gepubliceerd op 17 maart 1998
Koninklijk besluit tot vaststelling van de berekeningswijze van de vergoeding die verschuldigd is aan de leerlingen in de ondernemingen die tot het ressort van het Paritair Comité voor de diamantnijverheid en -handel behoren
16 FEBRUARI 1998. Koninklijk besluit tot vaststelling van de berekeningswijze van de vergoeding die verschuldigd is aan de leerlingen in de ondernemingen die tot het ressort van het Paritair Comité voor de diamantnijverheid en -handel behoren (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, inzonderheid op artikel 25, eerste en tweede lid, gewijzigd bij de wet van 24 juli 1987;
Gelet op het eensluidend advies van het Paritair leercomité voor de diamantnijverheid en -handel van 27 februari 1989;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het Paritair leercomité voor de diamantnijverheid en -handel reeds op 27 februari 1989 een advies heeft geformuleerd betreffende de berekeningswijze van de vergoeding, verschuldigd aan de leerlingen die in het kader van het industrieel leerlingwezen een leertijd doorlopen in de ondernemingen van de sector van de diamantnijverheid en -handel, maar dat deze berekeningswijze tot op heden niet werd vastgesteld bij koninklijk besluit; dat het derhalve aangewezen is, teneinde de rechtszekerheid van alle betrokkenen te waarbogen, zonder verwijl deze berekeningswijze bij koninklijk besluit vast te stellen;
Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de patroons en de leerlingen die in toepassing van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, een leerovereenkomst hebben gesloten in de ondernemingen die tot het ressort van het Paritair comité voor de diamantnijverheid en -handel behoren.
Art. 2.De in artikel 1 bedoelde leerling heeft recht op een wekelijkse vergoeding die afhankelijk is van : 1° de voortschrijding van de leertijd;2° de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen (jaarlijkse aanpassing);3° de minimumlonen van de kleinbranche, lonen voor de leeftijdsgroep 19/20 jaar. De vergoeding wordt vastgesteld in functie van de onderstaande tabellen, rekening houdend met het referteloon dat bij toepassing van het eerste lid F 7 955 bedraagt op 1 september 1988 (= 100 %). 1e jaar, 1e en 2e semester : 23 %. 2e jaar, 3e semester : 35,5 %. 4e semester : 47,5 %, 3e jaar, 5e semester : 70,5 %. 6e semester : 88 %.
Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 maart 1989.
Art. 4.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 16 februari 1998.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld