gepubliceerd op 13 juni 2003
Koninklijk besluit betreffende de aanwijzing van tweetalig adjuncten bij wijze van overgangsmaatregel in de centrale diensten van de federale overheidsdiensten
16 MEI 2003. - Koninklijk besluit betreffende de aanwijzing van tweetalig adjuncten bij wijze van overgangsmaatregel in de centrale diensten van de federale overheidsdiensten
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Op 12 oktober laatstleden werd de wet van 12 juni 2002 tot wijziging van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Deze wet voegt in de taalwetgeving bestuurszaken, retroactief, namelijk op 1 april 2001, het artikel 43ter in.
Het koninklijk besluit van 16 november 2001 betreffende de aanwijzing van tweetalige adjuncten in de centrale diensten van de federale overheidsdiensten, genomen in uitvoering van artikel 43, § 6, van de taalwetgeving bestuurszaken is derhalve sindsdien niet meer van toepassing in die centrale diensten.
Dit artikel 43ter is enkel van toepassing in de federale overheidsdiensten, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst.
Op heden is dit artikel 43ter, uitgezonderd § 7, reeds in werking getreden.
Het ontwerp van koninklijk besluit « tot vaststelling van de functionele kennis van de tweede taal aangepast aan evaluatietaak en van de taalkennis die vereist is om de eenheid van rechtspraak te verzekeren, voorgeschreven bij de artikelen 43ter, § 7, eerste en vijfde lid, en 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 », welk vandaag tevens behandeld wordt op de Ministerraad, heeft tot doel die § 7 te laten inwerking treden. Dit ontwerp van koninklijk besluit werd voor advies voorgelegd aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht op 10 februari 2003, welke op heden bijkomende inlichtingen gevraagd heeft. Dit ontwerp van koninklijk besluit zal derhalve bij de start van de volgende legislatuur dienen afgewerkt te worden.
Pas vanaf die inwerkingtreding kan elke federale overheidsdienst starten met de uitvoering van artikel 43ter, § 7, zesde lid, namelijk de opmaak van het ontwerp van koninklijk besluit dat voor die federale overheidsdienst de functies aanduidt welke de eenheid van rechtspraak verzekeren. We vermoeden dat de uitvoering maximaal een jaar zal duren na de inwerkingtreding van § 7. Vandaar dat gezien de vertraging, het voorliggend koninklijk besluit als uiterste uitwerkingtredingsdatum 31 december 2004 vermeldt.
Intussen dient de eenheid van rechtspraak wel verzekerd te blijven.
Namelijk door het feit van het niet inwerking zijn van de § 7 van artikel 43ter, is er een juridisch vacuüm ontstaan in het kader van de verzekering van de eenheid van rechtspraak. Het oude regime van de taaladjuncten voorzien in artikel 43 is nameljk niet meer van toepassing is en het nieuwe regime namelijk artikel 43ter, § 7, zesde lid is nog niet inwerking getreden.
De afhandeling van dit dossier is werkelijk hoogdringend gezien op heden de eenheid van rechtspraak niet verzekerd is. Vooral de Federale Overheidsdienst Financiën is vragende partij voor deze afhandeling. De Vaste Commissie voor Taaltoezicht heeft dan ook toegestemd om dit dossier nog hoogdringend te behandelen.
Derhalve stellen wij in uitvoering van artikel 43ter, § 8, welke overgangsmaatregelen toelaat, volgende regeling voor.
Artikel 43ter, § 7, zesde lid, bepaalt dat bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad per federale overheidsdienst de functies dienen aangeduid te worden welke de eenheid van rechtspraak in die FOD verzekeren. We vermoeden dat de uitvoering maximaal een jaar zal duren na de inwerkingtreding van § 7.
Tot effectief in elke FOD die bepaling is uitgevoerd, bepalen we, op voorstel van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, dat de eenheid van rechtspraak verzekerd wordt door de houders van een managementfuncties -1 van elke FOD die tevens chef zijn van een afdeling die de eenheid van rechtspraak verzekert. De Ministerraad zal bepalen welke afdelingen dit zijn.
Alhoewel de Vaste Commissie voor Taaltoezicht suggereert om ons enkel te steunen op artikel 43ter, § 8, en de verwijzing naar § 7, zesde lid te laten vallen, verkiest de Regering deze verwijzing te behouden. Men wenst namelijk duidelijk te stellen dat dit een overgangsmaatregel is en blijft. De volgende Regering dient de functionele taalkennis in werking te laten treden. Uitstel om vormredenen - de vereiste adviezen dienen namelijk nog ingewonnen te worden - is geen afstel.
Uiterlijk tot effectief in elke FOD artikel 43ter, § 7, zesde lid, is uitgevoerd, wordt dus aan die houder van een managementfunctie -1, indien deze niet de vereiste taalkennis bewezen heeft, en tot hij deze bewezen heeft, een tweetalig adjunct toegevoegd.
Het voorliggend besluit bepaalt verder volgende modaliteiten : 1. De tweetalig adjuncten worden aangesteld na een oproep aangesteld door de voorzitter van het Directiecomité.Het Directiecomité geeft enkel een advies gezien de tweetalig adjuncten aan hen worden toegevoegd. 2. De tweetalig adjunct bewijst de tweede taal die de houder aan wie hij is toegevoegd niet kent, door zijn taalrol. De kennis van de taal van de houder bewijst hij door deelname aan het examen voldoende kennis van de tweede taal (artikel 43, § 3, derde lid, van de taalwetgeving bestuurszaken). Zoals gevraagd door de Vaste Commissie voor Taaltoezicht wordt enkel dit examen in aanmerking genomen gezien het examen taalkennis vereist voor het uitoefenen van een taak die de eenheid van rechtspraak garandeert (artikel 43ter, § 7, vijfde lid, van diezelfde taalwetgeving) nog niet inwerking getreden is. 3. Verder behoudt hij dezelfde taken als de vroegere taaladjuncten.4. De vergoeding voor die extra-taken is een maandelijkse brutopremie die vandaag 623,60 euro bedraagt. Diegene die reeds in het oude systeem namelijk op basis van het koninklijk besluit van 30 november 1966 betreffende de aanwijzing van de tweetalige adjuncten in de centrale diensten tweetalig adjunct waren of geweest zijn en diegene die houder van een management- of staffunctie zijn, ontvangen geen extra-vergoeding.
Dit wordt voor de eerste groep verantwoord door het feit dat zij overeenkomstig artikel 10 van het besluit hun pecuniaire rechten en de graad waarmee ze in overtal werden bekleed behouden. Gezien men vroeger minstens bekleed werd met de graad van adviseur-generaal, indien men als adviseur werd toegevoegd aan een directeur-generaal, menen we dat dit voldoende is.
Zoals reeds gezegd betreft dit een overgangsmaatregel en menen we dat eens artikel 43ter, § 7, zesde lid, in werking is getreden, we nog maximaal anderhalf jaar tweetalig adjuncten zullen hebben. Deze inwerkingtreding zal door de volgende Regering prioritair dienen geregeld te worden. Derhalve wordt de einddatum van de werking van deit besluit bepaald op 31 december 2004.
Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE
16 MEI 2003. - Koninklijk besluit betreffende de aanwijzing van tweetalig adjuncten bij wijze van overgangsmaatregel in de centrale diensten van de federale overheidsdiensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 108 van de Grondwet;
Gelet op de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, inzonderheid op artikel 43ter, § 8, ingevoegd bij de wet van 12 juni 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 1966 betreffende de aanwijzing van de tweetalige adjuncten in de centrale diensten;
Gelet op de opmerkingen van de vakbonden, gegeven op 17 februari 2003, voor wat betreft het Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt en gegeven op 11 februari 2003, voor wat betreft de Algemene Centrale van Openbare Diensten, overeenkomstig artikel 54, tweede lid, van voormelde wetten;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 december 2002;
Gelet op het advies van de Vaste Commissie voor Taaltoezicht, gegeven op 14 april 2003;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat de wet van 12 juni 2002 tot wijziging van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, een artikel 43ter invoegt dat de taalwetgeving van toepassing in de federale overheidsdiensten bepaalt;
Overwegende dat deze wet op 12 oktober 2002 gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad ;
Overwegende dat vanaf deze publicatie het koninklijk besluit van koninklijk besluit van 16 november 2001 betreffende de aanwijzing van tweetalige adjuncten in de centrale diensten van de federale overheidsdiensten, genomen in uitvoering van artikel 43, § 6, van de taalwetgeving bestuurszaken, niet meer van toepassing is op de federale overheidsdiensten;
Overwegende dat op heden dus dit artikel 43ter, uitgezonderd § 7, reeds in werking is getreden;
Overwegende dat het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de functionele kennis van de tweede taal aangepast aan de evaluatietaak en van de taalkennis die vereist is om de eenheid van rechtspraak te verzekeren, voorgeschreven bij de artikelen 43ter, § 7, eerste en vijfde lid, en 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966 tot doel heeft die § 7 te laten inwerking treden; dat dit ontwerp van koninklijk besluit voor advies werd voorgelegd aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht op 10 februari 2003, welke op heden bijkomende inlichtingen gevraagd heeft; dat dit ontwerp van koninklijk besluit derhalve bij de start van de volgende legislatuur zal dienen afgewerkt te worden;
Overwegende dat pas vanaf die inwerkingtreding elke federale overheidsdienst kan starten met de uitvoering van artikel 43ter, § 7, zesde lid, namelijk de opmaak van het ontwerp van koninklijk besluit dat voor die federale overheidsdienst de functies aanduidt welke de eenheid van rechtspraak verzekeren;
Overwegende dat intussen de eenheid van rechtspraak wel dient verzekerd te blijven; dat door het feit van het niet inwerking zijn van de § 7 van artikel 43ter, er een juridisch vacuüm is ontstaan in het kader van de verzekering van de eenheid van rechtspraak gezien het oude regime van de taaladjuncten voorzien in artikel 43 niet meer van toepassing is en het nieuwe regime namelijk artikel 43ter, § 7, zesde lid, nog niet inwerking is getreden;
Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° "gecoördineerde wetten" : de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966;2° "de vroegere regeling" : het koninklijk besluit van 30 november 1966 betreffende de aanwijzing van de tweetalige adjuncten in de centrale diensten;3° "federale overheidsdiensten" : de diensten bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst;4° "houders van een functie die de eenheid van rechtspraak verzekert" : de personen die in elke federale overheidsdienst de functies uitoefenen die overeenkomstig artikel 43ter, § 7, zesde lid, bij koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, zijn aangeduid.
Art. 2.Tot de uitvoering van artikel 43ter, § 7, zesde lid, van de gecoördineerde wetten, wordt in de centrale diensten van elke federale overheidsdienst, de houder van een managementfunctie -1, die tevens chef is van een afdeling die de eenheid van rechtspraak verzekert, beschouwd als de persoon die ten aanzien van de overheid waaronder hij ressorteert de eenheid van de administratieve rechtspraak verzekert.
De Ministerraad zal, op voorstel van de betrokken minister, bepalen welke afdelingen de eenheid van rechtspraak verzekeren.
Art. 3.Tot de uitvoering van artikel 43ter, § 7, zesde lid, van de gecoördineerde wetten, wordt aan de houders, bedoeld in artikel 2, die niet aan de hand van de bij artikel 43, § 3, derde lid, van de gecoördineerde wetten voorgeschreven bewijzen de vereiste taalkennis hebben bewezen en tot ze die bewezen hebben, onder de bij dit besluit gestelde voorwaarden, een tweetalig adjunct toegevoegd.
De voorzitter van het Directiecomité doet een oproep tot de kandidaat- tweetalig adjuncten. Na advies van het Directiecomité duidt hij de tweetalig adjuncten aan.
Art. 4.De kennis van de door de houders, bedoeld in artikel 2, niet gekende taal wordt door de kandidaat tweetalig adjunct bewezen door het feit dat hij niet behoort tot hun taalrol. De bepalingen van het koninklijk besluit van 30 november 1966, tot regeling van de inschrijving van de ambtenaren van de hoofdbesturen en van de in België zetelende uitvoeringsdiensten op een van de taalrollen (II), zijn ten deze toepasselijk.
De kennis van de tweede taal van de tweetalig adjunct wordt bewezen aan de hand van de bewijzen voorgeschreven bij artikel 43, § 3, derde lid van de gecoördineerde wetten.
Art. 5.De tweetalig adjunct oefent al zijn werkzaamheden uit in dezelfde afdeling.
In afwijking van het eerste lid, kan de voorzitter van het Directiecomité beslissen dat de tweetalig adjunct niet in dezelfde afdeling tewerkgesteld hoeft te zijn op voorwaarde dat de afdeling minder dan 50 personeelsleden telt en de tweetalig adjunct tewerkgesteld is in een afdeling met dezelfde geografische ligging als de houder, bedoeld in artikel 2, aan wie hij is toegevoegd.
Art. 6.De tweetalig adjunct staat de houders, bedoeld in artikel 2, bij bij de afhandeling van de zaken behandeld in de tweede taal, waarvan laatstgenoemde de kennis niet bewezen heeft.
Hij neemt kennis van alle andere zaken waarin de eenheid van rechtspraak in het gedrang kan komen.
Hij mag er in geen geval toe verplicht worden om letterlijke en schriftelijke vertaling van de stukken van het dossier te geven.
Art. 7.De betrekkingen tussen de houders, bedoeld in artikel 2 en de personeelsleden wiens taal zij niet bewezen hebben, geschieden door bemiddeling van de tweetalig adjunct.
Art. 8.De tweetalig adjunct, aangeduid overeenkomstig dit besluit, ontvangt ter compensatie van de extra taken ter verzekering van de eenheid van rechtspraak een jaarlijkse vergoeding ten bedrage van 5.784,82 euro.
In afwijking van het eerste lid, ontvangt de tweetalig adjunct, die tweetalig adjunct is of geweest is overeenkomstig de vroegere regeling, geen vergoeding. De houder van een management- of staffunctie die overeenkomstig dit besluit wordt aangeduid als tweetalig adjunct, ontvangt tevens geen vergoeding.
De mobiliteitsregeling die toepasselijk is op de wedde van het personeel van de federale overheidsdiensten is eveneens van toepassing op de vergoeding vermeld in het eerste lid. Ze wordt verbonden aan de spilindex 138,01.
Art. 9.De pecuniaire rechten verworven door de ambtenaren die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit als tweetalig adjunct aangewezen zijn of aangewezen geweest zijn overeenkomstig de vroegere regeling blijven verworven. Desgevallend behouden ze tevens de graad waarmee ze in overtal werden bekleed.
Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 12 oktober 2002 en treedt buiten werking op 31 december 2004.
Art. 11.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 mei 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen, L. VAN DEN BOSSCHE