Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 januari 2007
gepubliceerd op 23 januari 2007

Koninklijk besluit houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2007014017
pub.
23/01/2007
prom.
16/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/16/2007014017/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen, inzonderheid op artikel 6, § 2, eerste en tweede lid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 oktober 2006;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies 41.702/4 van de Raad van State, gegeven op 18 december 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit strekt tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2004/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen en tot wijziging van richtlijn 95/18/EG van de Raad betreffende de verlening van vergunningen aan spoorwegondernemingen en van richtlijn 2001/14/EG inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur alsmede inzake veiligheidscertificering.

TITEL I. - Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « wet », de wet van 19 december 2006 betreffende de exploitatieveiligheid van de spoorwegen;2° « gevaar », elke zaak, omstandigheid, gebeurtenis of toestand die tot een ongeval of een incident zou kunnen leiden;3° « risico », de combinatie van de waarschijnlijkheid of de frequentie van voorkomen van een bepaald gevaar en van de omvang van zijn gevolgen;4° « veiligheidsbeheer », het beheer van de activiteiten die toelaten op het vlak van de veiligheid hoge prestatieniveaus te bereiken die minimaal aan de gemeenschappelijke of nationale veiligheidsdoelstellingen beantwoorden;5° « functie van veiligheidsbeheer », de omkaderingsfunctie, belast met het ontwikkelen en het behoud van een doeltreffend veiligheidsbeheersysteem;6° « veiligheidsbeleid », de verklaring van de door een organisatie gekozen aanpak om de veiligheidsdoelstellingen te halen;7° « veiligheidspersoneel », het personeel dat een of meerdere veiligheidsfuncties uitoefent voor de spoorweginfrastructuurbeheerder of de spoorwegonderneming;8° « veiligheidsfunctie », de functie gedefinieerd in het bestek voor het veiligheidspersoneel;9° « bestek voor het veiligheidspersoneel », het administratief document met de vereisten waaraan het veiligheidspersoneel moet voldoen om veiligheidsfuncties te kunnen uitoefenen;10° « bestek voor het materieel », het administratief document met de vereisten waaraan het rollend materieel moet voldoen om veilig op het Belgische spoorwegnet te kunnen rijden;11° « certificering », de erkenning van de vakbekwaamheid, van de medische bekwaamheid en, in het voorkomend geval, van de psychologische bekwaamheid van het veiligheidspersoneel. TITEL II. - Vereisten van toepassing op de veiligheidsbeheersystemen HOOFDSTUK I. - Algemene vereisten

Art. 3.Bij de spoorweginfrastructuurbeheerder en bij de spoorwegondernemingen wordt een contactpersoon voor vragen met betrekking tot de functie van veiligheidsbeheer aangeduid en betekend bij de veiligheidsinstantie. HOOFDSTUK II. - Vereisten van toepassing op de elementen van het veiligheidsbeheersysteem

Art. 4.Het veiligheidsbeleid bedoeld in punt 2, 2.1, a) van bijlage II aan de wet, bevat tenminste de beginselen met betrekking tot de wijze waarop elk niveau van de organisatie van de spoorweginfrastructuurbeheerder of van een spoorwegonderneming verantwoordelijk gesteld wordt, en het beginsel volgens de welke eventuele disfuncties tijdig opgespoord en weggewerkt worden, en ook de acties van voortdurende verbetering van de veiligheid.

De bepaling van het veiligheidsbeleid steunt minstens op : 1° de wettelijke vereisten en voorschriften;2° de resultaten van de risicoanalyses;3° de technologische, financiële en operationele middelen;4° de door de gemachtigde instellingen uitgevoerde veiligheidsanalyses en audits;5° het resultaat van de door het onderzoeksorgaan of op zijn verzoek uitgevoerde onderzoeken;6° de resultaten van de veiligheidsonderzoeken en interne audits.

Art. 5.De bepaling van de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen bedoeld in punt 2, 2.1, b) van bijlage II van de wet omvat inzonderheid : 1° de spoorwegveiligheid als voornaamste parameter voor het beheer van de onderneming;2° het continu streven naar de vermindering van de risico's;3° het mededelen van hun veiligheidsstrategieën en het creëren van een gunstige omgeving voor de toepassing ervan op alle niveaus van de organisatie;4° het toekennen van de nodige praktische en financiële middelen voor het bereiken van de doelstellingen. TITEL III. - Vereisten VAN TOEPASSING OP DE INTERNE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VAN DE SPOORWEGINFRASTRUCTUURBEHEERDER EN VAN DE SPOORWEGONDERNEMINGEN

Art. 6.De interne veiligheidsvoorschriften binden alleen de onderneming die ze uitvaardigt.

De veiligheidsinstantie kan aan de spoorweginfrastructuurbeheerder vragen dat sommige van haar interne veiligheidsvoorschriften worden meegedeeld, waarvan zij vindt dat ze gevolgen zouden kunnen hebben voor de spoorwegondernemingen of wegens coördinatievereisten. Die mededeling kan worden gedaan in de netverklaring bedoeld in artikel 21 van de wet van 4 december 2006 betreffende het gebruik van de spoorweginfrastructuur.

TITEL IV. - VEREISTEN VAN TOEPASSING OP HET VEILIGHEIDSPERSONEEL HOOFDSTUK I. - Certificering van het veiligheidspersoneel

Art. 7.Het personeel dat een veiligheidsfunctie kan uitoefenen voldoet aan de voorwaarden opgenomen in het bestek voor het veiligheidspersoneel en wordt onderworpen aan een certificering voordat het toegelaten wordt om een bepaalde veiligheidsfunctie uit te oefenen.

De certificering wordt opgeschort of ingetrokken door de instelling die ze heeft afgeleverd zodra niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden.

Art. 8.§ 1. Het veiligheidspersoneel dat de functie van bestuurder uitoefent wordt gecertificeerd indien hij houder is van de volgende attesten : 1° psychologisch, afgeleverd door een instelling erkend door de Minister op basis van de criteria bedoeld in bijlage II of door een andere Lidstaat en erkend door de Administratie op basis van de criteria 1 en 3 tot 5 van bijlage II;2° medisch, afgegeven door een instelling erkend door de Minister op basis van de criteria bedoeld in bijlage II of door van een andere lidstaat en erkend door de Administratie op basis van de criteria 1 en 3 tot 5 van bijlage II;3° vakbekwaamheid, afgeleverd door de erkende instelling op basis van artikel 34 van de wet, na het slagen in een examen bedoeld om na te gaan of de professionele bevoegdheden door de kandidaat worden bereikt. § 2. De certificering bedoeld in § 1 wordt door de veiligheidsinstantie uitgevoerd. § 3. De certificering gebeurt in de vorm van de vergunning van bestuurder die om de drie jaar wordt bijgewerkt door de vernieuwing van de in §1, 2° en 3° bedoelde attesten. § 4. De vergunning van bestuurder gaat samen met volgende bijlagen : 1° « Attest van de lijnkennis »;2° « Attest van de materieelkennis ». Deze bijlagen worden afgeleverd door de gebruiker, spoorwegonderneming of spoorweginfrastructuurbeheerder, die bevestigt dat de titularis de kennis heeft, die voorgeschreven is door de veiligheidsregels betreffende de kennis van de vermelde lijnen, en van het vermelde materieel.

In het geval van de lijnkennis, wordt het attest afgeleverd door de overeenkomstig artikel 34 van de wet erkende instelling, indien de gebruiker, spoorwegonderneming of spoorweginfrastructuurbeheerder een beroep deed op hun opleidingsdiensten § 5. De inhoud van de vergunning en van haar bijlagen eerbiedigt de voorschriften vermeld in bijlage I.

Art. 9.§ 1. Het veiligheidspersoneel dat andere functies van treinpersoneel uitoefent wordt gecertificeerd indien het houder is van de volgende attesten : 1° psychologisch, afgeleverd door een instelling erkend door de Minister op basis van de criteria bedoeld in bijlage II of door een andere Lidstaat en erkend door de Administratie op basis van de criteria 1 en 3 tot 5 van bijlage II;2° medisch, afgegeven door een instelling erkend door de Minister op basis van de criteria bedoeld in bijlage II of door een andere Lidstaat en erkend door de Administratie op basis van decriteria 1 en 3 tot 5 van bijlage II;3° vakbekwaamheid, afgeleverd door de erkende instelling op basis van artikel 34 van de wet, na het slagen in een examen bedoeld om na te gaan of de professionele bevoegdheden door de kandidaat worden bereikt. § 2. De certificering bedoeld in § 1 wordt door de veiligheidsinstantie uitgevoerd. § 3. De certificering gebeurt in de vorm van het attest van begeleider dat om de drie jaar wordt bijgewerkt door de vernieuwing van de in § 1, 2° en 3° bedoelde attesten.

Art. 10.Het personeel dat een andere veiligheidsfunctie uitoefent dan treinpersoneel wordt gecertificeerd door de gebruiker, spoorwegonderneming of spoorweginfrastructuurbeheerder.

Het principe van de certificering is na te gaan of de kandidaat voldoet aan de doelstellingen van de opleiding en of hij een medisch attest bezit.

De gebruikers, spoorwegonderneming en spoorweginfrastructuurbeheerder, houden per werkzetel een register bij die de veiligheidsfuncties bevat waarvoor elk van hun personeelsleden werden gecertificeerd. Dit register kan ter plaatse worden geraadpleegd door de veiligheidsinstantie tijdens hun controles

Art. 11.De instelling die door de minister gecertificeerd is op basis van de criteria bedoeld in bijlage II voert zijn opdracht van psychologisch-medische controle op een niet discriminerende manier uit. Die vervult op elk ogenblik de criteria die aanleiding gaven tot zijn aanstelling en die als bijlage II worden vermeld.

Tegen een beslissing van die erkende instelling, kan beroep worden aangetekend bij een commissie samengesteld uit drie personen die door de Minister worden aangewezen. Deze commissie is niet permanent en zetelt volgens behoefte. Haar leden worden niet bezoldigd. De commissie beslist binnen een termijn van vier maand te rekenen vanaf de datum waarop zij werd gevat, na een onderzoek te hebben laten uitvoeren door de agenten bedoeld in artikel 58 van de wet, en na de partijen te hebben gehoord. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende het bestek voor het personeel

Art. 12.De Minister neemt het bestek aan voor het veiligheidspersoneel dat werkt voor rekening van een spoorwegonderneming of van de spoorweginfrastructuurbeheerder. Dit vereist voorafgaand het gemotiveerde en uitvoerig advies van de spoorweginfrastructuurbeheerder die zijn advies binnen de 30 dagen uitspreekt.

De spoorwegondernemingen en de spoorweginfrastructuurbeheerder kunnen voorstellen formuleren, ofwel op eigen initiatief, ofwel in het kader van een eventueel overleg geleid door de veiligheidsinstantie.

Art. 13.Dit bestek bepaalt in het bijzonder : 1° de inhoud van de documentatie bedoeld in punt 2° van bijlage IV aan de wet;2° de te verwerven bekwaamheden met betrekking tot de uit te oefenen veiligheidsfunctie;3° de psychologische en medische criteria met betrekking tot de uit te oefenen veiligheidsfunctie. TITEL V. - VEREISTEN VAN TOEPASSING OP HET ROLLEND MATERIEEL

Art. 14.Het materieel bestemd om op de spoorweginfrastructuur te rijden voldoet aan de voorwaarden van de TSI's, en bij gebrek aan TSI's, aan de voorwaarden die opgenomen zijn in het bestek voor het materieel en wordt onderworpen aan een certificering voordat het toegelaten wordt om te rijden.

Deze certificering gebeurt in de vorm van : 1° een toelating tot ingebruikname overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 december 2006 betreffende de interoperabiliteit van het Trans-Europese hogesnelheidsspoorwegsysteem en van het conventionele spoorwegsysteem of 2° een toelating tot indienststelling overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2007 betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat, de indienststelling van rollend materieel en het jaarlijks veiligheidsverslag of 3° rollend materieel met een markering zoals opgenomen in de van toepassing zijnde TSI.

Art. 15.De Minister neemt het bestek, voor het rollend materieel aan.

Dit vereist voorafgaand het gemotiveerde en uitvoerig advies van de spoorweginfrastructuurbeheerder die zijn advies binnen de 30 dagen uitspreekt.

De spoorwegondernemingen en de spoorweginfrastructuurbeheerder kunnen voorstellen formuleren, ofwel op eigen initiatief, ofwel in het kader van een eventueel overleg geleid door de veiligheidsinstantie.

Art. 16.Het bestek voor het rollend materieel bevat in het bijzonder : 1° de inhoud van de documentatie bedoeld in punt 3° van bijlage IV aan de wet;2° de vereisten van toepassing op het materieel, zoals de technische voorschriften;3° de verplichtingen betreffende het onderhoud van de rijtuigen. TITEL VI. - SLOTBEPALINGEN

Art. 17.Artikel 8, § 2 en artikel 9, § 2, treden één jaar na de bekendmaking van dit besluit in werking.

Art. 18.In afwachting van het aannemen van het in artikel 12 bedoelde bestek voor het veiligheidspersoneel door de Minister, geldt als zodanig het koninklijk besluit van 21 januari 2004 houdende goedkeuring van de normen en voorschriften inzake de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en haar gebruik.

In afwachting van het aannemen van het in artikel 15 bedoelde bestek voor het materieel door de Minister, gelden als zodanig, bundel 2.1.1 - Lastenboek van het materieel (enig deel) en bundel 2.1.2 - Lastenboek van het materieel van de technische diensten, aangenomen bij het koninklijk besluit van 7 september 2003 houdende goedkeuring van de normen en voorschriften inzake de veiligheid van de spoorweginfrastructuur en haar gebruik.

Art. 19.Onze Minister van Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage I Voorschriften met betrekking tot de vergunning en de bijkomende attesten De vergunning vermeldt : 1. De naam en het adres van de spoorwegondernemingen voor rekening waarvan de bestuurder toelating heeft om te rijden;2. De categorieën in dewelke de titularis het recht heeft om te rijden;3. De eventuele bijkomende of beperkende vermeldingen. Het attest van de lijnkennis vermeldt : o De infrastructuren waarvoor de titularis toelating heeft om ze te berijden; o De eventuele bijkomende of beperkende vermeldingen.

Het attest van de materieelkennis vermeldt : o Het type van rollend materieel waarvoor de titularis toelating heeft om het te besturen; o De eigenaar en de nr. van de goedkeuring bij werktuigen met eigen aandrijving.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

Bijlage II Vergunningsvoorwaarden voor het organisme belast met de psychologische en medische controles 1. Een organisme of een geneesheer zijn, gespecialiseerd in de arbeidsgeneeskunde die samenwerken met licentiaten in de psychologie.2. Erkend worden door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg of door elk bevoegd orgaan erkend door een andere Lidstaat van de Europese.3. Over een ervaring van minstens drie jaar in de spoorsector om een aan de spoorsector inherent expertise te bezorgen in het kader van een dynamisch risicobeheer.4. Voldoen aan de wettelijke voorschriften betreffende het taalgebruik in administratieve zaken.5. De door hem georganiseerde examens moeten overeenstemmen met het bestek voor het veiligheidspersoneel. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 januari 2007 houdende veiligheidsvereisten en -procedures van toepassing op de spoorweginfrastructuurbeheerder en de spoorwegondernemingen ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^