Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 februari 2005
gepubliceerd op 16 maart 2005

Koninklijk besluit tot regeling van de inschrijving van de personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden uitoefenen en van de waarborgen waarover deze personen moeten beschikken

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2005011112
pub.
16/03/2005
prom.
17/02/2005
ELI
eli/besluit/2005/02/17/2005011112/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 FEBRUARI 2005. - Koninklijk besluit tot regeling van de inschrijving van de personen die een activiteit van minnelijke invordering van schulden uitoefenen en van de waarborgen waarover deze personen moeten beschikken


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, inzonderheid op artikel 77, gewijzigd bij de wetten van 6 juli 1992 en 24 maart 2003, en bij het koninklijk besluit van 4 april 2003;

Gelet op de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument, inzonderheid op de artikelen 4 en 19;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 februari 1992 betreffende de aanvragen om erkenning en inschrijving bedoeld bij de artikelen 74 en 77 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, inzonderheid op de bijlagen III en IV, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 augustus 1992 en 25 februari 1996;

Gelet op het advies 37.822/1 van de Raad van State, gegeven op 9 december 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder de schuldinvorderaar, elke persoon die een activiteit van minnelijke schuldinvordering uitoefent zoals bedoeld in artikel 2, § 1, 2°, van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument.

Art. 2.§ 1. De schuldinvorderaar : 1° is opgericht in de vorm van een handelsvennootschap, wanneer het om een rechtspersoon gaat;2° is ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen in de hoedanigheid van handelsonderneming;3° sluit een verzekering die zijn beroepsaansprakelijkheid dekt. Hij is vrijgesteld van de verplichting tot het aangaan van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering bedoeld in 3° van het vorige lid voor zover de volgende personen die beroepsaansprakelijkheid dekken : 1° de schuldeiser of een andere schuldinvorderaar waarvoor of in naam waarvan hij optreedt;2° een overeenkomstig artikel 5 van de wet van 6 maart 1964 tot organisatie van de Middenstand erkende beroepsfederatie of een in artikel 6 van de wet van 31 maart 1898 op de beroepsverenigingen bedoelde beroepsvereniging waarvan de schuldinvorderaar lid is. § 2. De beroepsaansprakelijkheidsverzekering bedoeld in § 1, 3°, voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° zij dekt de beroepsaansprakelijkheid uit hoofde van de activiteit van minnelijke invordering van schulden van de schuldinvorderaar, van zijn aangestelden en wanneer het een rechtspersoon betreft, van zijn organen; 2° de dekking mag niet minder bedragen dan euro 125.000 per schadegeval en euro 125.000 per verzekeringsjaar. Telkens als het indexcijfer der consumptieprijzen ten opzichte van het basisindexcijfer van de maand december 2004 met 10 % is gestegen (basis 1996 = 100), worden deze bedragen op de volgende jaarlijkse vervaldag met 10 % verhoogd.

De verzekeringsovereenkomst kan in een vrijstelling voorzien die niet meer mag bedragen dan 2 % van het zakencijfer van de schuldinvorderaar met als absoluut maximum euro 2.500 per schadegeval. Indien de 2 % van het zakencijfer minder bedraagt dan euro 2.500, dan mag die vrijstelling evenwel op dit laatste bedrag gebracht worden. Telkens als het indexcijfer der consumptieprijzen ten opzicht van het basisindexcijfer van de maand december 2004 met 10 % is gestegen (basis 1996 = 100), wordt dit bedrag op de volgende jaarlijkse vervaldag met 10 % verhoogd.

Art. 3.§ 1. De aanvraag tot inschrijving als schuldinvorderaar wordt per aangetekend schrijven gericht tot de Dienst Krediet & Schuldenlast van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie, NG III, Koning Albert II-laan 16, 1000 Brussel. § 2. De schuldinvorderaar vermeldt bij zijn aanvraag tot inschrijving zijn ondernemingsnummer en legt een attest voor dat uitgaat van de verzekeringsonderneming met wie hij een beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft gesloten en waarin vermeld wordt dat de verzekeringsovereenkomst aan de in dit besluit gestelde voorwaarden voldoet.

Op verzoek van de bevoegde ambtenaren van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie is de schuldinvorderaar gehouden hen een afschrift van de verzekeringsovereenkomst mee te delen en het bewijs te leveren dat de premie betaald is.

Binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de opzegging of na de wijziging van de verzekeringsovereenkomst stelt de schuldinvorderaar de bevoegde overheid bedoeld in § 1 hiervan op de hoogte.

De schuldinvorderaar die met toepassing van artikel 2, § 1, tweede lid, is vrijgesteld van het sluiten van een beroepsaansprakelijkheidsverzekering legt aan de bevoegde overheid een attest voor van de verzekeringsonderneming van de persoon die de beroepsaansprakelijkheid van de schuldinvorderaar dekt overeenkomstig artikel 2, § 1, tweede lid. In dat attest bevestigt de verzekeringsonderneming dat zij de beroepsaansprakelijkheid van de vrijgestelde schuldinvorderaar verzekert onder de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid. § 3. Bij de aanvraag tot inschrijving verbindt de schuldinvorderaar zich uitdrukkelijk om : 1° bij het minnelijk invorderen voor andermans rekening uitsluitend met een derdenrekening te werken, waarbij de ontvangen en door te storten fondsen welke aan deze schuldinvorderaar in het kader van zijn beroepsactiviteit werden toevertrouwd duidelijk gescheiden worden van zijn patrimonium; 2° op verzoek van de bevoegde ambtenaren van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie voor de opgegeven periode het bewijs te leveren dat de premies en bijdragen te storten door de bij dit artikel bedoelde personen zijn betaald en hiervoor alle relevante stukken voor te leggen.

Art. 4.§ 1. De inschrijving kan niet verleend worden aan of behouden blijven voor de schuldinvorderaars die zich bevinden in één van de toestanden bedoeld in artikel 78, § 1, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

De inschrijving kan geweigerd of ingetrokken worden voor de schuldinvorderaars die zich bevinden in één van de toestanden bedoeld in artikel 78, § 2, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. § 2. De bevoegde ambtenaren van de Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie kunnen aan de schuldinvorderaar die optreedt als natuurlijk persoon of als rechtspersoon met betrekking tot de bestuurders, zaakvoerders, directeurs of gevolmachtigden, een bewijs van goed zedelijk gedrag bestemd voor een openbaar bestuur vragen, of een in het buitenland gelijkwaardig document.

Art. 5.In de bijlagen III en IV bij het koninklijk besluit van 25 februari 1992 betreffende de aanvragen om erkenning en inschrijving bedoeld bij de artikelen 74 en 77 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 24 augustus 1992 en 25 februari 1996, worden onder A, de woorden « 3° kredietbemiddelaar die door de invordering van schuld bijdraagt tot het uitvoeren van een kredietovereenkomst » geschrapt.

De inschrijvingen die werden toegekend aan de kredietbemiddelaars bedoeld in de rubriek A 3° van bijlagen III en IV bij dat besluit, verliezen hun rechtsgeldigheid drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 6.De artikelen 4 en 16 van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument en de bepalingen van dit besluit treden in werking op 1 april 2005.

Art. 7.Onze minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 februari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

^