Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 maart 2004
gepubliceerd op 21 april 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 september 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004200677
pub.
21/04/2004
prom.
16/03/2004
ELI
eli/besluit/2004/03/16/2004200677/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 MAART 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 september 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 3 september 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 maart 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 3 september 2003 Vaststelling van de arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg (Overeenkomst geregistreerd op 30 oktober 2003 onder het nummer 68210/CO/116) Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die gelegen zijn in de provincie Limburg en die ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid in hoofde van hun bedrijvigheid inzake verwerking van kunststoffen.

Onder « arbeiders » wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters.

Algemene bepaling

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst doet generlei afbreuk aan de algemene collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2003-2004 van 17 januari 2003 en het nationaal akkoord 2003-2004 voor arbeiders gesloten op 26 februari 2003 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.

Werkzekerheid

Art. 3.Tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de werkgevers alles in het werk om ontslag wegens economische redenen te vermijden. Eventuele problemen in dit verband worden vooreerst opgevangen door het invoeren van een regeling gedeeltelijke werkloosheid, gedurende een bepaalde periode.

Deze periode wordt als volgt bepaald : - de werkgever deelt mee hoeveel arbeidsplaatsen bedreigd zijn; - deze mededeling gebeurt aan de vertegenwoordigers van de vakorganisaties; - de werkgever kan niet tot ontslagen overgaan voordat een aantal dagen economische werkloosheid in de onderneming hebben plaatsgevonden. Dit aantal dagen is gelijk aan het aantal bedreigde arbeidsplaatsen vermenigvuldigd met 30.

Tijdens deze periode zullen de partijen de maatregelen onderzoeken die zouden kunnen genomen worden om de nadelen van deze ontslagen ten aanzien van de arbeiders te milderen, bijvoorbeeld : brugpensioen, werkverdeling, tijdskrediet, loopbaanvermindering, wijze van toepassing van de wet betreffende de tijdelijke arbeid en uitzendarbeid, vermindering van overuren.

Indien bij ontslagen om economische redenen de werkgever deze procedure niet volgt, wordt de wettelijke opzeggingstermijn of wettelijke verbrekingsvergoeding met 100 pct. vermeerderd.

Bij ontslag om economische redenen wordt boven op de uitgekeerde werkloosheidsvergoeding een aanvullende bestaanszekerheid toegekend a rato van het verschil tussen de ontvangen werkloosheidsvergoeding en het nettoloon, en dit gedurende de duurtijd hierna, volgens het aantal dienstjaren in de onderneming : - van 5 tot 9 dienstjaren : 4 weken, vanaf het einde van de opzeggingstermijn of van de periode gedekt door de verbrekingsvergoeding; - van 10 tot 14 dienstjaren : 8 weken, zoals hiervoor vermeld; - vanaf 15 dienstjaren : 12 weken, zoals hiervoor vermeld.

Maaltijdcheques

Art. 4.§ 1. Vanaf 1 oktober 2003 wordt, overeenkomstig de bepalingen opgenomen in artikel 19bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, hierna koninklijk besluit van 28 november 1969 genoemd, aan de arbeiders per effectief volledig gepresteerde dag, een maaltijdcheque toegekend met een faciale waarde van 3 EUR per dag. De werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque bedraagt 1,85 EUR per dag. De werknemersbijdrage in de maaltijdcheque bedraagt 1,15 EUR per dag.

Voor een deeltijds effectief gepresteerde dag wordt de werkgeversbijdrage geproratiseerd. § 2. De ondernemingen die voldoen aan de voorwaarden gesteld in het artikel 19bis, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 betreffende de bepaling van het aantal maaltijdcheques door toepassing van de « alternatieve telling », kunnen en wordt aanbevolen een systeem van « alternatieve telling » in te voeren of verder te zetten overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld in bovenstaand artikel 19bis, § 2, 2°. § 3. Voor de arbeiders die permanent tewerkgesteld zijn in weekend- of overbruggingsploegen met een arbeidsprestatie van 12 uren per gewerkte dag bedraagt de werkgeversbijdrage, per effectief volledig gepresteerde dag 4,62 EUR per dag.

Voor de arbeiders die permanent tewerkgesteld zijn in weekend- of overbruggingsploegen in een onderneming die gebruik maakt van § 2 van dit artikel wordt, conform de bepalingen van artikel 19bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969, een regeling getroffen waardoor zij een totaal bedrag aan werkgeversbijdragen ontvangen gelijk aan het totaal bedrag van de werkgeversbijdragen voor een gewone voltijdse prestatie. § 4. Voor de ondernemingen die reeds voor 1 oktober 2003, overeenkomstig de bepalingen van artikel 19bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969, maaltijdcheques toekennen aan hun arbeiders gelden volgende bepalingen : - voor de ondernemingen waarvan de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque door de verhoging met de werkgeversbijdrage, als bepaald in § 1 of in toepassing van § 3 van dit artikel, de wettelijk maximale werkgeversbijdrage (= 4,91 EUR) niet overschrijdt, wordt de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque op 1 oktober 2003 verhoogd met het bedrag als bepaald in § 1 of in toepassing van § 3 van dit artikel. - voor de ondernemingen waarvan de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque door de verhoging met de werkgeversbijdrage, als bepaald in § 1 of in toepassing van § 3 van dit artikel, de wettelijk maximale werkgeversbijdrage (= 4,91 EUR) overschrijdt wordt de bestaande werkgeversbijdrage in de onderneming op 1 oktober 2003 verhoogd tot de wettelijk maximale werkgeversbijdrage (= 4,91 EUR).

Het gedeelte van de in § 1 of in toepassing van § 3 van dit artikel bedoelde verhoging van de werkgeversbijdrage dat de wettelijk maximale werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque doet overschrijden wordt aan de betrokken arbeiders toegekend onder de vorm van een verhoging van het effectieve basisuurloon. Deze verhoging is gelijk aan het gedeelte van de werkgeversbijdrage dat het wettelijk maximale overschrijdt gedeeld door 10. § 5. De maaltijdcheques worden maandelijks toegekend aan de werknemer, overeenkomstig de wettelijke bepalingen vastgelegd in bovenstaand artikel 19bis, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969. § 6. De maaltijdcheque wordt op naam van de werknemer afgeleverd § 7. De geldigheid van de maaltijdcheques is beperkt tot drie maanden en de maaltijdcheques kunnen enkel gebruikt worden voor het betalen van maaltijden of voor de aankoop van gebruiksklare voedingsmiddelen. § 8. Indien het systeem van maaltijdcheques wordt beëindigd, zal de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque omgezet worden in een verhoging van het effectieve basisuurloon. Deze verhoging is gelijk aan de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque gedeeld door 10.

Premies voor werk in opeenvolgende ploegen

Art. 5.De bedragen van de premies voor werk in ploegen, enkel in opeenvolgende ploegen, worden vanaf 1 mei 2003 verhoogd tot 6,85 pct. van het referentieloon en voor de nachtploegen tot 21,10 pct. van het referentieloon.

Het hierboven vermelde referentieloon bedraagt op 1 januari 2003 in het 40-urenstelsel : 9,9025 EUR. De berekening van de bedragen in euro gebeurt tot op de vijfde decimaal en alles wat na de vierde decimaal komt vervalt, zoals bepaald in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 mei 2001 betreffende de ploegenpremies, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.

Hierdoor worden de ploegenpremies vanaf 1 mei 2003 : - morgen- en namiddagploeg : 0,6919 EUR per uur; - nachtploeg : 2,1313 EUR per uur;

De bedragen bepaald in bovenstaande alinea's zijn gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Het bedrag vermeld in de tweede alinea stemt overeen met het spilindexcijfer 108,60 op (basis 1996 = 100). De bedragen vermeld in de vierde alinea bevatten de indexatie toegepast op 1 maart 2003 en stemmen overeen met het spilindexcijfer 110,77 (op basis 1996 = 100).

Bestaanszekerheid bij gedeeltelijke werkloosheid

Art. 6.Vanaf 1 mei 2003, wordt de aanvullende bestaanszekerheidsvergoeding, ten laste van de werkgever, in geval van gedeeltelijke werkloosheid ingevolge economische of technische redenen of ingevolge overmacht in hoofde van de onderneming, verhoogd van 8,18 EUR per dag naar 9 EUR per dag.

Voor arbeiders van minder dan 19 jaar, bedraagt deze vergoeding vanaf 1 mei 2003 8,55 EUR per dag.

Deze bedragen worden uitbetaald tot uitputting van een « pool » per onderneming. Deze « pool » met het aantal uit te keren bestaanszekerheidsvergoedingen per onderneming wordt jaarlijks vastgesteld door het aantal in de onderneming ingeschreven arbeiders op 1 januari van ieder kalenderjaar te vermenigvuldigen met vijftig dagen. Het saldo van de « pool » kan niet worden overgedragen naar het volgende kalenderjaar.

Carenzdag

Art. 7.Voor de eerste dag van arbeidsongeschiktheid van arbeiders wegens ziekte of ongeval, « carenzdag » genoemd, die niet betaald wordt door de werkgever wanneer de duur van de arbeidsongeschiktheid niet meer dan één week bedraagt, gelden volgende bepalingen : - vanaf 1 januari 2003 wordt de eerste carenzdag per kalenderjaar aan de betrokken arbeiders betaald door de werkgever; - vanaf 1 januari 2004 zullen aan de betrokken arbeiders de eerste en de tweede carenzdag per kalenderjaar door hun werkgever worden betaald; aan de arbeiders die minstens 15 jaar anciënniteit tellen in de onderneming zal bovendien, eveneens vanaf 1 januari 2004, de derde carenzdag per kalenderjaar door hun werkgever worden betaald.

Brugpensioen

Art. 8.§ 1. Voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt het recht op volledig brugpensioen vanaf 58 jaar verlengd. De procedures en modaliteiten ter zake zijn deze die door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974 (koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975), voorzien zijn. § 2. In toepassing van het nationaal akkoord gesloten op 26 februari 2003 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 7 mei 2003 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, wordt, voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, het recht op brugpensioen verlengd voor de arbeiders die : - de leeftijd van 56 jaar of meer hebben bereikt of zullen bereiken op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en uiterlijk op 31 december 2004; - voldoen aan de terzake geldende wettelijke voorwaarden : bijgevolg zullen de betrokken arbeiders een beroepsverleden als loontrekkende van 33 jaar moeten kunnen rechtvaardigen evenals minimaal 20 jaar gewerkt te hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 gesloten op 23 maart 1990 in de Nationale Arbeidsraad. Bovendien zullen de betrokken arbeiders ten minste 5 jaar anciënniteit in de onderneming moeten bewijzen; - ontslagen worden, behoudens wegens dringende reden zoals bedoeld in de wetgeving betreffende de arbeidsovereenkomsten De procedures en modaliteiten ter zake zijn deze die door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, voorzien zijn. § 3. Voor de bepaling van de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever, voortvloeiend uit de in § 1 en § 2 vernoemde collectieve arbeidsovereenkomsten, zal rekening gehouden moeten worden met hetgeen volgt : - voor de berekening van het netto referteloon tot bepaling van de bovenvernoemde aanvullende vergoeding zal, overeenkomstig de bepalingen van het nationaal akkoord gesloten op 26 februari 2003 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, vanaf 1 januari 2004, de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage van de arbeiders berekend worden op 100 pct. in plaats van 108 pct. van hun begrensd bruto maandloon; - voor de bepaling van de boven vernoemde aanvullende vergoeding zal voor voltijdse prestaties, het netto referteloon verhoogd worden met 18 maal de werkgeversbijdrage per maaltijdcheque van de betrokken arbeider. Dit geldt voor de arbeiders van wie het brugpensioen effectief ingaat vanaf 1 oktober 2003.

Voor deeltijdse prestaties zal het netto referteloon verhoogd worden met een aantal maal de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque pro rata de gepresteerde arbeidsregeling.

Voor weekendwerkers zal het netto referteloon verhoogd worden met een bedrag gelijk aan 18 maal de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheque van een arbeider met gewone voltijdse prestaties.

Art. 9.Voor arbeiders die aansluitend op een stelsel van 1/5e loopbaanvermindering voor oudere werknemers opgenomen vanaf 50 jaar, of die aansluitend op een stelsel van halftijdse loopbaanvermindering opgenomen vanaf 50 jaar, op volledig brugpensioen worden gesteld, wordt het bruto referteloon voor de bepaling van de aanvullende vergoeding ten laste van de werkgever, onverminderd de modaliteiten bepaald door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, berekend op basis van voltijdse prestaties.

Arbeidsherverdelende maatregelen

Art. 10.Tijdskrediet In het kader van het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking wordt in aanvulling van de bepalingen voorzien in de collectieve Arbeidsovereenkomst nr. 77bis gesloten in de Nationale arbeidsraad op 19 december 2001, het volgende overeengekomen voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst : § 1. Het recht op tijdskrediet, als voorzien in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt overeenkomstig het nationaal akkoord 2003-2004, gesloten op 26 februari 2003 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid uitgebreid tot een duur van maximum vijf jaar over de gehele loopbaan.

Tijdens het eerste jaar dient de uitoefening van dit recht op tijdskrediet, overeenkomstig voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, te gebeuren per minimumperiode van drie maanden.

Behoudens andere afspraken op het vlak van de onderneming dienen, van het tweede tot en met het vijfde jaar, de volgende cumulatieve voorwaarden nageleefd te worden : - het tijdskrediet moet uitgeoefend worden per periode van één jaar; - de anciënniteitsvoorwaarden zijn die voorzien in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis. § 2. In uitvoering van artikel 15, § 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 2001, worden de arbeiders die in het kader van het tijdskrediet hun arbeidsprestaties volledig onderbreken niet aangerekend op de drempel als bepaald in artikel 15, § 1 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis. § 3. Rekening houdend met de voorwaarden voorzien in de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, heeft de arbeider die een halftijds tijdskrediet aanvangt, vanaf 50 jaar of meer, recht op een bestaanszekerheidsvergoeding ten laste van de werkgever. De vergoeding bedraagt 49,58 EUR per maand en wordt betaald tot op het ogenblik van het opnemen van het brugpensioen of indien geen brugpensioen wordt opgenomen, tot op het ogenblik van het opnemen van rustpensioen.

Deze regeling geldt ook voor de arbeiders die zich op 31 december 2001 bevinden in een systeem van halftijdse loopbaanonderbreking als bepaald in de artikelen 9 en 10 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1999 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, houdende de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg. § 4. De ondernemingsraad of, bij ontstentenis, de syndicale afvaardiging wordt ingelicht over de beslissing van de werkgever om al dan niet tot vervanging over te gaan.

Art. 11.Voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de mogelijkheid tot deeltijdse arbeid voorzien in een 4/5de regeling op voorwaarde dat het organiseerbaar is. Bij weigering zal de werkgever de redenen meedelen aan de syndicale delegatie.

Dienstjarenbeloning

Art. 12.Dienstjarenpremie De jaarlijkse dienstjarenpremie toegekend aan de arbeiders die in de onderneming een anciënniteit van tenminste drie jaar en maximum 15 jaar kennen, is als volgt samengesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor het berekenen van de anciënniteit geldt de datum van de verjaardag van de indiensttreding in de onderneming. De dienstjarenpremie wordt betaald tijdens de maand welke volgt op die waarin de verjaardag van de indiensttreding zich voordoet. Zij is niet gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Art. 13.Anciënniteitsverlof Vanaf 1 januari 2004 wordt één bijkomende betaalde dag anciënniteitsverlof toegekend aan de arbeiders die in de onderneming een anciënniteit van ten minste 25 jaar hebben.

Het anciënniteitsverlof wordt hierdoor vanaf 1 januari 2004 als volgt bepaald : jaarlijks één betaalde dag anciënniteitsverlof voor de arbeiders die in de onderneming een anciënniteit van ten minste 10 jaar hebben; een tweede betaalde dag anciënniteitsverlof wordt jaarlijks toegekend aan de arbeiders die in de onderneming een anciënniteit van ten minste 15 jaar hebben; een derde betaalde dag anciënniteitsverlof wordt jaarlijks toegekend aan de arbeiders die in de onderneming een anciënniteit van ten minste 20 jaar hebben en een vierde betaalde dag anciënniteitsverlof wordt jaarlijks toegekend aan de arbeiders die in de onderneming een anciënniteit van ten minste 25 jaar hebben (in totaal maximum vier dagen per kalenderjaar).

Art. 14.Behoud anciënniteitsverlofdagen bij overgang voltijds naar deeltijds arbeidsregime.

Vanaf 1 januari 2004 behoudt een arbeider die overgaat van een voltijds naar een deeltijds arbeidsregime het aantal anciënniteitsverlofdagen zoals hij die heeft opgebouwd in zijn voltijds arbeidsregime. De verdere opbouw van het aantal anciënniteitsverlofdagen als bepaald in artikel 13 van deze collectieve arbeidsovereenkomst gebeurt rekening houdend met de tewerkstellingsbreuk op het ogenblik van de toekenning van de volgende anciënniteitsverlofdagen.

Eventuele betere regelingen op ondernemingsvlak blijven bestaan.

Stress op het werk

Art. 15.Het onderwerp « stress op het werk » zal in een werkgroep besproken worden.

Verlenging van de vorige overeenkomsten

Art. 16.Alle bepalingen van de vorige overeenkomsten die niet éénmalig werden toegekend en die door deze collectieve arbeidsovereenkomsten niet worden gewijzigd of afgeschaft, worden voor de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst verlengd.

Sociale vrede

Art. 17.De sociale vrede wordt gewaarborgd voor de ganse duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Geldigheidsduur

Art. 18.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten voor een bepaalde duur van 2 jaar lopende van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2004, met uitzondering van artikel 4 dat gesloten is voor onbepaalde duur.

Dit laatste kan door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden en dit ten vroegste vanaf 30 september 2004. De poststempel geldt als bewijs.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 maart 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^