Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 februari 2002
gepubliceerd op 22 augustus 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 maart 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de sector voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012307
pub.
22/08/2002
prom.
17/02/2002
ELI
eli/besluit/2002/02/17/2002012307/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 maart 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de sector voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 maart 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden in de sector voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 februari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 maart 2001 Loon- en arbeidsvoorwaarden in de sector voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton voor de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 (Overeenkomst geregistreerd op 13 april 2001 onder het nummer 57013/CO/129) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de voortbrenging van papierpap, papier en karton. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader

Art. 2.De collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in uitvoering van de wet van 26 juli 1996 betreffende de bevordering van de tewerkstelling en de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.

Zij is eveneens gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, en dit in al zijn bepalingen. HOOFDSTUK III. - Waarborg van tewerkstelling

Art. 3.Overeenkomstig artikel 10, § 2, van de wet van 3 april 1995, houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en als verlenging van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1999 en zoals voorzien in het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, wordt, vanaf 1 januari 2001 tot 31 december 2002, het brugpensioenstelsel verlengd voor brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar voor de arbeiders en arbeidsters met een beroepsverleden van minimum 25 jaar. Deze regeling geldt niet voor arbeiders en arbeidsters ontslagen wegens dringende redenen.

Art. 4.Overeenkomstig de mogelijkheden voorzien in artikel 23 van de wet van 26 juli 1996 en als verlenging van artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 april 1999 en zoals voorzien in het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, wordt vanaf 1 januari 2001 tot 31 december 2002 de brugpensioenleeftijd verlaagd tot 56 jaar voor de arbeiders en arbeidsters met een beroepsverleden van 33 jaar, waarvan minstens 20 jaar in een arbeidsregime met nachtarbeid, zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990 en dit onder de voorwaarden bepaald in artikel 10 van deze collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46.

Art. 5.De ondertekenende partijen komen overeen dat de berekening van de aanvullende vergoeding bij brugpensioen voor al diegenen die in het stelsel stappen vanaf 1 januari 2002 zal gebeuren op basis van een referteloon van het inkomen van een gezin met één inkomen.

Dit geldt niet voor de brugpensioenen ingevoerd in ondernemingen in herstructurering of ondernemingen in moeilijkheden.

Art. 6.Op basis van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999) en op basis van het uitvoeringsbesluit van 30 april 1999 (Belgisch Staatsblad van 19 juni 1999) en conform het interprofessioneel akkoord 2001-2002 van 22 december 2000, kan halftijds brugpensioen toegepast worden mits vastlegging van de modaliteiten op ondernemingsvlak, op basis van een raamakkoord dat besproken wordt in de werkgroep "arbeidsorganisatie" en rekening houdend met de federale maatregelen inzake het tijdskrediet.

Art. 7.De ondertekenende partijen komen overeen dat de bestaande regeling van 1972 (collectieve arbeidsovereenkomst van 4 oktober 1972) betreffende het vervroegd vertrek behouden blijft, wat betekent dat inzake deze regeling een vergoeding van 6 weken loon per jaar wordt toegekend (verhoogd met 8,33 pct. eindejaarspremie).

Art. 8.Betreffende het maken van overuren, bevelen de ondertekenende partijen aan om zich strikt aan de wettelijke regeling terzake te houden en deze waar mogelijk om te zetten in tewerkstelling.

Art. 9.Zoals voorzien in het interprofessioneel akkoord 2001-2002 hebben de arbeiders en arbeidsters recht op loopbaanonderbreking/tijdskrediet. De toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van de Nationale Arbeidsraad zal in de werkgroep "arbeidsorganisatie" onderzocht worden.

De arbeiders en arbeidsters zullen tevens van de maatregelen vervat in de regionale werkgelegenheidsakkoorden kunnen genieten (bijvoorbeeld plan Landuyt-Vesoc).

Art. 10.Met het oog op het beperken van de economische werkloosheid, verbinden de ondertekenende partijen er zich toe om bij het inschakelen van contractuelen (contracten van bepaalde duur), uitzendkrachten, werk aan derden en onderaannemingscontracten de wetgeving terzake strikt na te komen. HOOFDSTUK IV. - Arbeiders- en bediendenstatuut

Art. 11.De partijen bevelen aan om in het kader van de onderhandelingen op ondernemingsvlak de modaliteiten uit te werken voor de betaling van de eerste carensdag per jaar. Indien hierover geen akkoord komt zal onmiddellijk en volgens de binnen de bedrijven vastgelegde specifieke modaliteiten, één carensdag per jaar betaald worden, en dit vanaf 31 december 2002.

Art. 12.Betreffende de verlenging van de opzeggingstermijnen, de suppletieve collectieve arbeidsovereenkomst 75, die door de Nationale Arbeidsraad vanaf 1 juli 2002 veralgemeend zal worden, beslissen de ondertekenende partijen deze veralgemening vervroegd toe te passen en wel vanaf 1 juli 2001, behalve voor bedrijven in herstructurering of voor bedrijven in moeilijkheden, en voor werknemers die in het stelsel van brugpensioen stappen. HOOFDSTUK V. - Koopkracht

Art. 13.De sociale partners zullen rekening houden met de, in het interprofessioneel akkoord vastgelegde indicatieve loonmarge van 6,4 pct. Voor de ondernemingen waarvan op basis van een evaluatie van hun economische situatie tijdens de twee voorbije jaren, blijkt dat hun prestatie bijzonder goed was, kan deze marge verhoogd worden met maximaal 0,4 pct. (niet recurrent) zonder dat de globale uurloonkost voor de periode 2001-2002 met meer dan 7 pct. mag stijgen.

Art. 14.De indexering van de lonen (tweemaal 1,5 pct.) en de kost van de uitvoering van dit sectoraal akkoord zijn ten laste van de loonmarge, zoals vastgelegd in het hierboven vermeld artikel.

Art. 15.In deze sectorale overeenkomst wordt ook opgenomen dat de eindejaarspremie 8,33 pct. van de brutolonen bedraagt. HOOFDSTUK VI. - Vorming en opleiding

Art. 16.De ondertekenende partijen beslissen de bestaande overeenkomsten voor risicogroepen en opleidingen te verlengen en als volgt aan te passen : Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997, houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 en de vorige collectieve arbeidsovereenkomst (artikelen 10, 11 en 12) en het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, wordt voor de periode 2001-2002 de inspanning van 0,10 pct. van de loonmassa, ten voordele van personen behorende tot de risicogroepen, verhoogd tot 0,15 pct.

Art. 17.Onder meer om de permanente vorming in de bedrijven te stimuleren en met het oog op het behoud van de werkzekerheid, verbinden de partijen zich ertoe de sectorale inspanning voor opleidingen in alle bedrijven te verhogen tot 0,25 pct.

Art. 18.De vormingsdossiers dienen aan de ondernemingsraad te worden voorgelegd. Het betreft hier alle initiatieven inzake vorming. De leden van de ondernemingsraad kunnen opmerkingen formuleren die, bij het ter financiering indienen van deze vormingsdossiers bij het fonds voor bestaanszekerheid, zullen gevoegd worden.

Art. 19.In een werkgroep binnen het paritair comité zal een sectoraal vormingsplan opgesteld worden. HOOFDSTUK VII. - Bestaanszekerheid

Art. 20.De ondertekenende partijen beslissen de indirecte premies (huwelijk, pensioen en overlijden) met 50 pct. te verhogen, vanaf 1 januari 2001.

De huwelijkspremie verhoogt tot 13,39 EUR per dienstjaar en tot een maximum van 66,93 EUR. Tijdens de overgangsperiode van de Belgische frank naar de euro, tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001, betekent dit respectievelijk een aanpassing van 360 BEF naar 540 BEF en een maximum van 2 700 BEF in plaats van 1 800 BEF. De pensioen- en overlijdenspremie wordt tot maximum 446,21 EUR verhoogd.

Tijdens de overgangsperiode van de Belgische frank naar de euro, tussen 1 januari 2001 en 31 december 2001, betekent dit dat het bedrag van 12 000 BEF op 18 000 BEF gebracht wordt.

De andere vergoedingen voor bestaanszekerheid, bij werkloosheid of ziekte, worden niet aangepast.

Art. 21.De syndicale premie wordt, vanaf 1 januari 2001, opgetrokken van 104,12 EUR naar 111,55 EUR. Tijdens de overgangsperiode betekent dit van 4 200 BEF naar 4 500 BEF. HOOFDSTUK VIII. - Mobiliteit

Art. 22.Vanaf 1 januari 2001 zullen de werkgevers van de sector voor 60 pct. tussenkomen in de vervoerskosten, namelijk in de heenrit op basis van het sociaal abonnement, en dit vanaf de eerste kilometer, ongeacht het vervoermiddel. Vanaf 1 januari 2002 zal deze tussenkomst 80 pct. bedragen. HOOFDSTUK IX. - Diversen

Art. 23.De werkgroepen "milieu" en "arbeidsorganisatie" opgericht binnen het paritair comité blijven behouden.

Art. 24.Inzake de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst 72 stressbeleid, bevelen de partijen aan om concrete maatregelen op het vlak van de onderneming uit te werken.

Art. 25.In de werkgroep arbeidsorganisatie zal de erkenning van het statuut van de ploegenarbeider besproken worden.

Art. 26.Op aanbeveling van de voorzitter van het paritair comité zullen de partijen zich soepel opstellen met het oog op het toekennen van extra syndicaal verlof voor bijzondere syndicale opdrachten van vakbondsafgevaardigden. HOOFDSTUK X. - Geldigheidsduur en slotbepalingen

Art. 27.Meer gunstige regelingen op ondernemingsvlak zijn prioritair maar niet cumuleerbaar met de bepalingen vervat in deze collectieve arbeidsovereenkomst.

De ondertekenende partijen verbinden zich ertoe geen nieuwe eisen op sectoraal niveau te verdedigen tijdens de duur van dit akkoord. Tevens verbinden ze zich ertoe de sociale vrede in de ondernemingen te handhaven voor de bepalingen van kracht via deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt voor een periode van twee jaar afgesloten, ingaande op 1 januari 2001 om te eindigen op 31 december 2002.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 17 februari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^