenwel van de bepalingen die een impact hebben op de inhoud van het prospectus die wordt geregeld bij de bepalingen van de wet van 16 juni 2006.

^