gepubliceerd op 08 oktober 1997
Koninklijk besluit tot bepaling van het bedrag van de rechten en retributies die geheven worden met toepassing van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie
16 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit tot bepaling van het bedrag van de rechten en retributies die geheven worden met toepassing van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, inzonderheid op artikel 28, derde lid, vervangen bij de wet van 30 januari 1991;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 juli 1996;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 21 november 1996;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Met het oog op de uitreiking van de erkenningen bedoeld in het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, hierna te noemen "het besluit", worden de te betalen rechten en retributies als volgt vastgesteld : A. bij het indienen van de aanvraag : 1° indien ze betrekking heeft op het vervaardigen, herstellen, opslaan, verhandelen van of makelen in verweerwapens, jacht- en sportwapens of wapens voor wapenrekken en de munitie daarvoor : een bedrag van 10.000 frank; 2° indien ze betrekking heeft op het vervaardigen, herstellen, opslaan, verhandelen van of makelen in oorlogs- of verweerwapens, jacht- en sportwapens of wapens voor wapenrekken en de munitie daarvoor : een bedrag van 15.000 frank; 3° indien ze uitsluitend betrekking heeft op het vervaardigen, opslaan, verhandelen van of makelen in munitie : een bedrag van 7.500 frank; 4° indien ze uitsluitend betrekking heeft op het bronzen, graveren of versieren van oorlogs- of verweerwapens, jacht- en sportwapens of wapens voor wapenrekken : een bedrag van 5.000 frank; 5° indien ze betrekking heeft op het houden van een museum of een privé-verzameling van historische aard van oorlogs- of verweerwapens en munitie hiervoor : een bedrag van 5.000 frank; 6° indien ze uitsluitend betrekking heeft op het houden van een museum of een privé-verzameling van historische aard van munitie voor oorlogs- of verweerwapens : een bedrag van 2.000 frank;
B. bij de uitreiking van het getuigschrift : 1° indien het betrekking heeft op de vervaardiging, de herstelling of de opslag van of de handel of makelarij in verweerwapens, jacht- en sportwapens of wapens voor wapenrekken en de munitie daarvoor : een bedrag van 10.000 frank; 2° indien het betrekking heeft op de vervaardiging, de herstelling of de opslag van of de handel of makelarij in oorlogs- of verweerwapens, jacht- en sportwapens of wapens voor wapenrekken en de munitie daarvoor : een bedrag van 15.000 frank; 3° indien het uitsluitend betrekking heeft op de vervaardiging of de opslag van of de handel of makelarij in munitie : een bedrag van 7.500 frank; 4° indien het uitsluitend betrekking heeft op het bronzen, graveren of versieren van oorlogs- of verweerwapens, jacht- en sportwapens of wapens voor wapenrekken : een bedrag van 5.000 frank; 5° indien het betrekking heeft op het houden van een museum of een privé-verzameling van historische aard van oorlogs- of verweerwapens en munitie hiervoor : een bedrag van 7.500 frank. 6° indien het uitsluitend betrekking heeft op het houden van een museum of een privé-verzameling van historische aard van munitie voor oorlogs- of verweerwapens : een bedrag van 2.500 frank.
Art. 2.Onder voorbehoud van artikel 14 van de wet van 3 januari 1933, worden de rechten en retributies die moeten worden betaald bij de uitreiking van de in het besluit bedoelde vergunningen, als volgt vastgesteld : 1° voor een vergunning tot het voorhanden hebben van een verweerwapen : een bedrag van 1.350 frank; 2° voor een vergunning tot het voorhanden hebben van een oorlogswapen : een bedrag van 3.500 frank; 3° voor een vergunning tot het dragen van een verweerwapen en voor de aanvraag om vernieuwing ervan : een bedrag van 3.000 frank; 4° voor een vergunning tot het bezitten van een opslagplaats van verweer- of oorlogswapens en munitie hiervoor : een bedrag van 5.000 frank; 5° voor een vergunning tot het bezitten van een opslagplaats van uitsluitend munitie voor verweer- of oorlogswapens : een bedrag van 2.500 frank.
Art. 3.De rechten en retributies bedoeld in de artikelen 1 en 2, met uitzondering van de rechten en retributies bedoeld in artikel 2, 1°, worden betaald door middel van fiscale zegels. De betrokken personen die hun woonplaats in het buitenland hebben moeten deze fiscale zegels in België aankopen of laten aankopen.
De rechten en retributies bedoeld in artikel 2, 1° worden betaald op de volgende wijze : 1° 1.000 frank bij het gemeentebestuur van de woonplaats van de verzoeker; 2° 350 frank door middel van fiscale zegels. De verschillende overheden worden gemachtigd de rechten en retributies te innen.
Art. 4.De bedragen bedoeld in artikel 1, A, 1° tot 4° en B, 1° tot 4°, worden met de helft verminderd wanneer een erkenning wordt aangevraagd en uitgereikt voor een activiteit waarvoor in een andere provincie reeds een erkenning is verkregen.
De rechten en retributies worden niet terugbetaald in geval van onontvankelijkheid of afwijzing van de aanvraag, en van schorsing, intrekking of beperking van de erkenning of vergunning, noch bij de beëindiging van de activiteiten waarop de erkenning of vergunning betrekking heeft.
Ze zijn slechts éénmaal verschuldigd voor een erkenning of vergunning die betrekking heeft op hetzelfde voorwerp.
Ze zijn niet verschuldigd wanneer het adres vermeld op een erkenning of vergunning moet worden gewijzigd en het nieuwe adres op hetzelfde grondgebied ligt als dat van de overheid die ze heeft uitgereikt.
Bij de uitbreiding van een erkenning of vergunning zijn ze slechts verschuldigd ten belope van het verschil tussen het bedrag betaald bij de oorspronkelijke aanvraag en uitreiking van dit document, en het bedrag verschuldigd bij een nieuwe aanvraag en een nieuwe uitreiking van het gewenste document.
De inschrijving met het oog op het voorhanden hebben van een vuurwapen en de afgifte van een vergunning tot het voorhanden hebben van een wapen of van een getuigschrift van inschrijving overeenkomstig artikel 18 van het besluit hebben niet tot gevolg dat een recht of een retributie wordt geïnd.
Art. 5.§ 1. De rechten en retributies bedoeld in artikel 2, 1° en 3° zijn niet verschuldigd bij de uitreiking van een vergunning aan : 1° een lid van het openbaar ministerie dat door zijn korpschef behoorlijk is gemachtigd om een verweervuurwapen voorhanden te hebben of te dragen;2° een onderzoeksrechter die is gerechtigd een verweervuurwapen voorhanden te hebben of te dragen;3° het personeel van de veiligheidsdiensten van de NAVO en de Europese Unie. De rechten en retributies bedoeld in artikel 2, 1°, 4° en 5° zijn niet verschuldigd bij de uitreiking van een vergunning aan vergunde bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten.
De rechten en retributies bedoeld in artikel 2, 3° zijn niet verschuldigd bij de uitreiking van een vergunning aan het personeel van vergunde bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten, die de bijzondere toestemming hebben bekomen van de Minister van Binnenlandse Zaken om wapens of munitie te bezitten.
De rechten en retributies bedoeld in artikel 2, 1° zijn niet verschuldigd bij de uitreiking van een vergunning tot het voorhanden hebben van een verweervuurwapen, die beperkt blijft tot de aankoop van munitie, aan een lid van een dienst van het openbaar gezag of van de openbare macht, bedoeld in de koninklijke besluiten van 12 augustus 1991 en 11 september 1991 betreffende het voorhanden hebben en het dragen van wapens door de diensten van het openbaar gezag of van de openbare macht, behoorlijk gemachtigd door de bevoegde overheid van deze dienst om een sportschietstand te bezoeken of deel te nemen aan sportschietcompetities met een reglementair verweervuurwapen. § 2. De rechten en retributies bedoeld in artikel 1, A, 5° en 6° en B, 5° en 6°, zijn niet verschuldigd voor de aanvraag en de uitreiking van een erkenning die betrekking heeft op het houden van een museum of een verzameling van oorlogs- of verweerwapens of van munitie voor die wapens door een dienst van het openbaar gezag of van de openbare macht bedoeld in het tweede lid van § 1, door de School voor criminologie en criminalistiek, door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, alsook door elke instelling erkend door de bevoegde overheid voor de opleiding van de leden van de voormelde diensten.
Art. 6.Het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 tot bepaling van het bedrag van de rechten en retributies die geheven worden in toepassing van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie wordt opgeheven.
Art. 7.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 8.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 september 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK