gepubliceerd op 24 juli 2024
Koninklijk besluit met betrekking tot de toepassing van het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement
17 JULI 2024. - Koninklijk besluit met betrekking tot de toepassing van het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement
VERSLAG AAN DE KONING Sire, De
wet van 12 mei 2024Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
12/05/2024
pub.
29/05/2024
numac
2024004641
bron
federale overheidsdienst financien
Wet houdende diverse fiscale bepalingen
sluiten houdende diverse fiscale bepalingen (hierna: de wet) heeft een tijdelijk belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement ingevoerd. Dit besluit geeft uitvoering aan artikel 60 van de voormelde wet waarin wordt bepaald dat U de nadere regels kan vastleggen voor de toepassing van het belastingkrediet op de tussenkomst in een gecombineerd of geïntegreerd vervoerbewijs en voor het leveren van het bewijs dat aan de voorwaarden voor de toepassing van het belastingkrediet is voldaan.
Regels voor de toepassing van het belastingkrediet op de tussenkomst in een gecombineerd of geïntegreerd vervoerbewijs Het nieuwe belastingkrediet wordt verleend voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement. Een gecombineerd of geïntegreerd vervoerbewijs voor meerdere vervoersmiddelen waaronder de trein, wordt gelijkgesteld met een treinabonnement voor het gedeelte dat op de trein betrekking heeft.
Een gecombineerd vervoerbewijs is een vervoerbewijs waarbij een abonnement op de trein wordt gecombineerd met een of meerdere abonnementen op een ander gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel en waarbij de prijs van ieder abonnement apart wordt bepaald. Zo kan een werknemer die in Gent woont, met een bus van De Lijn naar het station Gent Sint-Pieters gaat en in Brussel de metro neemt om van het station Brussel Centraal naar zijn plaats van tewerkstelling te gaan, gebruik maken van een gecombineerd vervoerbewijs dat een abonnement van De Lijn, een abonnement van de NMBS voor het traject Gent-Brussel en een abonnement van de MIVB omvat. Een dergelijk gecombineerd vervoerbewijs voor een periode van drie maanden (standaardabonnement tweede klasse) kost 862 euro (prijs op 1 juni 2024), zijnde 590 euro voor het treinabonnement, 135 euro supplement voor de omnipas van De Lijn en 137 euro supplement voor het abonnement van de MIVB. Het gedeelte van de prijs van het gecombineerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein wordt logischerwijze bepaald door de prijs van het abonnement/de abonnementen op een ander openbaar vervoermiddel dan de trein in mindering te brengen van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs.
Het gedeelte dat betrekking heeft op de trein bedraagt in het hiervoor vermelde voorbeeld dan ook 590 euro.
Wat de tussenkomst van de werkgever in gecombineerde vervoerbewijzen betreft, bepaalt cao nr. 19/11 dat de tussenkomst van de werkgever voor elk openbaar vervoermiddel afzonderlijk wordt berekend. De tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement wordt in toepassing van de NAR-cao dus steeds afzonderlijk bepaald. Dat zal vaak ook het geval zijn wanneer de tussenkomst gebeurt in toepassing van een (gunstiger) sector- of bedrijfscao of individuele arbeidsovereenkomst. Die werkwijze werkt logischerwijze ook door voor de toepassing van het belastingkrediet.
Wanneer de tussenkomst van de werkgever in een gecombineerd vervoerbewijs echter zou gebeuren in toepassing van een sector- of bedrijfscao of een individuele arbeidsovereenkomst waarin wordt gesteld dat de tussenkomst globaal wordt bepaald en niet voor elk openbaar vervoermiddel afzonderlijk, moet die tussenkomst van de werkgever voor de toepassing van het belastingkrediet worden opgesplitst om de tussenkomst van de werkgever in het treinabonnement te kunnen bepalen. Hiervoor worden de volgende regels vooropgesteld: - wanneer de tussenkomst gelijk is aan een uniform percentage van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs, wordt dat percentage ook toegepast op het gedeelte van de prijs van dat gecombineerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein om de tussenkomst van de werkgever in het treinabonnement te bepalen; - wanneer de tussenkomst wordt bepaald in functie van het aantal kilometer dat wordt afgelegd met alle openbare vervoermiddelen samen en de prijs voor het ander gemeenschappelijk vervoer - zoals doorgaans het geval is - een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, wordt de tussenkomst van de werkgever in het treinabonnement bepaald door de tussenkomst van de werkgever in het gecombineerde vervoerbewijs te vermenigvuldigen met de prijs van het treinabonnement en te delen door de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs (prorata in functie van de kostprijs); - wanneer de tussenkomst zou worden bepaald in functie van het aantal kilometer dat wordt afgelegd met alle openbare vervoermiddelen samen en de prijs voor het ander gemeenschappelijk vervoer in verhouding zou staan tot de afstand, zal de tussenkomst van de werkgever in het treinabonnement gelijk zijn aan de tussenkomst van de werkgever in het gecombineerde vervoerbewijs vermenigvuldigd met het aantal kilometer van het traject dat met de trein wordt afgelegd en gedeeld door het totale aantal kilometer van het traject met het gemeenschappelijk openbaar vervoer dat in het gecombineerde vervoerbewijs is begrepen (prorata in functie van de afstand).
Bij een geïntegreerd vervoerbewijs worden, net als bij een gecombineerd vervoerbewijs, ook meerdere vormen van gemeenschappelijk openbaar vervoer gecombineerd, maar zonder dat er een opdeling wordt gemaakt van de prijs van het vervoerbewijs over de verschillende vormen van gemeenschappelijk openbaar vervoer. Het gaat hier met name om de Brupass en de Brupass XL waarmee in en rond Brussel kan worden gereisd met trein, bus, tram en metro en om de City Pass-abonnementen voor Antwerpen, Charleroi, Gent of Luik waarmee kan worden gereisd met de trein, tram, metro en bus in en rond respectievelijk Antwerpen, Charleroi, Gent of Luik. Deze abonnementen kunnen worden aangeschaft voor een periode van 1 maand of 12 maanden. Zo kan een werknemer die in Angleur woont en in Luik werkt en met de trein het traject Angleur - Luik-Guillemins aflegt en met een bus van de TEC het traject tussen het station Luik-Guillemins en zijn plaats van tewerkstelling, gebruik maken van de City Pass Luik. Een City Pass Luik voor een periode van één maand (standaardabonnement tweede klasse) kost 53,50 euro (prijs op 1 juni 2024). Een standaard abonnement voor het traject Angleur- Luik-Guillemins voor een periode van 1 maand kost 45,00 euro. Het gedeelte van de prijs van de City Pass Luik dat betrekking heeft op de trein bedraagt in dit geval 45,00 euro, zijnde de prijs voor een standaard treinabonnement voor het traject Angleur - Luik-Guillemins (minder dan 4 km). Een werknemer die in Ans woont en in Luik werkt en met de trein het traject Ans - Luik-Guillemins aflegt en met een bus van de TEC het traject tussen het station Luik-Guillemins en zijn plaats van tewerkstelling, kan ook gebruik maken van de City Pass Luik. Een standaard abonnement voor het traject Ans- Luik-Guillemins voor een periode van 1 maand kost 56,00 euro (traject van 6 km). Een City Pass Luik voor een periode van één maand (standaardabonnement tweede klasse) kost, zoals gezegd, 53,50 euro (prijs op 1 juni 2024).
Het gedeelte van de prijs van de City Pass Luik dat betrekking heeft op de trein bedraagt in dit geval 53,50 euro, zijnde de prijs voor een standaard treinabonnement voor het traject Ans - Luik-Guillemins (6 km), beperkt tot de kostprijs van de City Pass.
Voor een correcte toepassing van het belastingkrediet, zal de werkgever moeten weten welke afstand de werknemer met de trein aflegt.
De werknemer moet dan ook een verklaring op eer bezorgen aan de werkgever dat hij gewoonlijk gebruik maakt van de trein voor de verplaatsingen tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling waarbij hij ook de afstand vermeldt van het enkel traject dat hij met de trein aflegt, uitgedrukt in kilometer. Hierbij kan worden uitgegaan van het aantal kilometer dat door de NMBS in rekening wordt gebracht voor het betrokken traject. Deze verklaring op eer moet door de werkgever ter beschikking worden gehouden van de administratie.
Wat de tussenkomst van de werkgever in geïntegreerde vervoerbewijzen betreft, bepaalt artikel 5 van cao nr. 19/09 dat de tussenkomst van de werkgever wordt berekend op basis van de bedragen in functie van de lengte van het traject uitgedrukt in kilometer die gelden voor de tussenkomst in een treinabonnement. Voor de toepassing van het belastingkrediet moet die tussenkomst van de werkgever worden opgesplitst om de tussenkomst in het treinabonnement te kunnen bepalen. De tussenkomst in het treinabonnement is gelijk aan de tussenkomst van de werkgever in het geïntegreerde vervoerbewijs vermenigvuldigd met het gedeelte van de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein en gedeeld door de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs. In de hiervoor aangehaalde voorbeelden zou de tussenkomst van de werkgever in de City Pass Luik dus voor respectelijk 45/53,50 (werknemer die woont in Angleur) en 53,50/53,50 (werknemer die woont in Ans) betrekking hebben op het treinabonnement.
Modaliteiten voor het leveren van het bewijs dat aan de voorwaarden voor de toepassing van het belastingkrediet is voldaan De belastingplichtigen die aanspraak willen maken op het belastingkrediet, moeten aantonen dat aan de voorwaarden voor de toepassing ervan is voldaan. In dat kader zullen ze een document moeten opstellen waarin een aantal elementen worden vermeld die essentieel zijn voor de berekening van en de controle op de toepassing van het belastingkrediet.
Het bedrag van het belastingkrediet is gelijk aan het product van enerzijds het bedrag van de tussenkomst van de werkgever die in het betrokken belastbare tijdperk is betaald of toegekend, gedeeld door de verhoogde tussenkomst van de werkgever, en anderzijds het verhogingspercentage (artikel 57, § 2, van de wet). Dit bedrag zal op het document moeten worden vermeld, net als de onderstaande bedragen en percentages die van belang zijn voor de berekening van het belastingkrediet: - de tussenkomst van de werkgever, zijnde de tussenkomst in een treinabonnement die bij toepassing van artikel 38, § 1, eerste lid, 9°, a, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 is vrijgesteld van inkomstenbelastingen, desgevallend beperkt tot de tussenkomst die zou verschuldigd zijn voor een treinabonnement voor dezelfde duur en dezelfde afstand in tweede klasse (artikel 56, 3°, van de wet); - de verhoogde tussenkomst van de werkgever, zijnde het percentage dat de verhouding weergeeft tussen, enerzijds, de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement zoals opgelegd door een collectieve of individuele arbeidsovereenkomst op de datum van de betaling of toekenning van de tussenkomst van de werkgever en, anderzijds, de prijs van het referentie-abonnement voor dezelfde afstand op diezelfde datum (artikel 56, 5°, van de wet); - het verhogingspercentage, zijnde het percentage gelijk aan het verschil tussen de referentietussenkomst van de werkgever, met een minimum van 59,57 pct., en de verhoogde tussenkomst van de werkgever; dit percentage wordt desgevallend beperkt tot 7,5 pct. (artikel 56, 6°, van de wet); - de referentietussenkomst van de werkgever, zijnde het percentage dat de verhouding weergeeft tussen, enerzijds, de tussenkomst van de werkgever in een referentie-abonnement zoals opgelegd door een collectieve of individuele arbeidsovereenkomst of een arbeidsreglement op 31 december 2023, en anderzijds, de prijs van een referentieabonnement (een treinabonnement voor de duur van een jaar in tweede klasse) op diezelfde datum (artikel 56, 4°, van de wet).
In principe moeten deze gegevens voor elke tussenkomst van de werkgever apart worden vermeld. De gegevens met betrekking tot tussenkomsten van de werkgever waarvoor het verhogingspercentage identiek is (in veel gevallen wellicht 7,5 pct.), mogen evenwel samen worden vermeld. In dat geval signaleert de belastingplichtige dat hij gebruik maakt van die mogelijkheid en vermeldt hij de som van de bedragen van de tussenkomsten van de werkgever en van de bedragen van het belastingkrediet voor de betrokken tussenkomsten in het document.
Als referentietussenkomst van de werkgever en verhoogde tussenkomst van de werkgever wordt dan in het document telkens het laagste percentage vermeld dat van toepassing is voor de betrokken tussenkomsten. De belastingplichtige moet de gegevens per tussenkomst van de werkgever wel ter beschikking houden van de administratie.
Het document moet daarnaast ook nog vermelden dat de belastingplichtige behoort tot de categorieën van werkgevers die in aanmerking komen voor het belastingkrediet en dat er voldaan is aan de voorwaarden inzake het niet vergoed worden van de tussenkomst door derden, het niet van toepassing zijn van de 80/20 derdebetalersregeling, het niet gecumuleerd worden van de tussenkomst met een mobiliteitsbudget en het gelden van de verhoging van de tussenkomst zonder beperking in de tijd.
Net zoals dat het geval is voor de tijdelijke belastingkredieten voor de verhoging van de fietsvergoedingen, moeten de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting of de rechtspersonenbelasting het document bij hun aangifte voegen.
Hetzelfde geldt voor de niet-inwoners die geen natuurlijke persoon zijn. Rijksinwoners en belastingplichtingen onderworpen aan de belasting van niet-inwoners/natuurlijke personen moeten het document ter beschikking houden van de administratie.
Voor elke tussenkomst moet het stuk (vervoerbewijs) dat door de werknemer werd voorgelegd om de tussenkomst van de werkgever te krijgen (cf. artikel 10 van cao nr. 19/9) ter beschikking worden gehouden van de administratie. In geval van een derdebetalersregeling, moet de factuur ter beschikking worden gehouden.
Er wordt tenslotte nog opgemerkt dat op het aangifteformulier voor de personenbelasting en belasting van niet-inwoners/natuurlijke personen voor het aanslagjaar 2024 geen aparte code is voorzien voor het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement. Het belastingkrediet moet worden vermeld in de code die voorzien is voor het belastingkrediet voor de verhoging van de fietsvergoeding toegekend in toepassing van cao nr. 164.
Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U wordt voorgelegd.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM
17 JULI 2024. - Koninklijk besluit met betrekking tot de toepassing van het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 12 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/05/2024 pub. 29/05/2024 numac 2024004641 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten houdende diverse fiscale bepalingen, artikel 60;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 mei 2022Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/05/2022 pub. 10/06/2022 numac 2022041447 bron interfederaal korps van de inspectie van financien Koninklijk besluit betreffende de administratieve, begrotings- en beheerscontrole sluiten betreffende de administratieve, begrotings- en beheerscontrole, artikel 6;
Overwegende dat dit besluit een loutere uitvoering van een bestaande wettelijke regeling is en op zich geen bijkomende invloed heeft op de ontvangsten van de Staat, noch nieuwe uitgaven kan doen ontstaan;
Dat het akkoord van de Staatssecretaris voor Begroting bijgevolg niet vereist is;
Overwegende dat de zaken waarvoor geen nieuw initiatief van de Regering is vereist en die met het oog op de continuïteit van het gezag door de uitvoerende macht moeten worden behandeld, omdat anders een voor de burgers nadelig vacuüm zou ontstaan, in lopende zaken moeten worden voortgezet;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende: - dat het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement reeds vanaf aanslagjaar 2024 van toepassing is; - dat de betrokken belastingplichtigen zo snel mogelijk op de hoogte moeten worden gebracht van de toepassingsmodaliteiten van dat belastingkrediet om de belastingheffing voor het aanslagjaar 2024 niet te vertragen; - dat dit besluit dus dringend moet worden getroffen;
Op voordracht van de minister van Financiën,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de wet: de wet van 12 mei 2024Relevante gevonden documenten type wet prom. 12/05/2024 pub. 29/05/2024 numac 2024004641 bron federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen sluiten houdende diverse fiscale bepalingen;2° het belastingkrediet: het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement, bedoeld in titel 3, hoofdstuk 5, van de wet. HOOFDSTUK 2. - Regels voor de toepassing van het belastingkrediet op de tussenkomst in een gecombineerd of geïntegreerd vervoerbewijs
Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van het belastingkrediet is het gedeelte van de prijs van een gecombineerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein gelijk aan de prijs van dat gecombineerde vervoerbewijs verminderd met de toeslag of toeslagen voor het ander gemeenschappelijk openbaar vervoer dan het treinvervoer. § 2. Wanneer de tussenkomst van de werkgever in een gecombineerd vervoerbewijs niet voor elk gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel afzonderlijk wordt bepaald, wordt het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein als volgt bepaald: 1° wanneer de tussenkomst van de werkgever gelijk is aan een uniform percentage van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs, is het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein gelijk aan het gedeelte van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein vermenigvuldigd met dat percentage;2° wanneer de tussenkomst van de werkgever wordt bepaald in functie van het aantal kilometer dat wordt afgelegd met alle gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen samen en de prijs voor het ander gemeenschappelijk openbaar vervoer dan het treinvervoer een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, is het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein gelijk aan de tussenkomst van de werkgever in het gecombineerde vervoerbewijs vermenigvuldigd met het gedeelte van de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein en gedeeld door de prijs van het gecombineerde vervoerbewijs;3° wanneer de tussenkomst van de werkgever wordt bepaald in functie van het aantal kilometer dat wordt afgelegd met alle gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen samen en de prijs voor het ander gemeenschappelijk openbaar vervoer dan het treinvervoer in verhouding staat tot de afstand, wordt het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever dat betrekking heeft op de trein bepaald door de tussenkomst in het gecombineerde vervoerbewijs te vermenigvuldigen met het aantal kilometer van het traject dat met de trein wordt afgelegd en te delen door het totale aantal kilometer van het traject dat met het gemeenschappelijk openbaar wordt afgelegd.
Art. 3.§ 1. Voor de toepassing van het belastingkrediet is de prijs van het gedeelte van een geïntegreerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein gelijk aan de prijs van een treinabonnement voor dezelfde duur/periode voor het traject dat gewoonlijk door de werknemer met de trein wordt afgelegd, desgevallend beperkt tot de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs.
De werknemer bezorgt de werkgever een verklaring op eer dat hij gewoonlijk gebruik maakt van de trein voor de verplaatsingen tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling met vermelding van de lengte van het enkel traject dat met de trein wordt afgelegd, uitgedrukt in kilometer. § 2. Het gedeelte van de tussenkomst van de werkgever in een geïntegreerd vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein is gelijk aan de tussenkomst van de werkgever in het geïntegreerde vervoerbewijs vermenigvuldigd met het gedeelte van de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs dat betrekking heeft op de trein en gedeeld door de prijs van het geïntegreerde vervoerbewijs.
HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten voor het leveren van het bewijs dat aan de voorwaarden voor de toepassing van het belastingkrediet is voldaan
Art. 4.§ 1. De belastingplichtige die aanspraak maakt op het belastingkrediet, stelt een document op met daarin de volgende gegevens: 1° het bedrag van de tussenkomst van de werkgever als bedoeld in artikel 56, 3°, van de wet die tijdens het betrokken belastbare tijdperk is betaald of toegekend;2° de referentietussenkomst van de werkgever als bedoeld in artikel 56, 4°, van de wet;3° de verhoogde tussenkomst van de werkgever als bedoeld in artikel 56, 5°, van de wet;4° het verhogingspercentage als bedoeld in artikel 56, 6°, van de wet;5° het bedrag van het belastingkrediet berekend overeenkomstig artikel 57, § 2, van de wet. De in het eerste lid, 1° tot 5° vermelde gegevens worden apart vermeld voor elke tussenkomst van de werkgever die tijdens het betrokken belastbare tijdperk is betaald of toegekend en waarvoor de toepassing van het belastingkrediet wordt gevraagd.
In afwijking van het tweede lid, kan de belastingplichtige ervoor opteren om de gegevens met betrekking tot tussenkomsten van de werkgever waarvoor het in het eerste lid, 4° bedoelde gegeven identiek is, samen te vermelden in het document. In dat geval: 1° vermeldt de belastingplichtige: - bij de betrokken gegevens dat hij gebruik maakt van de in dit lid bedoelde optie; - telkens de som van de in het eerste lid, 1° en 5° bedoelde bedragen voor de betrokken tussenkomsten; - telkens het laagste van de in het eerste lid, 2° en 3°, bedoelde percentages dat van toepassing is voor de betrokken tussenkomsten; 2° houdt de belastingplichtige de in het eerste lid, 1°, 2°, 3° en 5° bedoelde gegevens per tussenkomst van de werkgever ter beschikking van de administratie. Het document bevat tevens de bevestiging van de belastingplichtige dat: 1° hij een werkgever is als bedoeld in artikel 57, § 1, tweede lid, van de wet;2° de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement niet door derden wordt vergoed;3° het belastingkrediet niet wordt gevraagd voor de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement waarvoor de derdebetalersregeling als bedoeld in artikel 40 van het openbaredienstcontract gesloten tussen de Staat en de NMBS van toepassing is;4° het belastingkrediet niet wordt gevraagd voor de tussenkomst van de werkgever die wordt betaald of toegekend aan een werknemer die van de belastingplichtige een mobiliteitsbudget ontvangt met toepassing van de wet van 17 maart 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/03/2019 pub. 29/03/2019 numac 2019030319 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget sluiten betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget;5° de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement is vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst, een arbeidsreglement of een individuele arbeidsovereenkomst en geldt zonder beperking in de tijd. § 2. De aan de vennootschapsbelasting of rechtspersonenbelasting onderworpen belastingplichtige en de in artikel 227, 2° of 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde belastingplichtige die aanspraak maakt op het belastingkrediet, voegt het in paragraaf 1 bedoelde document in bijlage toe aan zijn aangifte. De aan de personenbelasting onderworpen belastingplichtige en de in artikel 227, 1°, van het voormelde Wetboek bedoelde belastingplichtige houdt het in paragraaf 1 bedoelde document ter beschikking van de administratie.
Art. 5.De belastingplichtige die de toepassing vraagt van het belastingkrediet houdt tevens de volgende documenten ter beschikking van de administratie: 1° de stukken die door de werknemer zijn voorgelegd om de tussenkomst te verkrijgen of, in geval van een derdebetalersregeling, de factuur met betrekking tot de tussenkomst;2° in geval van een tussenkomst in een gecombineerd vervoerbewijs: de in artikel 3, § 1, tweede lid bedoelde verklaring op eer. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 6.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatblad.
Art. 7.De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 17 juli 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, V. VAN PETEGHEM