gepubliceerd op 30 januari 2025
Koninklijk besluit betreffende de oprichting van het Centrum voor Risicoanalyse van Klimaatverandering
16 JANUARI 2025. - Koninklijk besluit betreffende de oprichting van het Centrum voor Risicoanalyse van Klimaatverandering
VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb ter ondertekening voor te leggen aan Uwe Majesteit, beoogt de juridische verankering te verzekeren van het Centrum voor Risicoanalyse van Klimaatverandering, dat werd gecreëerd binnen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
Het Centrum vindt haar basis in de beslissing van de Ministerraad van 20 oktober 2021.
Het IPCC benadrukte in het rapport van de tweede werkgroep over de gevolgen van, aanpassing aan en kwetsbaarheid voor klimaatverandering (2022) dat de gevolgen en risico's van klimaatverandering steeds complexer en moeilijker te beheersen worden.Er zullen zich meerdere klimaatgevaren tegelijk voordoen en er zal een wisselwerking zijn tussen meerdere klimatologische en niet-klimatologische risico's, waardoor het algemene risico, en de risico's over sectoren en regio's heen, toenemen. Sommige reacties op klimaatverandering leiden tot nieuwe gevolgen en risico's.
Op nationaal niveau beschikt België sinds 1 december 2021 over een Nationale Veiligheidsstrategie, gericht op de ontwikkeling van een echte cultuur van veiligheid en weerbaarheid op lange termijn. Deze geïntegreerde veiligheidsstrategie omvat en definieert de vitale belangen van België. In totaal worden zes van deze vitale belangen benoemd, waaronder het leefmilieu als gevolg van de verstoring door de klimaatverandering, het verlies aan biodiversiteit en biomassa en de druk van de menselijke activiteit op het milieu. Deze globale crisis bedreigt de Belgische samenleving in haar geheel en heeft een multiplicatoreffect op andere fenomenen zoals armoede, conflicten en migratie. Deze crisis brengt ook hoge menselijke, sociale en economische kosten met zich mee.
In een dergelijke context moet de Nationale Veiligheidsraad over een complexe en multidisciplinaire risicoanalyse kunnen beschikken met een middellange tot lange termijn perspectief en voor heel België.
Het Centrum heeft aldus als doel bij te dragen tot een versterkte weerbaarheid van ons land specifiek in het licht de klimaatverandering en bij uitbreiding alle planetaire grenzen.
De oprichting van het Centrum ligt eveneens in de lijn van de verwezenlijking van de doelstellingen van het Sendaï Framework for Disaster Risk Reduction 2015-2030, een programma van de Verenigde Naties dat, in 2015, door België werd goedgekeurd.
Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden streeft de federale overheid de doelstellingen na van een duurzame ontwikkeling, in zijn sociale, economische en milieudimensie, rekening houdend met de solidariteit tussen de generaties.
De kennis, in dit opzicht, evolueert en neemt onophoudelijk toe, zodat enkel een multidisciplinaire en autonome benadering nuttige informatie ten voordele van de te nemen beslissingen kan garanderen. De inoverwegingneming van de klimaatverandering, zijn sociale, ecologische, gezondheids- financiële en economische gevolgen, maar eveneens dergelijke gevolgen voor wat betreft andere planetaire grenzen, moet toelaten geïnformeerde beleidskeuzes te maken.
Het is in die optiek van versterking van de weerbaarheid van ons land en ondersteuning van de besluitvorming dat de oprichting van een Centrum wordt geplaatst.
Inleiding De doelstelling van het Centrum bestaat erin bij te dragen tot de verbetering van de weerbaarheid van de Belgische samenleving door complexe risicoanalyses ter beschikking te stellen van de Nationale Veiligheidsraad met betrekking tot de gevolgen op de middellange tot lange termijn van de klimaatverandering, en bij uitbreiding alle planetaire grenzen. Op basis hiervan zal het Centrum ook niet bindende aanbevelingen publiceren. De door het Centrum uitgevoerde complexe risicoanalyses worden gedaan op basis van een beoordeling van de verschillende determinanten van een risico, met name de schokken, de blootstelling en de kwetsbaarheid. Daarnaast zal het Centrum deze analyse bekijken in het licht van het gevoerde beleid.
Daartoe, wordt binnen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een Centrum opgericht dat zijn opdrachten uitvoert op onafhankelijke wijze ten opzichte van de FOD. Deze integratie in de FOD zal het Centrum in staat stellen om te genieten van de continuïteit van de openbare dienst.
Om op onafhankelijke en objectieve wijze risicobeoordelingen en aanbevelingen te kunnen formuleren, moet het zijn opdrachten in volledige onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen uitvoeren.
Om het Centrum te ondersteunen bij de uitvoering van zijn opdrachten zal een Stuurcomité met vertegenwoordigers van instellingen die een expertise hebben ontwikkeld en de uitdagingen waarvoor België staat begrijpen, het Centrum adviseren.
Het Centrum zal, evenwel, niet betrokken zijn bij het operationeel beheer van crisissen.
Inhoud van het besluit Het besluit is onderverdeeld in vijf titels.
Titel I bevat algemene bepalingen. Het betreft, met name, definities.
Deze definities zijn noodzakelijk voor een goed begrip van de tekst en, in het bijzonder, voor een goed begrip van de aan het Centrum toevertrouwde opdrachten.
Het begrip « risico » wordt gedefinieerd als de mogelijkheid op nefaste gevolgen voor de menselijke of ecologische systemen teweeggebracht door klimaatverandering en bij uitbreiding de benadering of overschrijding van een of meerdere planetaire grenzen.
Er wordt verduidelijkt dat die gevolgen het resultaat zijn van een dynamische interactie tussen een schok (gevaar/onzekerheid), de blootstelling van een systeem aan die schok en de kwetsbaarheid van dit systeem voor die schok. Die interactie kan in de tijd en ruimte evolueren, naargelang de sociaaleconomische context of de oplossingen die preventief worden geboden, of zij nu politiek, economisch of maatschappelijk in aard zijn. Een risico kan eveneens voortvloeien uit een ongepast antwoord gegeven door de maatschappij of door de autoriteiten bij de benadering of overschrijding van een planetaire grens.
De term "planetaire grenzen" is geïnspireerd op de definitie die het Stockholm Resilience Center (SRC - een internationaal onderzoekscentrum over de veerkracht en duurzaamheid, gesticht in 2007) daaraan geeft.De definitie is aldus niet het gevolg van een wetenschappelijke schrijfcyclus of een bekrachtiging door een intergouvernementeel orgaan.
Het SRC omschrijft de planetaire grenzen als wetenschappelijk gedefinieerde kwantitatieve en/of kwalitatieve grenzen binnen dewelke de mensheid zich zonder gevaar, en op een duurzame en veerkrachtige manier voor de toekomstige generaties, kan blijven ontwikkelen en ontplooien. De onderliggende gedachte is dat de overschrijding van die grenzen de kans op grootschalige, bruuske en onomkeerbare klimaat-en milieuveranderingen doet toenemen.
Het SRC identificeert 9 planetaire grenzen, zijnde: klimaatverandering, verlies van biodiversiteit, veranderingen in landgebruik, chemische vervuiling, verstoring van de biochemische cycli van stikstof en fosfor, verzuring van de oceanen, atmosferische aerosolen, aantasting van de ozonlaag en watergebruik.
De beoordeling van risico's vereist een gedetailleerde beschouwing van alle risicoaspecten (schok, kwetsbaarheid en blootstelling), en van de mogelijke interacties tussen het gevoerde beleid en één of meerdere determinanten. Ook de interactie tussen meerdere risico's (over de sectoren heen) en van mogelijke cascade-effecten is relevant om in acht te nemen. Bij de beoordeling van risico's moet op verschillende ruimtelijke schalen (lokaal, nationaal, mondiaal) en verschillende tijdschalen worden gewerkt en de wisselwerking met maatschappelijke en/of beleidskeuzes in acht genomen worden.
Het tweede hoofdstuk van titel I behandelt de oprichting van het Centrum. Er wordt, op die plaats, verduidelijkt dat het Centrum wordt opgericht binnen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, als ook dat het Centrum zijn opdrachten op een onafhankelijke wijze uitvoert.
Men specificeert dat de kosten van het Centrum worden opgenomen binnen de begroting van de FOD voorziene kredieten.
Het laatste hoofdstuk van deze algemene titel behandelen de doelstelling en de opdrachten van het Centrum.
Om bij te dragen tot de verbetering van de weerbaarheid van de Belgische samenleving, zal het Centrum complexe risicoanalyses op de middellange en lange termijn ter beschikking stellen van de Nationale Veiligheidsraad met betrekking tot de klimaatverandering, en bij uitbreiding alle planetaire grenzen. Op basis hiervan zal het Centrum ook niet bindende aanbevelingen publiceren.
De complexe analyses van het Centrum doen geen afbreuk aan de algemene risicobeoordeling die wordt uitgevoerd door het Nationaal Crisiscentrum overeenkomstig artikel 6, lid 1 van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming.
In de voorbereidende fase van de operationalisering van het Centrum is reeds overleg gepleegd met het Crisiscentrum teneinde de complementariteit te verzekeren. De dialoog wordt bestendigd via onder meer het Stuurcomité (zie verder).
Concreet zal het Centrum worden belast met: - Het analyseren en beoordelen van alle determinanten van risico (schok, kwetsbaarheid, blootstelling) - Het koppelen ervan aan alle aspecten van het beleid; - Het doen van voorstellen voor de versterking van het beleid in België om de weerbaarheid van ons land en onze samenleving te vergroten Titel II behandelt vervolgens de samenstelling van het Centrum. Die bestaat uit een directeur, adjunct-directeur, interne experten en administratief personeel. Het betreft daar personeel van de FOD dat, op een permanente wijze, aan het Centrum is verbonden.
Wat betreft de directeur en de adjunct-directeur, beschrijven verschillende artikelen een aantal van hun taken.
De directeur en zijn adjunct moeten waken over de effectieve uitvoering van de opdrachten van het Centrum.
Omwille van zijn expertiseopdracht, is het noodzakelijk dat het Centrum kan beschikken over een bepaald aantal interne experten. Het gaat hier om personeelsleden die zich kunnen beroepen op bewezen competenties in verschillende materies die het Centrum moet beoordelen.
Om de goede werking van het Centrum te verzekeren, zullen de directeurs en de interne experten worden bijgestaan door administratief personeel.
Titel III behandelt de creatie, samenstelling en werking van het Stuurcomité. Dit Stuurcomité moet het Centrum in staat stellen zich in te passen in het bestaande institutionele landschap en dubbel werk te vermijden.
Het Stuurcomité heeft als opdracht om het Centrum te adviseren over zijn werkprogramma, het Centrum te ondersteunen door aanpassingen voor te stellen om de uitvoering van zijn taken te verbeteren en de overdracht van informatie tussen de verschillende organisaties die opgenoemd zijn te vergemakkelijken.
De samenstelling van dit Stuurcomité maakt het voorwerp uit van verschillende bepalingen.
Artikel 15 beoogt om via de samenstelling van het Stuurcomité de beschikbare ervaring en expertise van bestaande instellingen met betrekking tot één of meerdere deelaspecten van een risico (schok, kwetsbaarheid, blootstelling) in verschillende sectoren van onze samenleving te verzamelen. Er wordt eveneens voorzien dat men bij de samenstelling van het Stuurcomité rekening houdt met taal- en genderevenwichten.
Teneinde de dialoog met de gewesten te verzekeren, zal een vertegenwoordiger van elke gewest permanent worden uitgenodigd tot het Stuurcomité.
Artikel 16 gaat over de duur van het mandaat van de leden van het Stuurcomité. De duur van het mandaat wordt vastgelegd op vier jaar.
Het kan, echter, voorvallen dat een lid zijn mandaat op een vroegtijdig wijze moet beëindigen. Dit moet, niettemin, uitzonderlijk zijn. Dientengevolge worden twee gevallen van automatisch einde voorzien. De eerste is het verlies, door het lid, van de hoedanigheid krachtens dewelke hij werd aangewezen; wanneer zij veranderen van aanstelling binnen hun instelling of de instelling verlaten die hen heeft gemandateerd, of wanneer de instelling de persoon in kwestie wenst te vervangen. Het tweede geval is dat van een lid dat niet langer in staat is zijn mandaat te vervullen.
Hoofdstuk 3 regelt de werking van het Stuurcomité. Artikel 17 bepaalt dat het Comité binnen zes maanden na zijn oprichting een huishoudelijk reglement opstelt en een voorzitter kiest uit diens midden.
Verdere modaliteiten kan het Comité zelf bepalen in zijn huishoudelijk reglement. Wel moet het Comité minstens twee maal per jaar samenkomen.
Tevens moet het huishoudelijk reglement bepalen welke de antwoordtermijn is voor het uitbrengen van een advies, bijvoorbeeld.
Hoofdstuk 4 heeft betrekking op de vertrouwelijkheid. De personen die bij de werkzaamheden van het Centrum betrokken zijn, zijn gebonden door een discretieplicht. Dit hoofdstuk heeft als doel om te verhinderen dat informatie over de werking van een organisatie, bijvoorbeeld het Nationaal Crisiscentrum, publiek wordt gedeeld. Deze plicht doet echter geen afbreuk aan de plicht van de leden van het Stuurcomité om verantwoording af te leggen over hun mandaat binnen hun eigen organisatie.
De vierde titel behandelt de werking van het Centrum. Het bevat bepalingen omtrent zijn werkprogramma en de tussenkomst van de Minister. In dit opzicht, is de bevoegdheid van de Minister afgebakend om te vermijden dat deze, door de tussenkomsten, de onafhankelijke uitvoering van de opdrachten van het Centrum uitholt.
Artikel 19 voorziet, aldus, dat het Centrum een werkprogramma uitwerkt dat de algemene thema's opneemt waarvoor het risicoanalyses zal uitvoeren en aanbevelingen zal formuleren. De duur van het werkprogramma is vastgesteld op 3 jaar. Om toe te laten dit programma aan te passen aan de politieke prioriteiten van het ogenblik, kan de Minister het Centrum verzoeken om zijn ontwerp werkprogramma te herzien of te wijzigen.
Om de inertie van het Centrum te voorkomen, wordt voorzien dat het programma, bij gebrek aan beslissing van de Minister, van rechtswege wordt goedgekeurd. De maatschappelijke en wetenschappelijke geldigheid van het programma zal, bovendien, worden verzekerd door het feit dat het voorafgaandelijk wordt voorgelegd aan het Stuurcomité, en het Coördinatiecomité Inlichtingen en Veiligheid (CCIV).
Daarnaast lijkt het nuttig om het Centrum te kunnen belasten met punctuele opdrachten. Artikel 20 voorziet, in dit opzicht, het soort opdrachten en de twee instanties die het Centrum kunnen vorderen. Het bepaalt, eveneens, onder welke voorwaarden het Centrum geen gevolg kan geven aan deze aanvragen. Daarenboven voorziet paragraaf 2 van dit artikel een bevoegdheid voor het Stuurcomité om aan het Centrum te suggereren om bepaalde analyses uit te voeren en aanbevelingen te formuleren. Deze kunnen, echter, de verwezenlijking van de opdrachten waarmee het Centrum is belast niet in gevaar brengen.
Artikel 21 organiseert de openbaarheid die wordt gegarandeerd aan de aanbevelingen uitgebracht door het Centrum. Deze worden meegedeeld aan de Minister en de Nationale Veiligheidsraad. Vermits deze aanbevelingen ruimer de volledige bevolking aanbelangen, is eveneens een bekendmaking op de website van het Centrum voorzien.
De samenstelling van het Centrum moet het, in principe, in staat stellen zijn opdrachten tot een goed einde te brengen. Het Centrum kan er, echter, worden toe genoodzaakt om voor de realisatie van punctuele opdrachten of studies een beroep te doen op externe experten. Artikel 22 herinnert, in het algemeen, aan deze beginselen en bepaalt dat de daaraan verbonden kosten door de FOD zullen worden gedragen.
Artikel 23 bepaalt dat het Centrum een jaarverslag opstelt dat de aanbevelingen weergeeft die het heeft uitgebracht tijdens het afgelopen jaar. In dit opzicht, onderhouden de verantwoordelijken van het Centrum zich met de bevoegde minister om de gedane tenuitvoerlegging te beoordelen.
Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal, Z. KHATTABI
16 JANUARI 2025. - Koninklijk besluit betreffende de oprichting van het Centrum voor Risicoanalyse van Klimaatverandering FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de Grondwet, de artikelen 37 et 107;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 19 april 2024 ;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 26 april 2024;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 8 mei 2024 ;
Gelet op het protocol nr 2024/01 van 7 augustus 2024 van het Sectorcomité XII, `Volksgezondheid';
Gelet op advies 77.044/16 van de Raad van State, gegeven op 2 oktober 2024;
Op de voordracht van de Minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1.Voor het huidig besluit verstaat men onder: 1° Minister: de minister die het milieu en de minister die het klimaat onder zijn bevoegdheden heeft;2° FOD: de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;3° Risico: de mogelijkheid van nefaste gevolgen voor menselijke of ecologische systemen, rekening houdend met de diversiteit van waarden en doelstellingen die met dergelijke systemen samenhangen.In de context van klimaatverandering, en bij uitbreiding alle planetaire grenzen, kunnen risico's voortvloeien uit zowel de mogelijke gevolgen van klimaatverandering of de andere planetaire grenzen, als de menselijke reacties hierop. Relevante negatieve gevolgen zijn onder meer die op levens, bestaansmiddelen, gezondheid en welzijn, economische, sociale en culturele activa en investeringen, infrastructuur, diensten (inclusief ecosysteemdiensten), ecosystemen en soorten. De risico's vloeien voort uit dynamische interacties tussen gevaren en de blootstelling en kwetsbaarheid van het getroffen menselijke of ecologische systeem voor de gevaren. Gevaren, blootstelling en kwetsbaarheid kunnen elk onderhevig zijn aan onzekerheid in termen van omvang en waarschijnlijkheid van optreden, en elk van hen kan in de loop van de tijd en in de ruimte veranderen als gevolg van sociaaleconomische veranderingen en menselijke besluitvorming. Uit reacties vloeien risico's voort uit de mogelijkheid dat dergelijke reacties de beoogde doelstelling(en) niet bereiken, of uit mogelijke wisselwerkingen met, of negatieve neveneffecten op, andere maatschappelijke doelstellingen, zoals de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG's). Risico's kunnen bijvoorbeeld ontstaan door onzekerheid over de uitvoering, doeltreffendheid of resultaten van het beleid of investeringen, de ontwikkeling of toepassing van technologie en systeemovergangen; 4° Aanbevelingen: Geheel van aanbevelingen verstrekt door het Centrum;5° Stuurcomité: het Comité bedoeld in het artikel 14; HOOFDSTUK 2. - Oprichting
Art. 2.Er wordt, binnen de FOD, een Centrum voor Risicoanalyse van Klimaatverandering opgericht, hierna genaamd « het Centrum ».
Art. 3.Het Centrum voert zijn opdrachten uit op onafhankelijke wijze ten opzichte van de FOD. De kosten van het Centrum worden opgenomen binnen de begroting van de FOD voorziene kredieten.
HOOFDSTUK 3. - Doelstellingen en opdrachten
Art. 4.Het Centrum heeft als doel om bij te dragen tot de verbetering van de weerbaarheid van de Belgische samenleving door complexe risicoanalyses op de middellange en lange termijn ter beschikking te stellen met betrekking tot de klimaatverandering, en bij uitbreiding alle planetaire grenzen. Op basis hiervan publiceert het Centrum ook aanbevelingen.
De complexe analyses van het Centrum doen geen afbreuk aan de algemene risicobeoordeling die wordt uitgevoerd door het Nationaal Crisiscentrum overeenkomstig artikel 6, lid 1 van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming.
Art. 5.§ 1. Het Centrum analyseert en beoordeelt alle determinanten van risico: schok, kwetsbaarheid, blootstelling. § 2. Het Centrum koppelt die analyse aan alle aspecten van het beleid; § 3 Het Centrum formuleert op basis hiervan aanbevelingen om de weerbaarheid van ons land en onze samenleving te vergroten tegen problemen in verband met klimaatverandering en bij uitbreiding alle planetaire grenzen.
TITEL II. - SAMENSTELLING
HOOFDSTUK 1. - Samenstelling van het Centrum
Art. 6.Het Centrum is samengesteld uit een directeur, een adjunct-directeur, interne experten en administratief personeel. Deze personen vormen het personeel van het Centrum.
Zij worden bijgestaan in hun taken door het Stuurcomité.
HOOFDSTUK 2. - De directeur en de adjunct-directeur
Art. 7.De directeur van het Centrum is onder meer belast met: 1° Het superviseren van het wetenschappelijk werk en de communicatie noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging van het door de Minister gevalideerde werkprogramma en het verzekeren van de aflevering van adviezen en activiteitenverslagen;2° Het ontwikkelen van de strategische visie van het Centrum, in overleg met zijn medewerkers en het Stuurcomité;3° Het verzekeren van het operationeel en dagelijks beheer van het Centrum;4° Het uitwerken van het budget van het Centrum, binnen de limieten van de begroting, om de goede werking en doeltreffende uitvoering van de door het huidig besluit gedefinieerde opdrachten te verzekeren;5° Het gezag uitoefenen op het personeel;6° De vertegenwoordiging van het Centrum tijdens de vergaderingen van het Stuurcomité;7° De vertegenwoordiging van het Centrum bij de organen en instellingen die een link hebben met de analyse en het beheer van de risico's op Belgisch en internationaal niveau;8° De ontwikkeling en het onderhoud van een netwerk van relevante organisaties en experten in verband met de activiteiten en opdrachten van het Centrum.
Art. 8.De adjunct-directeur van het Centrum is onder meer belast met: 1° Het ondersteunen en bijstaan van de directeur van het Centrum in zijn taken;2° Het verzekeren van het operationeel en dagelijks beheer van het Centrum, in samenwerking met de directeur;3° Het ten uitvoer leggen van de verschillende prioriteiten en het coördineren van de verdeling van de door de directeur besliste taken, in samenwerking met zijn medewerkers;4° In overleg met de directeur en de medewerkers, de reflectie over de werking van het Centrum leiden;5° Het verstrekken van informatie en bijdragen tot de interne en externe aanvragen om de transparantie en doeltreffende communicatie van het Centrum te verzekeren.
Art. 9.De directeur en adjunct-directeur worden aangesteld binnen de FOD. Zij behoren tot een verschillende taalrol.
Art. 10.De directeur en adjunct-directeur garanderen de onpartijdigheid van de door het Centrum uitgebrachte adviezen.
HOOFDSTUK 3. - De interne experten
Art. 11.De directeur en de adjunct directeur worden bijgestaan door interne experten. De interne experten zijn aangesteld wegens hun competentie in de materies die verband houden met de opdrachten van het Centrum.
HOOFDSTUK 4. - Het administratief personeel
Art. 12.Het Centrum beschikt over administratief personeel belast met de bijstand van de directeur, adjunct-directeur en interne experten bij de uitvoering van hun opdrachten.
HOOFDSTUK 5. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 13.Het personeel van het Centrum, alsook de personen die voordien deze functies hebben uitgeoefend, zijn door een discretieplicht gebonden voor wat betreft de vertrouwelijke gegevens waarvan zij, omwille van hun functie, kennis hebben gekregen.
TITEL III. - HET STUURCOMITE
HOOFDSTUK 1. - Oprichting en opdrachten
Art. 14.Er wordt bij het Centrum een Stuurcomité opgericht. Het heeft als opdracht: 1° De overdracht van informatie van de verschillende organisaties die opgenoemd zijn in artikel 15 § 1.1 naar het Centrum te vergemakkelijken; 2° Adviezen op te stellen met betrekking tot de ontwerp werkprogramma's van het Centrum;3° Het Centrum ondersteunen door aanpassingen voor te stellen om de uitvoering van zijn taken te verbeteren;4° In te gaan op elk verzoek van het Centrum bij de uitoefening van zijn opdrachten; HOOFDSTUK 2. - Samenstelling
Art. 15.§ 1. Het Stuurcomité is samengesteld uit elf leden met inachtneming van de volgende voorwaarden: 1° Het bestaat uit een vertegenwoordiger en een vervanger, voor elk van de volgende organisaties: a) Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, b) het Federaal Instituut voor Duurzame Ontwikkeling c) het Federaal Planbureau;d) de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling;e) het Nationaal Crisiscentrum;f) het Directoraat-generaal Leefmilieu van de FOD;g) het Directoraat-generaal voorbereiding en Beheer van de Gezondheidscrisis van de FOD;h) de Nationale Bank van België;i) de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven;j) het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting;k) het Belgian Climate Center.2° Het Stuurcomité streeft naar een aanwezigheid van evenveel Franstalige als Nederlandstalige leden.Geen enkele aanstelling kan als gevolg hebben dat meer dan drie vijfde van de functies wordt bekleed door leden die tot dezelfde taalrol behoren.
Onverminderd de eventuele taalrol van een ambtenaar die zetelt in de hoedanigheid van lid, wordt de taalrol bepaald door de taal van het diploma krachtens hetwelk het lid is aangesteld. 3° Geen enkele aanstelling kan als gevolg hebben dat meer dan twee derde van de functies wordt bekleed door leden die tot hetzelfde geslacht behoren. § 2. Elke organisatie bedoeld in paragraaf 1, 1°, draagt twee vertegenwoordigers voor aan de minister, waarvan de één als vast lid, en de andere als vervanger zullen zetelen.
Zij waakt erover dat de twee kandidaten niet tot dezelfde taalrol behoren noch tot hetzelfde geslacht. § 3. De minister legt de lijst van de leden van het Stuurcomité vast, met inachtneming van voornoemde critéria. § 4. Een vertegenwoordiger van elk gewest wordt permanent uitgenodigd tot het Stuurcomité.
Art. 16.§ 1. De duur van het mandaat van de leden van het Stuurcomité is vastgelegd op vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. § 2. Het mandaat neemt vervroegd een einde, wanneer: 1° het lid de hoedanigheid verliest krachtens dewelke hij werd aangesteld;2° het lid in de onmogelijkheid verkeert zijn mandaat voort te zetten. § 4. Wanneer het mandaat vroegtijdig een einde neemt, wordt het lid vervangen voor de resterende duur van het mandaat.
De Minister duidt de door de betrokken organisatie voorgestelde vertegenwoordiger aan, voor zover hij beantwoordt aan de voorwaarden bepaald in het artikel 15, § 1.
HOOFDSTUK 3. - Werking van het Stuurcomité
Art. 17.§ 1. Binnen zes maanden na zijn oprichting, stelt het Stuurcomité een huishoudelijk reglement op en verkiest het bij meerderheid van stemmen een voorzitter onder zijn leden.
Het huishoudelijk reglement beschrijft de modaliteiten van de interne organisatie en de werkprocedures van het Stuurcomité.
Het bepaalt, minstens, de frequentie van de vergaderingen, de manier waarop over adviezen wordt gestemd, evenals de maximumtermijn voor het reageren op verzoeken om advies.
Het Stuurcomité deelt zijn adviezen mee aan de directeur van het Centrum. § 2. Onverminderd paragraaf 1, tweede en derde lid, wordt overeengekomen dat : - het Stuurcomité ten minste tweemaal per jaar bijeenkomt; - het secretariaat van het Stuurcomité wordt verzorgd door het Centrum;
HOOFDSTUK 4. - Discretieplicht
Art. 18.Onverminderd hun plicht om verantwoording af te leggen over de uitvoering van hun mandaat, zijn de leden van het Stuurcomité door een discretieplicht gebonden wat betreft de vertrouwelijke gegevens waarvan zij kennis hebben gekregen.
TITEL IV. - WERKING VAN HET CENTRUM
Art. 19.§ 1. Het Centrum werkt een werkprogramma uit dat de algemene thema's opneemt waarvoor het in het kader van zijn opdrachten voorziene risicoanalyses uitwerkt en aanbevelingen formuleert.
Het werkprogramma heeft een duur van drie jaar.
Het wordt voor advies voorgelegd aan het Stuurcomité en het Coördinatiecomité Inlichtingen en Veiligheid (CCIV). § 2. De Minister legt het door het Centrum voorgestelde werkprogramma vast, na ontvangst van een gemotiveerd voorstel, met inbegrip van het advies van het Stuurcomité, en van het Coördinatiecomité Inlichtingen en Veiligheid (CCIV).
Hij kan, bij gemotiveerd verzoek, het Centrum verzoeken om een nieuw voorstel te formuleren. Dergelijke beslissing kan slechts door volgende overwegingen worden gemotiveerd: 1° het negatief advies van het Stuurcomité en/of het Coördinatiecomité Inlichtingen en Veiligheid (CCIV);2° de strijdigheid met de belangen bedoeld in het artikel 3 van de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen sluiten betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen. De Minister neemt de met redenen omklede beslissing binnen de dertig dagen vanaf de ontvangst van het voorstel van werkprogramma. Deze termijn kan eenmaal met een gelijke duur worden verlengd. Bij het verstrijken van die termijn is de Minister geacht het werkprogramma te hebben goedgekeurd.
Art. 20.§ 1. Bovenop de verwezenlijking van het werkprogramma bedoeld in het artikel 19, kan het Centrum worden gevorderd om analyses uit te voeren en aanbevelingen te formuleren die verband houden met zijn opdrachten, op het verzoek van: 1° de Nationale Veiligheidsraad, het Coördinatiecomité voor inlichting en veiligheid en het Strategisch Comité voor inlichting en veiligheid;2° de Minister. Het Centrum beoordeelt de samenhang van deze verzoeken met betrekking tot de verwezenlijking van zijn werkprogramma. Het licht de verzoeker in over zijn beslissing om geen gevolg te geven aan het verzoek. Deze weigering kan slechts om de volgende redenen worden gemotiveerd: 1° de onverenigbaarheid met het lopende werkprogramma;2° de ontoereikendheid van de middelen om het verzoek in te willigen;3° de redundantie van het verzoek. § 2. Het Stuurcomité kan het Centrum suggereren om analyses uit te voeren en aanbevelingen te formuleren die verband houden met zijn opdrachten.
Het Centrum kan die suggestie volgen, voor zover dit de verwezenlijking van andere opdrachten niet in het gevaar brengt. Het kan eveneens de mogelijkheid evalueren om de suggestie op te nemen in een lopende of geplande analyse of aanbeveling.
Art. 21.De door het Centrum geformuleerde aanbevelingen worden meegedeeld aan de minister en de Nationale Veiligheidsraad.
Zij maken het voorwerp uit van een bekendmaking middels de website van het Centrum.
Art. 22.In het kader van de verwezenlijking van zijn opdrachten kan het Centrum een beroep doen op de medewerking van specifieke externe experten waaraan het specifieke opdrachten toevertrouwt.
De kosten gemaakt door de deelname van externe experten worden door de FOD gedragen.
Art. 23.Het Centrum legt jaarlijks aan de Minister en de Nationale Veiligheidsraad een activiteitenverslag voor waarin het, voorstellen tot verbetering van zijn werking kan formuleren.
Het verslag vermeldt de lijst van de aanbevelingen gedaan tijdens het gerapporteerde jaar.
Dit verslag wordt bekendgemaakt op de website van het Centrum en via elk ander kanaal dat het nuttig acht. Het wordt meegedeeld aan de Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.
TITEL V. - SLOTBEPALINGEN EN WIJZIGINGSBEPALINGEN
Art. 24.De minister die het milieu en de minister die het klimaat onder zijn bevoegdheden heeft zijn belast met de uitvoering van dit besluit, elkeen voor wat zijn bevoegdheden betreft.
Gegeven te Brussel, 16 januari 2025.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Klimaat, Leefmilieu, Duurzame Ontwikkeling en Green Deal, Z. KHATTABI