Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 mei 2001
gepubliceerd op 15 augustus 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de landbouw, betreffende het conventioneel brugpensioen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012456
pub.
15/08/2001
prom.
17/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/17/2001012456/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de landbouw, betreffende het conventioneel brugpensioen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de landbouw;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de landbouw, betreffende het conventioneel brugpensioen, met uitzondering van de bepalingen die in strijd zijn met artikel 4, tweede lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 mei 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975.

Koninklijk besluit van 7 december 1992, Belgisch Staatsblad van 11 december 1992.

Bijlage Paritair Comité voor de landbouw Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 1999 Conventioneel sectoraal brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 11 juni 1999 onder het nummer 50935/CO/144) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werklieden en werksters en hun werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de landbouw. HOOFDSTUK II. - Rechthebbenden

Art. 2.Om te kunnen genieten van de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dienen de werknemers te voldoen aan de voorwaarden vastgelegd in het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen en dienen zij op het ogenblik waarop de arbeidsovereenkomst werkelijk wordt beëindigd, de leeftijd van 58 jaar te hebben bereikt. HOOFDSTUK III. - Aanvullende vergoeding

Art. 3.De werknemers bedoeld in artikel 2 hebben na ontslag recht op een aanvullende vergoeding ten laste van hun werkgever. Die aanvullende vergoeding wordt toegekend vanaf het einde van de wettelijke opzeggingstermijn tot aan de pensioengerechtigde leeftijd.

Art. 4.De aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto refertemaandloon en de werkloosheidsuitkering en wordt berekend en aangepast overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975. HOOFDSTUK IV. - Tussenkomst van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de landbouw in de aanvullende vergoeding

Art. 5.Het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de landbouw, opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1995, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 december 1995, Belgisch Staatsblad van 17 februari 1996, betaalt aan de werkgever de in artikel 3 bedoelde aanvullende vergoeding, met inbegrip van de bijzondere maandelijkse werkgeversbijdragen, terug tot een door het Paritair Comité voor de landbouw te bepalen maximumbedrag per bruggepensioneerde.

Art. 6.Alleen de werkgevers waarvan de bruggepensioneerde werknemers gedurende de twee jaren voorafgaand aan hun brugpensioen onafgebroken door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn geweest met een werkgever die onder het Paritair Comité voor de landbouw ressorteert, kunnen genieten van de in artikel 5 bedoelde tussenkomst.

Art. 7.Onverminderd artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt de tussenkomst door het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de landbouw berekend op basis van het gemiddelde van de lonen die de werknemer heeft ontvangen gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan zijn brugpensioen en niet op basis van het loon van de refertemaand.

Art. 8.De raad van beheer van het Waarborg- en Sociaal Fonds voor de landbouw stelt de praktische modaliteiten vast met betrekking tot de uitvoering van dit hoofdstuk. HOOFDSTUK V. - Vervanging

Art. 9.De bruggepensioneerden dienen vervangen te worden overeenkomstig artikel 4 van bovenvermeld koninklijk besluit van 7 december 1992.

De sancties die voortvloeien uit het niet eerbiedigen door de werkgevers van de wettelijke verplichtingen inzake brugpensioen, vallen geheel ten laste van de individuele werkgevers. HOOFDSTUK VI. - Geldigheid

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2000 en houdt op van kracht te zijn op 1 januari 2003.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 mei 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^