Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 november 2001
gepubliceerd op 08 december 2001

Koninklijk besluit tot bepaling van de procedureregels voor de Geschillenkamer

bron
ministerie van economische zaken
numac
2001022881
pub.
08/12/2001
prom.
16/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/16/2001022881/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot bepaling van de procedureregels voor de Geschillenkamer


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, inzonderheid op artikel 29, gewijzigd bij de wet van 16 juli 2001;

Overwegende dat de omzetting van de richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende de gemeenschappelijke regels voor de interne markt van elektriciteit en de richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels van de interne markt van aardgas in het Belgisch recht noodzakelijk is;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 maart 2001;

Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad van 4 mei 2001, over het verzoek om advies aan de Raad van State, binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 31 634/1, gegeven op 14 juni 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, en op advies van Onze in raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities, kennisgevingen en termijnen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° « wet van 29 april 1999 » : de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt;2° « wet van 12 april 1965 » : de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;3° « Geschillenkamer » : het autonoom orgaan opgericht binnen de commissie door artikel 29 van de wet van 29 april 1999;4° « geschillen » : de geschillen met betrekking tot de toegang tot de netten of, met betrekking tot de gasmarkt, evenals tot de upstream-installaties, met uitzondering van de contractuele rechten en plichten zoals bepaald in artikel 29, § 1, van de wet van 29 april 1999 en 15/18, van de wet van 12 april 1965;5° « werkdag » : elke kalenderdag, met uitzondering van de zaterdag, de zondag en wettelijke feestdagen;6° « secretariaat » : het secretariaat dat door de commissie overeenkomstig artikel 23, § 2, 5° van de wet van 29 april 1999 wordt waargenomen.

Art. 2.§ 1. Alle kennisgevingen of mededelingen verricht met toepassing van dit besluit geschieden per aangetekend schrijven. Deze kennisgevingen kunnen eveneens per telefax of per elektronische briefwisseling geschieden, voor zover de bestemmeling hiervan een ontvangstbewijs levert. § 2. In afwijking van § 1 wordt het verzoekschrift bedoeld in artikel 5 en, in voorkomend geval, het verzoekschrift bij dringende noodzaak, bedoeld in artikel 21, per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs gericht aan de Geschillenkamer. § 3. Deze kennisgevingen of mededelingen zijn geldig als zij worden verzonden naar de woonplaats of naar de maatschappelijke zetel van de bestemmeling. Wanneer deze kennisgevingen of mededelingen worden gedaan aan buitenlandse ondernemingen met rechtspersoonlijkheid, worden zij geldig uitgevoerd op hun maatschappelijke zetel, hun filiaal of bij de exploitatiezetel, die deze ondernemingen in België hebben. § 4. Het secretariaat geeft kennis van of verzendt de verzoeken, memories, adviezen, oproepingen, beslissingen en andere mededelingen bepaald in dit besluit.

Art. 3.§ 1. De termijnen vermeld in dit besluit worden gerekend van middernacht tot middernacht. Zij worden gerekend vanaf de werkdag volgend op de akte of van de gebeurtenis welke ze doet ingaan. § 2. De vervaldag is in de termijn begrepen. HOOFDSTUK II. - Onafhankelijkheid van de Geschillenkamer

Art. 4.§ 1. De leden en de plaatsvervangers van de Geschillenkamer kunnen gewraakt worden omwille van de motieven vermeld in artikel 828 van het Gerechtelijk Wetboek.

De leden en de plaatsvervangers van de Geschillenkamer kunnen niet beraadslagen over een zaak waarin zij een rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben gehad of nog steeds hebben.

Elk lid of plaatsvervanger van de Geschillenkamer moet de voorzitter inlichten over de belangen die hij heeft of komt te verwerven en over de functies die hij uitoefent in het kader van een economische activiteit met betrekking tot de elektriciteits- en/of aardgassectoren. § 2. De wrakingsakte dient te worden neergelegd bij het secretariaat.

Deze akte dient behoorlijk met redenen te zijn omkleed en moet ondertekend zijn door de partij die ze indient.

De wrakingsakte dient te worden neergelegd voor het verloop van de eerste zitting, behalve indien de oorzaken voor de wraking later zijn ontstaan. § 3. De werkdag volgend op de dag van neerlegging wordt de wrakingsakte medegedeeld aan het lid of de vervanger van de Geschillenkamer die het voorwerp van de wraking uitmaakt. Het secretariaat brengt de andere leden, de plaatsvervangers van de Geschillenkamer en de partijen, op de hoogte van deze mededeling.

Vanaf de dag van ontvangst van de mededeling bedoeld in het eerste lid, worden alle gevolgen van de beslissingen en/of handelingen die rechtstreeks of onrechtstreeks slaan op de wrakingsactie, opgeschort, onder voorbehoud van de dringende maatregelen die zij bepalen.

Binnen twee werkdagen volgend op de dag van ontvangst van de mededeling bedoeld in het eerste lid, brengt het lid of de plaatsvervanger die het voorwerp uitmaakt van de wraking het secretariaat ervan op de hoogte dat hij in de wraking berust of weigert zich van de zaak te onthouden, met zijn antwoorden op de middelen van de wraking.

Binnen drie werkdagen volgend op de dag van ontvangst van het antwoord van het lid dat weigert zich van de zaak te onthouden of bij gebreke van antwoord binnen die termijn en na de partijen te hebben opgeroepen en gehoord te hebben, doet de Geschillenkamer uitspraak over de wraking en betekent haar beslissing aan het betrokken lid of de betrokken plaatsvervanger evenals aan de partijen. In dat geval, is de Geschillenkamer samengesteld uit alle leden en plaatsvervangers bedoeld in artikel 29, § 2, van de wet van 29 april 1999, zonder het lid (de leden) of de plaatsvervanger(s), dat (die) het voorwerp uitmaakt (uitmaken) van het verzoek tot wraking in kwestie. § 4. De beslissing van de Geschillenkamer bedoeld in § 3, vierde lid, wordt bij meerderheid van stemmen genomen en in laatste aanleg geveld.

In geval van staking van stemmen, is de stem van de voorzitter of zijn plaatsvervanger doorslaggevend. In geval de voorzitter of zijn plaatsvervanger het voorwerp uitmaken van een verzoek tot wraking en in geval van staking van stemmen, is de stem van het oudstbenoemde lid of, bij gelijke anciënniteit, het oudste lid in jaren doorslaggevend. HOOFDSTUK III. - Inleiding van de procedure voor de Geschillenkamer Afdeling I. - Indiening van de vordering

Art. 5.§ 1. De verzoekende partij maakt haar vordering bij de Geschillenkamer aanhangig door middel van een verzoekschrift dat in zes exemplaren wordt neergelegd. § 2. Op straffe van niet-ontvankelijkheid worden in het verzoekschrift de volgende gegevens vermeld : 1° het reeds verkregen en dadelijk belang van de indienende partij;2° een uiteenzetting waaruit blijkt dat het geschil dat het voorwerp uitmaakt van de procedure, een geschil is in de zin van artikel 1, 4°. § 3. Op straffe van nietigheid bevat het verzoekschrift de volgende gegevens en documenten : 1° de naam, de voornaam, het domicilie en in voorkomend geval, de hoedanigheid van de partij die het geschil aanhangig maakt;2° indien dit vereist is, de naam, de voornaam, het domicilie en in voorkomend geval, de hoedanigheid van de vertegenwoordiger van de partij die de vordering aanhangig maakt;3° de naam, de voornaam, het domicilie en in voorkomend geval, de hoedanigheid van de tegenpartij;4° het voorwerp van de vordering;5° de beschrijving van de feiten die aanleiding geven tot het geschil;6° de uiteenzetting van de argumenten van de vordering;7° de datum en de handtekening van de verzoekende partij of, in voorkomend geval, van haar vertegenwoordiger; § 4. De verzoekende partij voegt alle bewijsstukken bij haar verzoekschrift, alsook de inventaris van deze stukken. De stukken en de inventaris worden, in zes exemplaren, overgemaakt aan de Geschillenkamer.

Art. 6.Op de dag van ontvangst van het verzoekschrift bedoeld in artikel 5, of op de eerste werkdag na ontvangst van dit verzoekschrift, wanneer het ontvangen werd op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, betekent de Geschillenkamer aan de tegenpartij een exemplaar van het desbetreffende verzoekschrift samen met de stukken en inventaris bedoeld in artikel 5, § 4. Afdeling II. - Mededeling van de memories en stukken.

Art. 7.§ 1. Binnen twintig werkdagen volgend op de dag van ontvangst van de kennisgeving bedoeld in artikel 6, deelt de tegenpartij haar memorie van antwoord mee aan de Geschillenkamer alsook aan de partij die de vordering aanhangig maakte. § 2. De memorie van antwoord bevat met name volgende gegevens en documenten : 1° de naam, de voornaam, het domicilie, en in voorkomend geval, de hoedanigheid van de partij die de vordering aanhangig maakte;2° in voorkomend geval, de naam, de voornaam, het domicilie van de vertegenwoordiger van de partij die de vordering aanhangig maakte;3° de naam, de voornaam, het domicilie en, in voorkomend geval, de hoedanigheid van de partij of haar vertegenwoordiger die de memorie van antwoord neerlegt;4° de omschrijving van de feiten die aanleiding geven tot het geschil;5° de uiteenzetting van de argumenten van de vordering;6° het antwoord op de argumenten uiteengezet in het verzoekschrift;7° de bewijsstukken;8° de inventaris van deze stukken.

Art. 8.Binnen tien werkdagen volgend op de dag van ontvangst van de memorie van antwoord, bedoeld in artikel 7, § 1, en onverminderd de toepassing van artikel 11, richt de partij, die de vordering heeft ingediend, een memorie van wederantwoord aan de Geschillenkamer en de verwerende partij.

Art. 9.Binnen tien werkdagen volgend op de dag van ontvangst van de memorie van wederantwoord bedoeld in het artikel 8, en onverminderd de toepassing van artikel 11, richt de verzoekende partij een aanvullende memorie aan de Geschillenkamer en aan de partij die de vordering aanhandig heeft gemaakt.

Art. 10.De beslissing van de Geschillenkamer wordt geacht op tegenspraak te zijn gewezen tegen de partij die haar memorie(s) niet, of niet binnen de opgelegde termijnen, heeft medegedeeld.

Art. 11.De partijen kunnen in onderling overleg afzien van de mededeling van een memorie van wederantwoord en een aanvullende memorie zoals respectievelijk bedoeld in artikelen 8 en 9. In dit geval brengen de partijen de Geschillenkamer hiervan onverwijld op de hoogte. HOOFDSTUK IV. - Nadere regels betreffende de procedure voor de Geschillenkamer Afdeling I. - Hoorzittingen

Art. 12.De Geschillenkamer bepaalt de zitting waarop zij de partijen zal horen.

Art. 13.De Geschillenkamer bepaalt de datum, het uur en de plaats van de zitting bedoeld in artikel 12, tussen de vijfenveertigste en vijftigste werkdag of, ingeval van verzaking bedoeld in artikel 11, tussen de dertigste en vijfendertigste werkdag, die volgt op de dag van ontvangst van het verzoekschrift bepaald in artikel 5. De Geschillenkamer roept de partijen zo snel mogelijk op.

Art. 14.De zittingen van de Geschillenkamer geschieden met gesloten deuren.

Art. 15.De partijen verschijnen persoonlijk of laten zich vertegenwoordigen. Zij kunnen een beroep doen op de bijstand van een advocaat of van elk andere persoon.

Art. 16.De Geschillenkamer kan uitspraak doen over het geschil, zelfs indien één of alle partijen niet verschijnen en hun afwezigheid niet geldig verantwoorden, hoewel zij regelmatig zijn opgeroepen. Haar beslissing wordt geacht op tegenspraak te zijn gedaan. Afdeling II. - Onderzoeksmaatregelen

Art. 17.§ 1. Indien één of meerdere partijen om een expertise verzoeken, richten ze daartoe een verzoek aan de Geschillenkamer. In het verzoekschrift dat daartoe wordt ingediend, worden het doel en de aard van het onderzoek bepaald en kunnen één of meerdere deskundigen voorgesteld worden. § 2. Indien de Geschillenkamer het verzoek gegrond acht, benoemt zij één of meerdere experts, rekening houdend met het belang en de moeilijkheden van het specifieke geval.

Art. 18.§ 1. De experts kunnen gewraakt worden omwille van motieven bedoeld in artikel 966 van het Gerechtelijk Wetboek. Elke expert die kennis heeft van wraking aangaande zijn persoon wordt gehouden zich te onthouden, behalve indien de partijen hem hiervan vrijstellen. § 2. De expert die wordt voorgesteld krachtens artikel 17, § 1, mag niet het voorwerp uitmaken van een wraking door deze partij zijn, om redenen die sedert zijn aanstelling zijn ontstaan of die zijn gekend door haar.

Geen enkele wraking kan worden voorgesteld na de eerste expertisevergadering, tenzij de wrakingsgrond later aan de partij werd kenbaar gemaakt. § 3. De wrakingsakte wordt neergelegd bij de Geschillenkamer. Zij bevat een uiteenzetting van de wrakingsmiddelen en zij is naar behoren ondertekend door de partij die de wrakingsakte indient. § 4. De werkdag volgend op de dag van het neerleggen van de wrakingsakte, overhandigt de Geschillenkamer de betrokken expert een kopie ervan.

Binnen twee werkdagen volgend op de dag van ontvangst van de mededeling bedoeld in § 1, zal de expert die het voorwerp is van de wraking aan het secretariaat ofwel zijn instemming met de wraking mededelen, ofwel zijn weigering om zich te onthouden, met zijn antwoorden door middel van wraking.

Binnen drie werkdagen volgend op de dag van ontvangst van het antwoord van de expert die weigert zich te onthouden of bij ontstentenis van antwoord binnen deze termijn en nadat zij de partijen heeft bijeengeroepen en gehoord, doet de Geschillenkamer uitspraak over de wraking en maakt zij haar antwoord kenbaar aan de betrokken expert, alsmede aan de partijen. § 5. De beslissing van de Geschillenkamer, bedoeld in § 4, derde lid, wordt genomen bij meerderheid van stemmen en wordt uitgesproken in laatste aanleg. § 6. Indien de wraking wordt afgewezen, kan de partij die deze heeft gevorderd, worden veroordeeld tot schadeloosstellingen jegens de expert die dit eist, maar in dit laatste geval, kan hij niet aanblijven als expert. Indien de wraking wordt aanvaardt, wordt door het besluit van de Geschillenkamer ambtshalve een nieuwe expert aangeduid.

Art. 19.§ 1. De Geschillenkamer bepaalt de opdracht van de expert en legt de termijn vast waarin deze opdracht dient te worden vervuld. § 2. De deskundige verricht zijn onderzoekstaken op tegenspraak.

De deskundige overhandigt zijn verslag aan de Geschillenkamer en aan de partijen binnen de termijn bepaald in § 1. § 3. De partijen beschikken over vijftien kalenderdagen na de mededeling van het verslag van de deskundige, om hun opmerkingen mede te delen aan de Geschillenkamer. § 4. De Geschillenkamer is niet gebonden door het advies van de deskundige(n).

Art. 20.§ 1. Het ereloon en de kosten van het deskundigenonderzoek zijn ten laste van de partij die er om verzoekt.

Indien de Geschillenkamer een deskundigenonderzoek beveelt, worden de erelonen en de expertisekosten ervan gelijkelijk tussen de partijen verdeeld. § 2. In de twee hypotheses bedoeld in § 1, ingevolge de omstandigheden eigen aan het geschil en indien de Geschillenkamer dit noodzakelijk acht, kan laatstgenoemde de expertisekosten volledig of gedeeltelijk aanrekenen aan één der partijen. Deze beslissing dient gemotiveerd te worden. HOOFDSTUK V. - Vordering bij dringende noodzaak

Art. 21.§ 1. Wanneer een partij van oordeel is dat de bepalingen betreffende de toegang tot het net werden geschonden en dat die schending haar een ernstig en moeilijk te herstellen nadeel oplevert of kan opleveren, kan zij in toepassing van artikel 5, als bijzaak van haar verzoek, de Geschillenkamer verzoeken, bewarende maatregelen te nemen, onverminderd de maatregelen ten gronde die later zullen worden genomen, teneinde de persoon die deze schending begaat te bevelen, deze te beëindigen of op zijn minst de gevolgen ervan teniet te doen. § 2. De vordering bij dringende noodzaak, doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 5 en aan de maatregelen ten gronde die later zullen worden genomen. § 3. De bewarende maatregelen worden van rechtswege opgeheven op de veertiende werkdag die volgt op de dag van de uitspraak van de beslissing waarbij de middelen worden ingeroepen die hen gerechtvaardigd hebben of indien dat verzoek werd ingetrokken.

Art. 22.Indien de Geschillenkamer van oordeel is dat deze vraag voor vordering bij dringende noodzaak gegrond is kan zij bewarende maatregelen opleggen.

Art. 23.§ 1. De aanvrager dient zijn aanvraag in voor vordering bij dringende noodzaak zaken met een aanvraag die onderscheiden is van deze bedoeld in artikel 5. Het verzoekschrift met betrekking tot zaken waarvoor spoedbehandeling vereist is, wordt ingediend in zes exemplaren per aangetekende brief, met ontvangstbewijs aan de Geschillenkamer en bevat, op straffe van onontvankelijkheid, de gegevens bedoeld in artikel 5, §§ 2, 3 en 4, alsook een precieze motivering van het hoogdringend karakter van het verzoek. § 2. Op de dag van ontvangst van het verzoekschrift bedoeld in § 1, betekent de Geschillenkamer aan de tegenpartij een exemplaar van het desbetreffende verzoekschrift, evenals van de stukken en inventaris bedoeld in artikel 5, § 4. § 3. In afwijking van artikel 13 en binnen het kader van die vordering bij hoogdringendheid, houdt de Geschillenkamer een zitting, ten laatste vijf werkdagen volgend op de indiening van het verzoek waarop zij de partijen bijeen roept teneinde hen te horen. HOOFDSTUK VI. - Beslissing van de Geschillenkamer

Art. 24.§ 1. De Geschillenkamer neemt haar beslissing ten laatste binnen drie maanden nadat het geschil bij haar aanhangig werd gemaakt.

Deze termijn kan verlengd worden met twee maanden ingeval van benoeming van een expert of van experts.

In afwijking van het eerste lid beslist de Geschillenkamer binnen een termijn van twintig werkdagen volgend op de indiening van de vraag voor vordering bij dringende noodzaak. § 2. Ingeval de Geschillenkamer haar beslissing niet binnen de termijn, vermeld onder § 1, heeft genomen, is ze verplicht dit te motiveren. § 3. De beslissing van de Geschillenkamer wordt genomen met de meerderheid van de stemmen van de leden en zij dient te zijn gemotiveerd.

Art. 25.§ 1. De beslissing van de Geschillenkamer is gedagtekend en ondertekend door de leden of de plaatsvervangers van de Geschillenkamer die het geschil behandeld hebben. De Geschillenkamer brengt haar beslissing aan de partijen ter kennis binnen vijf werkdagen na het nemen ervan. § 2. Een samenvatting van de beslissing van de Geschillenkamer wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en bevat : 1° de naam van de partijen;2° de datum van de beslissing;3° een samenvatting van haar inhoud. § 3. Iedere belanghebbende kan de beslissing raadplegen bij de Geschillenkamer en er tegen betaling een kopie van ontvangen. HOOFDSTUK VII. - Rapport van doeltreffendheid

Art. 26.Elke jaar legt de Geschillenkamer een activiteitenverslag voor aan de Minister, alsook aan de Minister van Justitie waarin zij haar voorstellen formuleert. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 27.Onze Vice-Eerste Minister en Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en Onze Staatssecretaris voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, O. DELEUZE

^