gepubliceerd op 20 april 2000
Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten voor de aanvraag en vernietiging van de identificatiekaart voor het personeel van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten
17 MAART 2000. - Koninklijk besluit betreffende de modaliteiten voor de aanvraag en vernietiging van de identificatiekaart voor het personeel van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, zoals gewijzigd door de wetten van 19 juli 1991, 18 juli 1997 en 9 juni 1999, inzonderheid op artikel 8, § 3;
Gelet op het advies van de Raad van State van 5 januari 2000;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient verstaan te worden onder : 1° de wet : wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, zoals gewijzigd door de wetten van 19 juli 1991, 18 juli 1997 en 9 juni 1999;2° leidinggevend personeel : de personen bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de wet;3° uitvoerend personeel : de personen bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet;4° bewakingsactiviteiten : activiteiten zoals bedoeld in artikel 1, §§ 1 en 2, van de wet. HOOFDSTUK II. - Algemeen
Art. 2.§ 1. De identificatiekaart wordt voor het eerst afgegeven nadat is vastgesteld dat het lid van het uitvoerend of leidinggevend personeel van een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst voldoet aan alle voorwaarden zoals bepaald in de artikelen 5 en/of 6 van de wet. § 2. De identificatiekaart is geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de aanvraag ervan en kan voor gelijke termijnen worden vernieuwd.
De datum waarop de aanvraag voor de aanmaak van de identificatiekaart voor deze persoon werd overgemaakt aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie, wordt beschouwd als begindatum van de geldigheidsperiode van de identificatiekaart. HOOFDSTUK III. - Modaliteiten voor de aanvraag van de identificatiekaart voor het personeelslid die geen houder is van een kaart
Art. 3.§ 1. De aanvraag voor het bekomen van een identificatiekaart voor een lid van het uitvoerend of leidinggevend personeel geschiedt door de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst voorafgaand aan de uitvoering van bewakingsactiviteiten door de toekomstige houder van de kaart.
De aanvraag dient gericht te worden aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie. § 2. Bij elke aanvraag van een identificatiekaart voor een lid van het leidinggevend of uitvoerend personeel, dienen de bewakingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten de volgende gegevens met betrekking tot deze persoon mede te delen aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie : 1° naam en voornaam;2° adres van de woonplaats, of bij gebreke ervan, de normale verblijfplaats in België;3° geboortedatum;4° functie : code zoals vastgelegd en omschreven in bijlage 2 van het ministerieel besluit betreffende de identificatiekaarten voor het personeel van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten;5° datum in dienst;6° datum van het bewijs van goed gedrag en zeden die het recentst werd overhandigd aan de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst;7° volgnummer van de identificatiekaart, zoals vermeld op het aanvraagformulier waarop de pasfoto dient gekleefd te worden;8° datum van de aanvraag van de identificatiekaart;9° voor de leden van het leidinggevend personeel en de leden van het uitvoerend personeel die activiteiten uitoefenen van bescherming van personen, van toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden en van toezicht op en controle van personen : datum van de schriftelijke instemming met het onderzoek naar de moraliteitsvoorwaarden bedoeld in artikel 6bis van de wet. De bewakingsonderneming en interne bewakingsdienst die ten minste 40 personeelsleden in dienst heeft of iedere bewakingsonderneming met minder dan 40 personeelsleden maar die tevens waardetransporten uitvoert, moeten deze gegevens overmaken aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie via informatorische drager. § 3. Bij elke aanvraag van een identificatiekaart dienen volgende documenten te worden gevoegd : 1° een origineel of een kopie van het getuigschrift van goed zedelijk gedrag bestemd voor een openbaar bestuur, of een gelijkwaardig getuigschrift indien die personen hun woonplaats hebben in het buitenland.Het getuigschrift van goed zedelijk gedrag, of het gelijkwaardig getuigschrift mag niet meer dan zes maanden oud zijn op het ogenblik dat de aanvraag wordt ingediend; 2° getuigschrift(en) afgeleverd door een opleidingsinstelling die een door de Minister van Binnenlandse Zaken erkende opleiding voor het leidinggevend personeel of het uitvoerend personeel organiseert, of een attest afgeleverd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, ter staving van de vrijstelling, verleend op basis van artikel 22, § 3, van de wet, van de voorwaarden van beroepsopleiding en -vorming;3° een bewijs dat de persoon gunstig een psycho-technisch onderzoek heeft doorstaan waaruit de psychische geschiktheid blijkt voor de activiteit die hij wenst uit te oefenen evenals zijn vermogen om gepast te reageren in crisissituaties;4° een bewijs dat de persoon gunstig een medisch onderzoek heeft doorstaan waaruit de lichamelijke geschiktheid blijkt voor de activiteit die hij wenst uit te oefenen;5° aanvraagformulier waarop een pasfoto dient gekleefd te worden;6° voor de leden van het leidinggevend personeel en de leden van het uitvoerend personeel die activiteiten uitoefenen van bescherming van personen, van toezicht op en bescherming bij het vervoer van waarden en van toezicht op en controle van personen : document van schriftelijke instemming met het onderzoek naar de moraliteitsvoorwaarden bedoeld in artikel 6bis van de wet.
Art. 4.De afgifte van de identificatiekaarten voor het personeel van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten vindt plaats in de kantoren van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie. HOOFDSTUK IV. - Modaliteiten voor de aanvraag van de identificatiekaart voor het personeelslid die houder is van een kaart
Art. 5.§ 1. Telkens wanneer de houder van een identificatiekaart zijn bewakingsactiviteiten bij een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst staakt, dient deze bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst zijn identificatiekaart binnen de 14 dagen na de uitdiensttreding terug te sturen naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie bewaart de kaart gedurende een termijn van 12 maanden. § 2. Wanneer de houder van de kaart binnen deze termijn van 12 maanden opnieuw bewakingsactiviteiten wenst uit te oefenen, kan de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst voor dewelke deze activiteiten zullen worden uitgeoefend de identificatiekaart van de betrokkene terug opvragen bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie.
Hiervoor dient de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst een bewijs van indiensttreding van de houder van de kaart over te maken. § 3. Wanneer de identificatiekaart niet wordt opgevraagd binnen een periode van 12 maanden na het stopzetten van de bewakingsactiviteiten zal de identificatiekaart worden vernietigd door de Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie. HOOFDSTUK V. - Modaliteiten betreffende de vernietiging van de identificatiekaart
Art. 6.De bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst moet de identificatiekaart van haar leden van het leidinggevend of uitvoerend personeel terugsturen naar het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkpolitie, binnen de 14 dagen nadat de onderneming heeft vastgesteld dat : 1° de dag bereikt is waarop de geldigheid verstrijkt;2° de foto van de houder van de identificatiekaart niet meer gelijkend is;3° de kaart beschadigd is;4° de houder van de kaart van naam of van voornaam verandert;5° de houder van de kaart van functie verandert in de onderneming of dienst;6° de houder van de kaart niet langer voldoet aan alle voorwaarden zoals bepaald in de artikelen 5 en/of 6 van de wet. De aanvraag tot de aanmaak van de nieuwe identificatiekaart voor de betrokken personen dient op dezelfde wijze te gebeuren als bepaald in artikel 3 van dit besluit.
In geen geval mag een persoon houder zijn van meer dan één identificatiekaart. HOOFDSTUK VI. - Controle
Art. 7.§ 1. Elke maand, telkens de laatste vrijdag van de maand, bezorgen de verantwoordelijken van de bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie, de personeelslijst.
De volgende gegevens met betrekking tot de personeelsleden dienen vermeld te worden op deze lijsten : 1° naam en voornaam;2° adres van de woonplaats;3° geboortedatum;4° functie;5° datum in dienst;6° datum uit dienst;7° datum van het bewijs van goed gedrag en zeden die het recentst werd overhandigd aan de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst;8° datum van de laatste aanvraag voor de aanmaak van een identificatiekaart voor deze persoon;9° volgnummer van de identificatiekaart;10° datum waarop deze lijst werd overgemaakt aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie. § 2. De bewakingsonderneming en interne bewakingsdienst die ten minste 40 personeelsleden in dienst heeft of iedere bewakingsonderneming met minder dan 40 personeelsleden maar die tevens waardetransporten uitvoert, moeten deze gegevens overmaken aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemene Directie van de Algemene Rijkspolitie via informatorische drager. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen
Art. 8.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 9.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 maart 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE