Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 februari 1998
gepubliceerd op 17 maart 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 november 1967 betreffende de voorwaarden van toekenning en intrekking van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012126
pub.
17/03/1998
prom.
16/02/1998
ELI
eli/besluit/1998/02/16/1998012126/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 FEBRUARI 1998. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 november 1967 betreffende de voorwaarden van toekenning en intrekking van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit, inzonderheid op artikel 12, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 november 1967 betreffende de voorwaarden van toekenning en intrekking van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit, inzonderheid op artikel 13, 1° en 2°, vervangen door het koninklijk besluit van 5 oktober 1979 en de artikelen 17 en 21;

Gelet op het advies van de Adviesraad voor buitenlandse arbeidskrachten van 23 juni 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat door de publicatie in het Belgisch Staatsblad van 22 oktober 1997 tot wijziging van het ministerieel besluit van 15 juli 1969 betreffende de voorwaarden van toekenning van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit, het bezoldigingscriterium om in het kader van deze reglementering in aanmerking te komen als hoog geschoold personeel of als personen die een leidinggevende functie komen bekleden sterk werd opgetrokken tot, nu, 1 855 000 BF, waardoor er moeilijkheden dreigen te ontstaan voor het verlenen van arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor navorsers en gasthoogleraren tewerkgesteld in een universiteit, een inrichting van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 4 december 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op het voorstel van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 13, eerste lid, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 6 november 1967 betreffende de voorwaarden van toekenning en intrekking van de arbeidsvergunningen en arbeidskaarten voor werknemers van vreemde nationaliteit, vervangen door het koninklijk besluit van 5 oktober 1979, worden de volgende wijzigingen aangebracht : A. de 1°, vijfde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Komen niet in aanmerking de jaren arbeid gedekt door arbeidskaarten die werden toegekend : - op basis van de artikels 17, 18 en 21; - tijdens een verblijf dat werd toegestaan om studies te doen; - tijdens een verblijf dat werd toegestaan om een persoon te vergezellen wiens verblijf voor studies werd toegestaan; - aan werknemers die door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever verbonden blijven; - tijdens een verblijf dat werd toegestaan om een werknemer te vergezellen die verbonden blijft door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever; - om te werken als navorser of gasthoogleraar aan een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling; - tijdens een verblijf dat werd toegestaan om de persoon te vergezellen die als navorser of gasthoogleraar werkt aan een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling. » B. de 2°, derde lid, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Komen niet in aanmerking de periodes tijdens dewelke het verblijf werd toegestaan : - om de prestaties voorzien in de artikelen 17, 18 en 21 te verrichten; - om studies te doen; - om een persoon te vergezellen wiens verblijf voor studies werd toegestaan; - om arbeidsprestaties te verrichten terwijl men verbonden blijft door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever; - om een persoon te vergezellen wiens verblijf werd toegestaan om arbeidsprestaties te verrichten en verbonden blijft door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigde werkgever; - om te werken als navorser of gasthoogleraar aan een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling; - om een persoon te vergezellen wiens verblijf werd toegestaan om te werken als navorser of gasthoogleraar aan een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling. »

Art. 2.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 17.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel verstaat men onder stage de opleiding bij een werkgever, als voortzetting van een voorafgaandelijke opleiding bevestigd door een diploma. § 2. De arbeidsvergunning en de arbeidskaart met betrekking tot een stagiair worden slechts toegekend op voorwaarde dat de betrokkene : 1° tussen de achttien en dertig jaar oud is;2° de verbintenis aangaat gedurende zijn stageperiode geen andere dienstbetrekking in België te bekleden dan deze voor dewelke de vergunning werd toegekend, en na afloop van zijn stage het land te verlaten. § 3. De stage moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden : 1° ze dient voltijds te zijn;2° de duur mag de twaalf maanden niet overschrijden en mag desgevallend slechts worden verlengd voor zover de totale tewerkstellingsduur de twaalf maanden niet overschrijdt;3° ze dient het voorwerp uit te maken van een stageovereenkomst vertaald in de moedertaal van de betrokkene en die met name het aantal uren van opleiding vermeldt alsook het bedrag van het loon dat niet lager mag zijn dan het toepasselijk wettelijk gewaarborgd minimumloon, hierbij inbegrepen het bedrag van eventuele beurzen;4° ze dient vergezeld te zijn van een opleidingsprogramma. § 4. Paragraaf 2, 1° is niet van toepassing op stagiairs aangeworven door een universiteit, een instelling van hoger onderwijs of een erkende wetenschappelijke instelling. § 5. Afwijkingen op § 2, 1° en § 3, 2° kunnen worden toegestaan, bij gemotiveerde beslissing, voor individuele behartigenswaardige gevallen. »

Art. 3.Het artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 21.De bepalingen van de artikelen 2, 5 en 6 zijn niet van toepassing op de tewerkstelling : 1° van de monteerders-specialisten die door een arbeidsovereenkomst verbonden blijven met een werkgever die in het buitenland gevestigd is, en die naar België komen om over te gaan tot de montage, het op gang brengen of de herstelling van een in het buitenland bij die werkgever vervaardigde installatie;2° van werknemers die verbonden blijven door een arbeidsovereenkomst met een in het buitenland gevestigd werkgever en die een specifieke beroepsopleiding volgen in een Belgisch bedrijf in het kader van een commercieel contract gesloten tussen dit Belgisch bedrijf en een buitenlandse firma, voor zover de duur van deze opleiding de zes maanden niet overschrijdt.»

Art. 4.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 februari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^