gepubliceerd op 28 augustus 1999
Koninklijk besluit houdende de voorwaarden van uitgifte van een speciale tranche van de Nationale Loterij, "Europese Loterij 1999" genaamd
17 AUGUSTUS 1999. - Koninklijk besluit houdende de voorwaarden van uitgifte van een speciale tranche van de Nationale Loterij, "Europese Loterij 1999" genaamd
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij, inzonderheid op artikel 2, eerste lid, en op artikel 27, tweede lid;
Gelet op het koninklijk besluit van 27 mei 1999 dat de Nationale Loterij toestaat mee te werken aan de "Europese Loterij 1999";
Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 1999 houdende vaststelling van bepaalde ministeriële bevoegdheden (I);
Overwegende dat tien staatsloterijen, aangesloten bij de Europese Vereniging van Staatsloterijen en -Loto's, zijn overeengekomen om, met het doel internationale samenwerkingsvormen te bevorderen, elk een tranche van hun nationale biljettenloterij uit te geven onder de gemeenschappelijke benaming "Europese Loterij 1999", met dien verstande dat elke betrokken staatsloterij haar uitgifte beperkt tot het grondgebied van haar land;
Dat binnen dat raam alle biljetten van de tien betrokken nationale uitgiften meedingen naar een enig lot van 100.849.750 frank (2.500.000 euro), dat de naam "Europees lot" draagt en dat bij loting op 16 oktober 1999 in Nederland zal worden toegewezen;
Dat de tien betrokken staatsloterijen gezamenlijk het Europees lot volgens een afgesproken verdeling financieren;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gewettigd door de overweging dat dit initiatief zonder verwijl een geheel van praktische maatregelen vergt;
Op de voordracht van Onze Minister van Overheidsbedrijven en Participaties, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit reglement is van toepassing op de tranche van de biljettenloterij van de Nationale Loterij die de benaming "Europese Loterij 1999" draagt.
Art. 2.De uitgifte omvat 3.000.000 biljetten. De verkoopprijs van de biljetten is op 100 frank (2,48 euro) bepaald.
Elk biljet bestaat uit twee scheidbare delen. Voor de verkoop van de biljetten vormen deze twee delen één geheel. Voor de lotentoewijzing worden de twee delen afzonderlijk beschouwd. De loten toegewezen met het linkerdeel, "deel 21" genaamd, worden "nationale loten" genoemd.
De loten toegewezen met het rechterdeel, "Europees deel" genaamd, worden "Europese loten" genoemd.
Alle vermeldingen op de biljetten die betrekking hebben op de lotentoewijzing, zijn verborgen onder een ondoorzichtige deklaag.
Art. 3.Het lotenbedrag is op 180.300.000 frank (4.469.520,25 euro) bepaald.
Een bedrag van 180.000.000 (4.462.083,45 euro) frank wordt verdeeld over 830.116 nationale loten, overeenkomstig de artikelen 4 en 5.
Een bedrag van 300.000 frank (7.436,81 euro) wordt verdeeld in 30 Europese loten van 10.000 frank (247,89 euro), overeenkomstig de artikelen 6 tot 9. In voorkomend geval wordt daaraan een in drie loten van 33.616.583 frank (833.333,33 euro) verdeeld lot van 100.849.750 frank (2.500.000 euro), toegevoegd overeenkomstig de artikelen 6 tot 9.
Art. 4.De zonder loting door het "deel 21" toegewezen nationale loten worden verdeeld volgens de tabel hierna : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld
Art. 5.§ 1. Met het oog op de toewijzing van de loten, bedoeld in artikel 4, zijn in een afgebakende zone op de voorzijde van het "deel 21" van de biljetten telkens 3 speelkaarten afgebeeld. Ze zijn geselecteerd uit een geheel van 52 kaarten dat verdeeld is in 4 reeksen van 13 kaarten die zich van elkaar onderscheiden door de aanwezigheid van rode harten, rode ruiten, zwarte klavers of zwarte schoppen.
In deze zone komen eveneens controlevermeldingen voor.
De zone is bedekt met een ondoorzichtige laag die de deelnemers moeten afkrabben. § 2. Aan elke kaart is een in punten uitgedrukte waarde toegekend.
Deze waarde situeert zich tussen 2 en 11 punten en is in cijfers in verschillende hoeken van elke kaart weergegeven.
De kaarten, die uitsluitend 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10 harten, ruiten, klavers of schoppen vertonen hebben een respectieve waarde van 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 of 10 punten; de kaarten die de harten-, ruiten-, klaveren- of schoppenheer, -vrouw of -boer voorstellen, zijn elk 10 punten waard; de kaarten die een harten-, ruiten-, klaveren- of schoppenaas voorstellen zijn elk 11 punten waard.
Wanneer de som van de waarden die aan elkeen der 3 in § 1 bedoelde kaarten zijn toegekend, 17, 18, 19, 20 of 21 punten bereikt, wint het betrokken biljet een lot van respectievelijk 200 F (4,96 euro), 1.000 F (24,79 euro), 10.000 F (247,89 euro), 100.000 F (2.478,94 euro) of 3.000.000 F (74.368,06 euro). Elke andere som geeft recht op geen enkel lot. § 3. Met het oog op de geautomatiseerde verwerking van de biljetten, staan er op de voorzijde of de achterzijde van het "deel 21" : 1° een reeks zichtbare cijfers;2° twee andere reeksen cijfers onder een ondoorzichtige bedekkingslaag;3° onder de bovengenoemde cijferreeksen, een zichtbare streepjescode.
Art. 6.§ 1. Het "Europees deel" van elk biljet neemt deel aan de loting van een lot van 100.849.750 F (2.500.000 euro), dat "Europees lot" wordt genoemd en waarnaar, overeenkomstig de bepalingen van § 3, alle biljetten meedingen van de nationale tranches die, onder de gemeenschappelijke benaming "Europese Loterij 1999", door de staatsloterijen van België, Cyprus, Griekenland, Israël, Italië, Malta, Nederland, Portugal, Romaans Zwitserland en Spanje, co-financiers van het Europees lot, op het grondgebied van hun eigen land en volgens eigen regels worden uitgegeven. § 2. Met het oog op hun deelneming aan de loting van het Europees lot, worden de Europese delen van de biljetten uitgegeven in drie hoeveelheden van 10 reeksen, dus in 30 reeksen. Deze 30 reeksen bevatten elk 100.000, van 00000 tot 99999 genummerde delen.
De nummers staan in een zone op de voorzijde van het "Europees deel" van de biljetten. De ondoorzichtige laag waarmee die zone bedekt is, moet door de deelnemers worden afgekrabd. Voor elke van de drie hoeveelheden van 10 reeksen, zijn de reeksen genummerd van 01 tot 10.
De aanduiding ervan is bedekt met een ondoorzichtige laag en staat in de voornoemde zone van de nummers.
Onderaan het "Europees deel" van de biljetten staan zichtbare aanduidingen die uitsluitend dienen voor het beheer van de biljetten. § 3. Het Europees lot wordt toegewezen door opeenvolgende lotingen die aanduiden : 1° een nummer van 5 cijfers, "Europees nummer" genaamd, onder de nummers gaande van 00000 tot 99999;2° de staatsloterij waarvan de uitgifte het Europees lot krijgt toegewezen;3° het nummer van de drie reeksen die, onder de 30 in § 2 bedoelde reeksen, elk een fractie van het Europees lot krijgen, indien de uitgifte van de Belgische Nationale Loterij met het Europees lot wordt begunstigd. § 4. Als het Europees lot de uitgifte van de Belgische Nationale Loterij toekomt, wordt het verdeeld in drie delen van 33.616.583 F (833.333,33 euro), waarbij één deel respectievelijk wordt toegekend aan elkeen der drie "Europese delen" van de biljetten die het Europees nummer en het nummer van de winnende reeksen dragen. § 5. Elk van de 30 "Europese delen" van de biljetten die het Europees nummer dragen, winnen een lot van 10.000 frank (247,89 euro), dat als het zich voordoet, gecumuleerd wordt met het gedeelde Europees lot. § 6. De in § 3 bedoelde lotingen zijn openbaar en vinden plaats in Nederland, op 16 oktober 1999. Zij staan onder het toezicht van het orgaan dat is aangewezen door de overheid die er de leiding over heeft en die alle incidenten m.b.t. de lotingen regelt.
Art. 7.De loting die het in artikel 6, § 3, 1°, bedoelde Europees nummer aanduidt, gebeurt met behulp van vijf trommels die elk tien, van 0 tot 9 genummerde ballen bevatten. Deze trommels, en de ballen die ze bevatten, vertegenwoordigen respectievelijk, in de volgorde van de opstelling van de trommels en vertrekkend van de ten opzichte van het publiek rechts staande trommel, de eenheden, de tientallen, de honderdtallen, de duizendtallen en de tienduizendtallen.
De loting geschiedt door gelijktijdig één bal uit de vijf trommels te halen. Vóór de loting worden de ballen gemengd.
Art. 8.De loting die de staatsloterij aanduidt waarvan de uitgifte begunstigd wordt met het in artikel 6, § 3, 2°, bedoeld Europees lot, wordt gedaan met behulp van een trommel die 125 ballen bevat. Deze ballen vertegenwoordigen de uitgiften van de deelnemende staatsloterijen in een overeengekomen verhouding. De ballen zijn behoorlijk geïdentificeerd. De 12 ballen die de uitgifte van de Belgische Nationale Loterij vertegenwoordigen, dragen de letter "B".
Na menging van de ballen, wordt er één bal getrokken, die de begunstigde uitgifte aanduidt.
Art. 9.De loting die het nummer aanduidt van de drie reeksen van de uitgifte van de Belgische Nationale Loterij waaraan het in artikel 6, § 3, 3° bedoeld Europees lot wordt toegewezen, gebeurt met behulp van een trommel met 10 ballen die 10 reeksen voorstellen. Deze ballen zijn genummerd van 0 tot 9, waarbij de bal 0 overeenstemt met het nummer 10.
Nadat de ballen zijn gemengd, wordt één bal getrokken die het nummer van de drie winnende reeksen aanduidt.
Art. 10.Teneinde te waarborgen dat alleen het toeval de aanduiding van de loten bepaalt : 1° wordt elke stelselmatigheid geweerd bij het drukken van de vermeldingen betreffende de toekenning van de loten;2° vertonen de biljetten geen uiterlijke verschillen die de vermeldingen betreffende de toewijzing van de loten zouden kunnen onthullen. De "delen 21" en de "Europese delen" van de biljetten vertonen op de voor- of achterzijde vermeldigen in cijfers en/of letters ter identificatie van de uitgifte waartoe ze behoren.
Art. 11.De deelnemers kunnen geen andere loten opeisen dan die welke uitdrukkelijk bij dit besluit zijn bepaald.
Art. 12.De resultaten van de lotingen bedoeld in artikel 6, § 3, worden bekendgemaakt met alle door de Nationale Loterij nuttig geachte middelen.
Art. 13.De loten zijn vrijgesteld van alle belastingen ten bate van de Staat.
Art. 14.§ 1. De loten bedoeld in artikel 4 niet hoger dan 100.000 frank (2.478,94 euro) zijn betaalbaar vanaf de aankoop van het biljet.
Ze zijn betaalbaar aan toonder tegen afgifte van de winnende "delen 21" van de biljetten bij de verkopers tot de laatste dag van een periode van twee maand te tellen vanaf de uiterste verkoopsdatum van de uitgifte waartoe de biljetten behoren.
Het lot van 3.000.000 F (74.368,06 euro) bedoeld in artikel 4 en de loten bedoeld in artikel 3, laatste lid, zijn betaalbaar tegen afgifte van de winnende "Europese delen" van de biljetten ten zetel van de Nationale Loterij tot de laatste dag van een periode van twee maand te tellen vanaf de uiterste verkoopsdatum van de uitgifte waartoe de biljetten behoren. § 2. De klachten betreffende de betaling van de loten moeten, op straffe van nietigheid, uiterlijk binnen de periode van twee maand bedoeld in § 1, 1ste en 2de lid, worden ingediend. Ze moeten per aangetekend schrijven gericht worden aan de Nationale Loterij of moeten bij de Nationale Loterij tegen ontvangst-bewijs worden ingediend.
Bij elke klacht moet het "deel 21" of het "Europese deel" van het betrokken biljet gevoegd zijn. Op de keerzijde ervan moet de deelnemer zijn naam, voornaam en adres vermelden. § 3. De uiterste verkoopsdatum van de biljetten en samengaand de uiterste betalingsdatum van de loten, bedoeld in §1, 1ste en 2de lid, worden door de Nationale Loterij bekendgemaakt door al de haar nuttig lijkende middelen. § 4. De loten die niet zijn opgeëist binnen de in § 1 bepaalde termijn verblijven aan de Nationale Loterij.
Art. 15.De Nationale Loterij erkent slechts één enkele eigenaar van een winnend biljetdeel, namelijk de toonder ervan. De staving van de identiteit wordt geëist als er twijfel bestaat nopens de geldigheid van dit stuk of als het besmeurd, gescheurd, onvolledig of herplakt is. In dat geval houdt de Nationale Loterij het in tot zij de zaak heeft beslecht en wordt er een bewijs van afgifte opgesteld ten gunste van de toonder van het biljet.
Bij diefstal, verlies of vernietiging van een biljet of van een bewijs van afgifte ten gunste van de toonder, wordt geen klacht of verzet aanvaard.
De eigenaar van een biljet met een druktechnisch gebrek kan geen aanspraak maken op een lot, doch alleen op de terugbetaling van zijn biljet.
Voor minderjarigen is de deelneming verboden.
Art. 16.Dit besluit treedt in werking op 23 augustus 1999.
Art. 17.Onze Minister van Overheidsbedrijven en Participaties wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 17 augustus 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Overheidsbedrijven en Participaties, R. DAEMS