Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 december 2003
gepubliceerd op 12 januari 2004

Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de evaluatie van referendarissen en parketjuristen, de evaluatiecriteria en hun weging

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009831
pub.
12/01/2004
prom.
17/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/17/2003009831/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels voor de evaluatie van referendarissen en parketjuristen, de evaluatiecriteria en hun weging


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 206ter, vijfde lid, ingevoegd bij de wet van 24 maart 1999 en artikel 259nonies, vijfde lid, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998;

Gelet op het advies 35.917/2 van de Raad van State, gegeven op 8 oktober 2003;

Gelet op het besluit van de algemene vergadering van de Hoge Raad voor de Justitie van 18 december 2002 waarbij de evaluatiecriteria voor de referendarissen en parketjuristen worden goedgekeurd;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De evaluatiecriteria

Artikel 1.§ 1. De evaluatiecriteria worden volgens hun relatief belang ondergebracht in drie groepen A, B en C waarbij het belang afneemt van A naar C toe.

Aan de volgorde van de criteria binnen elke groep komt geen specifieke betekenis toe. § 2. Voor elk evaluatiecriterium bestaan er een aantal gedragsindicatoren die toelaten af te leiden of, en in welke, mate men aan het criterium beantwoordt.

Aan de volgorde van de indicatoren per evaluatiecriterium komt geen specifieke betekenis toe.

Art. 2.§ 1. De evaluatiecriteria voor de referendarissen en de parketjuristen zijn: 1° Groep A 1.Juridische kennis voor de te behandelen materies Indicatoren A. beheerst de juridische materies die behandeld worden rekening houdend met de gegevens, feiten en situaties die worden voorgelegd;

B. de referendarissen en de parketjuristen dienen te beschikken over een elementaire parate juridische kennis van het strafrecht en het strafprocesrecht (en van sociaal recht voor de parketjuristen die aan een arbeidsauditoraat zijn toegewezen) de referendarissen daarenboven ook van het burgerlijk recht en van het gerechtelijk recht;

C. toont belangstelling voor deze materies. 2. Doeltreffendheid en doelmatigheid Indicatoren A.geeft blijk van analytisch vermogen;

B. werkt doeltreffend: is bekwaam om zijn eigen werk te organiseren en een doeltreffende oplossing te vinden voor de problemen die zich voordoen;

C. heeft zin voor initiatief, getuigt van gezond verstand en praktisch inzicht;

D. behoudt een evenwicht tussen: a. kwaliteit van het werk b.professionele nauwgezetheid c. creativiteit, d.de kwantiteit van het werk;

E. werkmethode;

F. is stipt : respecteert vastgestelde uren en termijnen. 3. Communicatie- en uitdrukkingsvaardigheid Indicatoren A.luisterbereidheid : a. achterhaalt uitdrukkelijke en impliciete motieven bij de gesprekspartners b.is in staat om in mondelinge gesprekken belangrijke informatie te achterhalen, door het stellen van vragen en gepast te reageren op de tussenkomsten c. kan de meest geschikte communicatievorm kiezen d.is hoffelijk en beleefd;

B. mondelinge en schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid : a. drukt zich op een evenwichtige, bedachtzame en correcte wijze uit b.schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid: de geschreven documenten zijn gestructureerd, duidelijk geargumenteerd, grammaticaal correct, logisch en precies opgesteld, in een begrijpelijke taal c. mondelinge uitdrukkingsvaardigheid: vlot, helder, bondig en precies d.synthetisch vermogen;

C. Professionele relationele vaardigheid. 2° Groep B 1.Collegialiteit Indicatoren A. is collegiaal ingesteld: zet zich in om de gemeenschappelijke doelstellingen van de groep te realiseren;

B. wisselt professionele know-how en informatie uit;

C. heeft zin voor groepswerk: zoekt en neemt verantwoordelijkheid op zich;

D. is loyaal ten overstaan van anderen en de genomen beslissingen. 2. Samenwerkingsvermogen in hiërarchisch verband Indicatoren A.is bereid om in een bijstandfunctie te werken;

B. kan autonoom werken onder een gesteld gezag;

C. kan gerechtvaardigde opdrachten uitvoeren. 3° Groep C 1.Vormingsbereidheid Indicatoren A. is bekommerd om zijn bekwaamheid te vervolledigen of te verbeteren;

B. neemt initiatief om zijn opleiding te verbeteren;

C. behoudt evenwicht tussen werk en vorming. 2. Aanpassingvermogen Indicatoren A.is bereid nieuwe activiteiten uit te oefenen en toont zich hierin doeltreffend;

B. bekijkt elke verandering of gevraagde vervanging vanuit een positieve ingesteldheid. 3. Openheid van geest en engagement Indicatoren A.is beschikbaar om, zowel binnen zijn jurisdictie als erbuiten, opgebouwde initiatieven te nemen of er aan mee te werken, maar blijft in staat een goed evenwicht te bewaren tussen de hoofd- en nevenactiviteiten;

B. neemt deel aan activiteiten die bijdragen tot een beter inzicht in de maatschappelijke werkelijkheid;

C. is bereid zich op lange termijn in te zetten in de functie. HOOFDSTUK II. - De weging van de evaluatiecriteria

Art. 3.§ 1. In het kader van de periodieke beoordeling wordt per evaluatiecriterium één van de volgende vermeldingen toegekend : zeer goed, goed, voldoende of onvoldoende. Deze vermelding wordt gemotiveerd.

Met het oog op de weging van de evaluatiecriteria stemmen de in het eerste lid bedoelde vermeldingen overeen met een waarde die verschilt per groep van criteria : 1° Groep A : a.zeer goed = + 6; b. goed = + 3;c. voldoende = 0;d. onvoldoende = - 3;2° Groep B : a.zeer goed = + 4; b. goed = + 2;c. voldoende = 0;d. onvoldoende = - 2;3° Groep C : a.zeer goed = + 2; b. goed = + 1;c. voldoende = 0;d. onvoldoende = - 1; § 2. Na de beoordeling per evaluatiecriterium worden alle waarden opgeteld.

De eindbeoordeling van een referendaris of parketjurist draagt de vermelding : - « zeer goed » indien dit totaal groter is dan + 16; - « goed » indien dit totaal groter is dan + 8 maar kleiner of gelijk is aan + 16; - « voldoende » indien dit totaal groter is dan - 8 maar kleiner of gelijk aan + 8; - « onvoldoende » indien dit totaal groter is dan - 16 maar kleiner of gelijk aan - 8.

De eindbeoordeling wordt met redenen omkleed. HOOFDSTUK III. - Toepassingregels

Art. 4.§ 1. Bij de aanvang van de periode waarover de referendaris of parketjurist dient te worden geëvalueerd, vindt er een functioneringsgesprek plaats tussen de referendaris of parketjurist en zijn beoordelaars of één van hen.

De plaats en het tijdstip waarop het functioneringsgesprek zal doorgaan, wordt uiterlijk acht dagen voordien bij ter post aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de referendaris of parketjurist. § 2. Het functioneringsgesprek strekt ertoe om op basis van de concrete functiebeschrijving van de referendaris of parketjurist en rekening houdend met de organisatorische context de doelstellingen voor de komende evaluatieperiode vast te stellen. Die doelstellingen moeten specifiek, meetbaar, aanvaardbaar en realiseerbaar zijn.

De beoordelaars, of één van hen, bepalen welke beoordeling de referendaris of parketjurist zal bekomen indien hij de vooropgestelde doelstellingen haalt. Gaat het niet om de hoogste beoordeling dan wordt aan de referendaris of parketjurist meegedeeld welke doelstellingen bereikt zouden moeten worden om een betere beoordeling te behalen. § 3. De referendaris of parketjurist stelt, ten behoeve van zijn beoordelaars of één van hen, een verslag op van het functioneringsgesprek.

Dit verslag vermeldt de punten waarover overeenstemming werd bereikt.

Voor de punten waarover geen overeenstemming werd bereikt, worden de verschillende standpunten weergegeven.

Bij gebrek aan overeenstemming wordt het meningsverschil zo nauwkeurig mogelijk omschreven. Indien de beoordelaars, of één van hen, van oordeel is dat het verslag geen accurate weergave is van de inhoud van het functioneringsgesprek, dan voegen zij er hun versie aan toe. Een kopie wordt aan de referendaris of parketjurist bezorgd.

Het origineel van het verslag en de eventuele versie van de beoordelaars worden bewaard in het evaluatiedossier. § 4. In de loop van de evaluatieperiode kan tot een nieuw evaluatiegesprek worden overgegaan wanneer er aanleiding bestaat om de functiebeschrijving of de doelstellingen aan te passen. Dit gebeurt hetzij op initiatief van de beoordelaars of één van hen, hetzij op verzoek van de referendaris of parketjurist.

Art. 5.§ 1. De plaats en het tijdstip waarop het evaluatiegesprek zal doorgaan, wordt uiterlijk 15 dagen voordien bij ter post aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de referendaris of parketjurist.

In deze kennisgeving wordt de referendaris of parketjurist verzocht om het evaluatiegesprek schriftelijk voor te bereiden en deze voorbereiding uiterlijk drie dagen voor het evaluatiegesprek aan de beoordelaars te bezorgen.

De beoordelaars stellen vervolgens een ontwerp van voorlopige beoordeling op. Dit ontwerp wordt tijdens het evaluatiegesprek meegedeeld aan en besproken met de referendaris of parketjurist. Het kan eventueel nog aangepast worden in functie van het onderhoud. § 2. Het evaluatiegesprek wordt gevolgd door een functioneringsgesprek voor de volgende periode.

Art. 6.Formuleert de referendaris of parketjurist binnen de termijn voorzien in artikel 259nonies, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek geen schriftelijke opmerkingen op de voorlopige beoordeling dan wordt deze definitief.

Formuleert de referendaris of parketjurist binnen de termijn voorzien in artikel 259nonies, zevende lid, van het Gerechtelijk Wetboek wel schriftelijke opmerkingen op de voorlopige beoordeling, dan wordt een definitieve schriftelijke beoordeling opgesteld waarin deze opmerkingen schriftelijk worden beantwoord.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 8.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

^