gepubliceerd op 01 februari 2011
Koninklijk besluit houdende vaststelling van de modaliteiten inzake de door de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen te verrichten raadplegingen in het kader van de te volgen adviesprocedure bij de normatieve afdeling van de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie
17 JANUARI 2011. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de modaliteiten inzake de door de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen te verrichten raadplegingen in het kader van de te volgen adviesprocedure bij de normatieve afdeling van de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de programmawet (I) van 27 december 2006, artikel 336, § 1, tweede lid;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 maart 2010;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 19 april 2010;
Gelet op het advies 48.232/1 van de Raad van State, gegeven op 20 mei 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Zelfstandigen;
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Bij de raadpleging van een betrokken sector of beroep, bedoeld in artikel 336, § 1, tweede lid, van de programmawet (I) van 27 december 2006, wijst de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, hierna te noemen "de Hoge Raad", een bij hem binnenkomende adviesaanvraag binnen vijftien dagen na ontvangst ter voorbereiding van zijn advies intern toe aan de bevoegde sector- of vaste commissie.
Art. 2.§ 1. Indien een beroepsorde of een beroepsinstituut werd opgericht voor het betrokken beroep, dient de Hoge Raad een bij hem overeenkomstig artikel 336, § 1, eerste lid van dezelfde wet binnenkomende adviesaanvraag binnen de vijftien dagen na ontvangst door te sturen naar de bevoegde beroepsorde of het bevoegde beroepsinstituut. § 2. Bij de in § 1 bedoelde doorzending vraagt de Hoge Raad aan de bevoegde beroepsorde of het bevoegde beroepsinstituut een advies binnen de twee maanden. De betrokken beroepsorde of het betrokken beroepsinstituut wordt eveneens uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van de betrokken sectorcommissie of de betrokken vaste commissie in de schoot van genoemde Hoge Raad. § 3. Indien de beroepsorde of het beroepsinstituut binnen de termijn van twee maanden daadwerkelijk een advies bezorgt aan de Hoge Raad, dan maakt hij hiervan melding in het eigen advies dat hij uitbrengt binnen de in genoemd artikel 336, § 1, eerste lid bepaalde termijn.
Het advies van de beroepsorde of het beroepsinstituut wordt bovendien als bijlage gehecht aan het eigenlijke advies van de Hoge Raad.
Indien de beroepsorde of het beroepsinstituut geen advies uitbrengt binnen de gestelde termijn van twee maanden, dan maakt de Hoge Raad hiervan melding in het eigen advies dat hij uitbrengt.
Art. 3.De Minister bevoegd voor Zelfstandigen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, op 17 januari 2011.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van K.M.O.'s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid, Mevr. S. LARUELLE