Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 november 2005
gepubliceerd op 30 november 2005

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 mei 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waarin een tegemoetkoming kan worden toegekend voor de verstrekkingen omschreven in artikel 34, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2005022939
pub.
30/11/2005
prom.
16/11/2005
ELI
eli/besluit/2005/11/16/2005022939/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 NOVEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 mei 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waarin een tegemoetkoming kan worden toegekend voor de verstrekkingen omschreven in artikel 34, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 34, eerste lid, 13° vervangen bij de wet van 10 augustus 2001 en artikel 35, § 1, vijfde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 mei 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waarin een tegemoetkoming kan worden toegekend voor de verstrekkingen omschreven in artikel 34, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole, gegeven op 7 december 2004;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 13 december en 20 december 2004;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 januari 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 3 augustus 2005;

Gelet op het advies 39.072/1 van de Raad van State, gegeven op 27 september 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het opschrift van het koninklijk besluit van 14 mei 2003 tot vaststelling van de voorwaarden waarin een tegemoetkoming kan worden toegekend voor de verstrekkingen omschreven in artikel 34, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt vervangen door het volgende opschrift : « Koninklijk besluit tot vaststelling van de verstrekkingen omschreven in artikel 34, eerste lid, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 ».

Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit, dat wordt opgenomen in een afdeling I, « Definities », worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 6° worden de woorden « maatschappelijk werkers of deskundigen van een dienst voor gezinszorg of deskundigen van een uitleendienst » vervangen door de woorden « maatschappelijk werkers, deskundigen van een dienst voor gezinszorg en deskundigen van een uitleendienst »;2° de tekst wordt aangevuld als volgt : « 7° onder « jaar » : een kalenderjaar van 1 januari tot en met 31 december;8° onder « patiënt » : de persoon - die thuis verblijft of opgenomen is in een instelling waarbij een terugkeer naar de thuisomgeving is gepland binnen de acht dagen en - waarvan verondersteld wordt dat hij nog ten minste één maand thuis zal blijven met een vermindering van fysieke zelfredzaamheid; 9° Onder « PVS-patiënt » : de persoon die ten gevolge van een acute hersenbeschadiging (ernstige schedeltrauma, hartstilstand, aderbloeding...), gevolgd door een coma, waarbij de ontwaaktechnieken de situatie niet hebben kunnen verbeteren, een volgende status behoudt : - ofwel een persisterende neurovegetatieve status, namelijk : 1. getuigt van geen enkele vorm van bewustzijn van zichzelf of de omgeving en is niet in staat met anderen te communiceren;2. geeft geen enkele volgehouden, repliceerbare, gerichte en vrijwillige respons op stimulatie van het gezichtsvermogen, het gehoor, de tastzin of pijnprikkels;3. geeft geen enkel teken van welke vorm van taalvermogen dan ook, noch wat het begripsvermogen noch wat de spreekvaardigheid betreft;4. kan soms spontaan de ogen openen, oogbewegingen maken, zonder daarom personen of voorwerpen met de ogen te volgen;5. kan een slaap-waakritme hebben en ontwaakt dus mogelijkerwijs met tussenpozen (zonder bij bewustzijn te komen);6. de hypothalamische en trunculaire functies zijn nog voldoende intact om te kunnen overleven met medische en verpleegkundige verzorging;7. vertoont geen emotionele reactie op verbale aanmaningen;8. vertoont urinaire en fecale incontinentie;9. vertoont tamelijk intacte schedel- en ruggenmergreflexen. En dat sinds minstens drie maanden - ofwel een minimaal responsieve status (MRS), die verschilt van de neurovegetatieve status, omdat de patiënt zich in een bepaald opzicht van zichzelf en de omgeving bewust is. Soms is hij/zij in staat een gerichte beweging te maken of te reageren op bepaalde stimuli door te huilen of te lachen, met ja of nee via bewegingen of articulatie. De constante aanwezigheid van een van die tekens volstaat om de patiënt als MRS te categoriseren. De afhankelijkheid blijft totaal, met hersenschorsgebreken die niet kunnen worden onderzocht en verregaande sensorische en motorische gebreken; 10° Onder « deskundig ziekenhuiscentrum » : één van de deskundige ziekenhuiscentra die zijn opgenomen in bijlage 2 van het protocol betreffende het gezondheidsbeleid t.a.v. patiënten in een persisterende vegetatieve status van 24 mei 2004. ».

Art. 3.Na artikel 1 van hetzelfde besluit worden de afdelingen II, III en IV ingevoegd, die de artikelen 2, 3 en 4 omvatten die de huidige artikelen 2, 3 en 4 vervangen, en die luiden : « Afdeling II. - Verstrekkingen voor de patiënten omschreven in artikel 1, 8°

Art. 2.De verstrekkingen bedoeld in artikel 34, eerste lid, 13° van de wet worden voor de patiënten omschreven in artikel 1, 8°, vastgelegd als volgt : 1° Multidisciplinair overleg : a) Het multidisciplinair overleg concretiseert in het kader van de thuisverzorging de evaluatie van de zelfredzaamheid van de patiënt, de uitwerking en de opvolging van een zorgplan en de taakafspraken tussen zorg- en hulpverleners.b) Het initiatief voor het muldisciplinair overleg in het kader van de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging kan door elke betrokkene worden genomen.De geïntegreerde dienst voor thuisverzorging organiseert en valideert het overleg. De deelnemers, behalve de verplichte zorgverleners, worden in samenspraak met de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging vastgelegd. c) De patiënt of zijn vertegenwoordiger stemt in met de evaluatie en met de betrokken deelnemers aan het overleg.De patiënt of zijn vertegenwoordiger heeft het recht bij het overleg aanwezig te zijn. d) De evaluatie gebeurt op grond van een evaluatieinstrument dat toelaat na te gaan welke mogelijkheden de persoon heeft om zijn zelfredzaamheid te behouden en welke relevante zorgbehoefte daartoe bestaat, zowel wat de formele verzorging als de informele helpers betreft.In afwachting dat de Minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft een evaluatieinstrument vastlegt, kiest de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging de evaluatieschaal uit de lijst van evaluatieinstrumenten vastgelegd door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging. e) Ten minste drie zorgverleners nemen deel aan het overleg waaronder verplicht : - de huisarts; - de thuisverpleegkundige, indien de patiënt thuisverpleging ontvangt. f) De patiënt of een door hem aangeduide mantelzorger moet aanwezig zijn, behalve indien de patiënt verklaart dat zijn aanwezigheid of die van zijn mantelzorger niet vereist is.2° Registratie : De geïntegreerde dienst voor thuisverzorging staat in voor de praktische ondersteuning van de evaluatie en het overleg en registreert de activiteiten, omschreven in artikel 9 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vastlegging van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging. Afdeling III. - Verstrekkingen voor de patiënten

omschreven in artikel 1, 9°

Art. 3.De verstrekkingen bedoeld in artikel 34, eerste lid, 13°, van de wet worden voor de patiënten omschreven in artikel 1, 9°, vastgelegd als volgt : 1° Multidisciplinair overleg rond een PVS-patiënt a) het multidisciplinair overleg concretiseert in het kader van de thuisverzorging de evaluatie van de patiënt, de uitwerking en de opvolging van een zorgplan en de taakafspraken tussen zorg- en hulpverleners.Dat zorgplan betreft een terugkeer naar en/of de handhaving in de thuisomgeving. b) Het initiatief voor het multidisciplinair overleg in het kader van de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging kan door elke betrokkene worden genomen.De geïntegreerde dienst voor thuisverzorging organiseert en valideert het overleg. De deelnemers, behalve de verplichte zorgverleners, worden in samenspraak met de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging vastgelegd. c) De vertegenwoordiger van de patiënt stemt in met de evaluatie en met de betrokken deelnemers aan het overleg.Die vertegenwoordiger heeft het recht bij het overleg aanwezig te zijn. d) De evaluatie gebeurt op grond van een evaluatie-instrument dat toelaat de behoeften van de patiënt na te gaan, zowel wat de formele verzorging als de informele helpers betreft.In afwachting dat de Minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft een evaluatie-instrument vastlegt, kiest de geïntegreerde dienst voor thuisverzorging de evaluatie-schaal uit de lijst van evaluatie-instrumenten vastgelegd door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging. e) Ten minste drie zorgverleners nemen deel aan het overleg, waaronder verplicht : - de huisarts; - de thuisverpleegkundige, indien de patiënt thuisverpleging ontvangt. f) Een mantelzorger van de patiënt moet aanwezig zijn op het overleg. Bovendien moet in het kader van de voorbereiding van het ontslag uit het deskundig ziekenhuiscentrum een zorgverlener van dat centrum aanwezig zijn bij het eerste multidisciplinair overleg. Deze zorgverlener telt niet mee voor het minimumaantal zorgverleners vastgelegd in 5e. 2° Registratie De geïntegreerde dienst voor thuisverzorging staat in voor de praktische ondersteuning van de evaluatie en het overleg en registreert de activiteiten, omschreven in artikel 9 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van geïntegreerde diensten voor thuisverzorging. Afdeling IV. - Overgangsmaatregel

Art. 4.Ten titel van overgangsmaatregel komt de PVS-patiënt die thuis wordt verzorgd op de datum van de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit, in aanmerking voor het multidisciplinaire overleg en de registratie. Daartoe stelt de verantwoordelijke arts van het betrokken deskundig ziekenhuiscentrum de medische kennisgeving vermeld in artikel 3, 3°, van het ministerieel besluit van 18 november 2005 tot vaststelling van het bedrag en de voorwaarden waarin een tegemoetkoming kan worden toegekend voor de verstrekkingen omschreven in artikel 34, 13°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 op, op basis van een consultatie of het medisch dossier van de patiënt. ».

Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 5.Artikelen 6 en 7 van hetzelfde besluit worden opgenomen in een afdeling V, « Slotbepalingen ».

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.

Art. 7.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 november 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^