gepubliceerd op 26 april 2000
Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van de premieregeling, de productiequotaregeling en de toekenning van de specifieke steun aan de telersverenigingen in de sector ruwe tabak
16 MAART 2000. - Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van de premieregeling, de productiequotaregeling en de toekenning van de specifieke steun aan de telersverenigingen in de sector ruwe tabak
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, 1ste §, 1°, laatst gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999;
Gelet op de verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak, laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 660/1999 van de Raad van 22 maart 1999;
Gelet op de verordening (EG) nr. 2848/98 van de Commissie van 22 december 1998 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad ten aanzien van de premieregeling, de productiequota en de aan de telersvereniging toe te kennen steun in de sector ruwe tabak, laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2637/1999 van de Commissie van 14 december 1999;
Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1994 houdende oprichting, organisatie en vastlegging van de personeelsformatie van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;
Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de uitvoering van de quotaregeling voor de oogsten 1995, 1996 en 1997 en voor de toepassing van de premieregeling in de sector ruwe tabak, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juni 1999;
Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid die voortvloeit uit de verplichting zonder uitstel passende nationale maatregelen te nemen voor de uitvoering van de verordeningen van de Raad en van de Commissie, zoals vermeld in de aanhef;
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder: "DG2" : het Bestuur voor het Landbouwbeleid van het Ministerie van Middenstand en Landbouw; "DG3" : het Bestuur voor het Landbouwproductiebeheer van het Ministerie van Middenstand en Landbouw; "DG4" : het Bestuur voor de Kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige sector van het Ministerie van Middenstand en Landbouw; "de Minister »: de Minister van Landbouw en Middenstand; "de verordening »: verordening (EG) nr. 2848/98 van de Commissie van 22 december 1998.
Art. 2.DG2 wordt belast met het overmaken aan de Commissie van de mededelingen in het kader van artikel 54 van de verordening. DG2 ziet, in samenwerking met DG3, toe op de erkenning van de telersverenigingen.
In toepassing van de verordening wordt DG3 belast met het verdelen van de productiequotumattesten over de telers, het registreren van de teeltcontracten, de uitvoering van de administratieve kruiscontroles, de uitbetaling van de premies en de voorschotten daarop en alle andere werkzaamheden die met de uitvoering van deze regelingen gepaard gaan.
DG4 is belast met de uitvoering van de controles ter plaatse, de controles op de levering van tabaksbladeren, de controles in het stadium van de eerste bewerking en de verpakking van tabak en de controle op de erkenning van de bedrijven van eerste bewerking.
I. Telersverenigingen
Art. 3.De Minister erkent de telersverenigingen die daartoe bij DG2 een verzoek indienen. De telersverenigingen moeten aan de voorwaarden van artikel 3 van de verordening voldoen.
Art. 4.Iedere telersvereniging moet uit tenminste 10 leden bestaan en over quotumattesten beschikken voor een totale hoeveelheid in ton die minstens gelijk is aan 10 % van de nationale garantiedrempel.
Art. 5.De erkenning van een telersvereniging wordt door de Minister ingetrokken wanneer één of meerdere punten vermeld in artikel 6, lid 1, van de verordening worden vastgesteld.
Art. 6.De specifieke steun die aan de telersvereniging is uitgekeerd op of na de datum van intrekking van de erkenning, wordt teruggevorderd, verhoogd van rechtswege met rente tegen de wettelijke rentevoet over de periode die begint op de dag van de uitkering van de specifieke steun en eindigt op de dag van teruggave. Dit totale bedrag wordt aan DG3 gestort.
II. Bedrijven voor eerste bewerking
Art. 7.De Minister erkent de bedrijven voor eerste bewerking die daartoe een aanvraag hebben ingediend bij DG4.
Art. 8.Om erkend te worden moeten de bedrijven voor eerste bewerking aan de definitie van artikel 6, lid 2 van Verordening (EEG) nr. 2075/92 en aan de hierna volgende voorwaarden voldoen : 1° Het bedrijf van eerste bewerking moet de ruwe tabaksbladeren tot niet aan bederf onderhevige tabak bewerken en conditioneren in homogene partijen en verpakkingen die aan de wensen van de tabaksnijverheid beantwoorden.De verpakking is verplicht tot bij de levering aan de eindgebruiker. 2° Het bedrijf van eerste bewerking moet over de nodige installaties beschikken om de verrichtingen beschreven onder 1° tot een goed einde te brengen.Het bedrijf moet met name beschikken over: - ingerichte lokalen, op een passende oppervlakte en met een voldoende volume om de toegang, de opslag, het verkeer en de behandeling van de tabak die er is opgeslagen, onafhankelijk van alle omstandigheden of werkzaamheden te waarborgen; - behandelingsapparatuur voor de partijen tabaksbladeren of verpakte tabak; - een door de metrologische dienst van het Ministerie van Economische Zaken erkende weegapparatuur; - bewerkingsapparatuur, om de tabaksbladeren naargelang de aard van bewerking om te zetten tot een stabiel product dat kan verpakt worden.
Het verouderingsprocédé wordt als een eerste bewerking beschouwd. 3° In het bedrijf van eerste bewerking moeten de partijen tabak van verschillende oorsprong en variëteit, en in het bijzonder communautaire tabak en tabak uit derde landen, duidelijk gescheiden en goed identificeerbaar worden opgeslagen.4° Bedrijven van eerste bewerking moeten een voorraadboekhouding voeren waarin dagelijks de hoeveelheden ingeslagen onbewerkte tabak, de bewerkte, de verpakte, de in voorraad en verzonden hoeveelheden tabak worden aangegeven.Op elk ogenblik moet elke hoeveelheid tabak die in de voorraadboekhouding is opgenomen fysiek kunnen aangeduid worden.
Art. 9.Overeenkomstig de verordening wordt de erkenning van een bedrijf voor eerste bewerking door de Minister ingetrokken wanneer het bedrijf niet langer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet of wanneer het bepaalde in artikel 53 van de verordening wordt vastgesteld.
III. Productiegebieden
Art. 10.De Minister bakent, binnen de in de bijlage II van de verordening aangegeven productiegebieden, kleinere productiegebieden af.
IV. Teeltcontract
Art. 11.DG3 registreert de teeltcontracten overeenkomstig artikel 10, lid 2 en lid 4 van de verordening.
Art. 12.Het in artikel 12 van de verordening bedoelde veilingsysteem is voor alle in België ondertekende teeltcontracten niet van toepassing. Wanneer ten minste één van de betrokken partijen daartoe het verzoek indient, kan de Minister vóór 31 januari van het jaar van de oogst hierop afwijken.
V. Uitbetaling van premies en voorschotten
Art. 13.Het procentuele aandeel van het variabele gedeelte van de premie in de totale premie zoals aangegeven in de bijlage V van de verordening is van toepassing.
Art. 14.Om te voorkomen dat op 15 april nog niet aan een bewerkingsbedrijf geleverde tabak kan worden aangegeven als van de volgende oogst afkomstige tabak, gaat DG4 na of de hoeveelheid door een producent geleverde tabak op redelijke wijze overeenkomt met de theoretisch te leveren hoeveelheid op basis van het geplante areaal en het gemiddelde rendement van de variëteit in het betrokken jaar.
Indien een afwijking wordt vastgesteld, stelt DG4 een onderzoek in.
Art. 15.De voorschotten op de premies en de premies worden uitbetaald door DG3.
Art. 16.De aanvraag van een premievoorschot wordt door de producent bij DG3 ingediend. Deze aanvraag moet vergezeld zijn van een schriftelijke verklaring van de producent met vermelding van de van de betrokken oogst afkomstige hoeveelheden tabak die hij kan leveren en van de verwijzing naar zijn quotumattest en het door hem gesloten teeltcontract. De uiterste datum voor het indienen van de aanvraag is 31 december van het jaar van de oogst.
Art. 17.Indien het voorschot aan een telersvereniging wordt uitbetaald, moet dit voorschot binnen de 30 dagen na ontvangst aan de rechthebbende leden uitgekeerd worden. In geval het voorschot niet wordt betaald aan de leden, moet de telersvereniging het terugbetalen aan DG3 binnen de 30 dagen. Bij overschrijding van deze termijn is op het resterende bedrag rente van rechtswege verschuldigd tegen de wettelijke rentevoet, te rekenen vanaf de dag van ontvangst van het voorschot. Deze rente wordt aan DG3 gestort.
Art. 18.Het controleattest op basis waarvan overeenkomstig artikel 19, lid 7, 2de alinea van de verordening, de zekerheid kan worden vrijgegeven, kan worden opgesteld op basis van de leveringen van één week.
VI. Productiequota
Art. 19.In toepassing van artikel 9, lid 3 van verordening (EEG) nr. 2075/92 en artikel 22, lid 2 van de verordening wordt het aan België toegekende quotum rechtstreeks over de producenten verdeeld.
Art. 20.Tegen uiterlijk de in artikel 22, lid 3 van de verordening vastgestelde datum van de betrokken oogst bezorgt DG3 de productiequotumattesten aan de producenten.
Art. 21.In toepassing van artikel 27, lid 4 van de verordening wordt onder een abnormaal lage productie ten gevolge van uitzonderlijke omstandigheden verstaan: een abnormaal lage productie ten gevolge van hagel, langdurige wateroverlast, storm, een windhoos, brand of ziekte.
In dit geval wordt het productiequotumattest, op verzoek van de houder ervan, opgesteld op basis van een voor die oogst aangepaste hoeveelheid ruwe tabak. Deze hoeveelheid is gelijk aan de werkelijk bekomen productie op het niet beschadigde areaal, verhoogd met het product van het gemiddelde rendement (kg/ha) van die oogst in België voor de betrokken variëteit op bedrijven zonder schade en het areaal (ha) waarop de schade officieel werd vastgesteld. Deze hoeveelheid mag evenwel niet groter zijn dan de hoeveelheid die is ingeschreven op de productiequotumattesten die aan de teler voor de betrokken oogst werden toegekend.
Art. 22.Wanneer voor een oogst de voor een soortengroep vastgestelde garantiedrempel hoger is dan voor de vorige oogst, wordt de hoeveelheid boven de laatstgenoemde garantiedrempel bij voorrang toegekend aan de producenten voor wie de op hun quotumattest vermelde hoeveelheden voor een andere soortengroep ten opzichte van de voorgaande oogst zijn verlaagd.
VII. Nationale quotumreserve
Art. 23.Een nationale reserve van quota voor de dark air cured-tabak en voor de light air cured-tabak wordt samengesteld door een lineaire verlaging van alle aan de producenten toegekende quota met 2 % van de garantiedrempel voor de soortengroep.
Art. 24.De nationale reserve wordt voor elke soortengroep op basis van de volgende criteria over de producenten en aspirantproducenten verdeeld : 1° Aspirant-producenten krijgen, op basis van een ontwerp van teeltcontract met een bewerkingsbedrijf, bij voorkeur een productiequotum toegewezen, tot ten hoogste het gemiddelde productiequotum per producent in België in het jaar van de betrokken oogst.De reserve wordt evenredig over het aantal aspirant-producenten verdeeld. 2° De nog overblijvende hoeveelheden worden, op basis van een ontwerp van teeltcontract met een bewerkingsbedrijf, op evenredige wijze toegewezen aan producenten die reeds over een productiequotum beschikken.
Art. 25.Producenten en aspirantproducenten moeten hun aanvraag tot het verhogen respectievelijk het bekomen van een productiequotum ten laatste 30 dagen na de in artikel 22, lid 3 van de verordening vastgestelde datum bij DG3 indienen.
Art. 26.Voor de toepassing van artikel 31, lid 4 van de verordening worden de bloedverwanten in de tweede graad beschouwd als leden van een gezin die gezamenlijk een tabaksproducerend bedrijf uitbaten of uitgebaat hebben. Zij moeten de afgifte van één quotumattest aanvragen op basis van de gecumuleerde hoeveelheden waarop zij recht hebben.
Art. 27.De producenten mogen hun rechten op een productiequotumattest voor een bepaalde soortengroep ruilen voor rechten voor een andere soortengroep. Het verzoek daartoe moet binnen de 30 dagen volgend op de in artikel 22, lid 3 van de verordening bepaalde datum bij DG3 worden ingediend.
Art. 28.Iedere aanvraag voor tijdelijke of definitieve afstand zoals bepaald in artikel 30 van de verordening moet vóór de uiterste datum voor het afsluiten van de teeltcontracten schriftelijk gemeld worden bij DG3.
VIII. Andere bepalingen
Art. 29.DG3 legt een databank aan waarin voor elk bewerkingsbedrijf, elke producent en elke telersvereniging de gegevens voor de identificatie van hun vestigingen of hun bedrijven, de quota of de hoeveelheden op de hun toegewezen productiequotumattesten en alle andere dienstige gegevens voor de controle op de quotaregeling worden opgenomen.
Art. 30.DG3 gaat, in toepassing van artikel 38, lid 4 van de verordening, na of alle producenten van een kleiner productiegebied schriftelijk op de hoogte werden gesteld van het voor het sluiten van teeltcontracten gebruikte productiequotum.
Art. 31.DG3 ziet erop toe dat de verdeling van de quota over de leden van een producentengroepering geschiedt conform hoofdstuk I van titel V van de verordening.
IX. Specifieke steun
Art. 32.Op verzoek van de telersvereniging betaalt DG3 een voorschot op de specifieke steun. Alvorens het voorschot op de specifieke steun wordt uitbetaald, moet de telersvereniging : - aan de in artikel 42 van de verordening gestelde voorwaarden voldoen en - de verwijzing naar de leveringsgetuigschriften en het bewijs van betaling van de in artikel 9, lid 3, i) van de verordening bedoelde aankoopprijs bij de aanvraag van het voorschot overmaken aan DG3.
X. Sancties en slotbepalingen
Art. 33.Overtredingen van dit besluit, van de verordening (EEG) nr. 2075/92 van de Raad en van de verordening (EG) nr. 2848/98 van de Commissie worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
Art. 34.Voor de toepassing van de verordening kan de Minister bijkomende bepalingen vaststellen.
Art. 35.Het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de uitvoering van de quotaregeling voor de oogsten 1995, 1996, 1997 en 1998 en voor toepassing van de premieregeling in de sector ruwe tabak wordt opgeheven vanaf de oogst 1999.
Art. 36.Dit besluit is van toepassing vanaf de oogst 1999.
Art. 37.Onze Minister van Landbouw en Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 maart 2000.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS