gepubliceerd op 22 september 2016
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2015, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de vorming en de opleiding
15 JULI 2016. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2015, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de vorming en de opleiding (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het garagebedrijf;
Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2015, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de vorming en de opleiding.
Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 juli 2016.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het garagebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 oktober 2015 Vorming en opleiding (Overeenkomst geregistreerd op 1 februari 2016 onder het nummer 131192/CO/112) In uitvoering van hoofdstuk V van het nationaal akkoord 2015-2016 van 9 oktober 2015. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het garagebedrijf.
Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK II. - Risicogroepen
Art. 2.Bijdragen voor risicogroepen Overeenkomstig titel XIII, hoofdstuk VIII, afdeling 1 van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 28 december 2006, en het besluit van 19 februari 2013 tot uitvoering van het artikel 189, 4de lid van diezelfde wet, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 8 april 2013, wordt de inning van 0,15 pct. van de brutolonen van de arbeiders aan 108 pct., voorzien voor onbepaalde duur bevestigd.
Gezien deze inspanning vragen partijen dat de Minister van Werk de ondernemingen van de sector zou vrijstellen van de in artikel 191, § 1 van voornoemde wet voorziene bijdrage van 0,10 pct. in 2016 bestemd voor het tewerkstellingsfonds.
Art. 3.Definitie van risicogroepen Rekening houdend met de bepalingen van hoger genoemd koninklijk besluit, wordt deze inning van 0,15 pct. aangewend ter ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit de volgende risicogroepen : - langdurig werkzoekenden; - kortgeschoolde werkzoekenden; - werkzoekenden van 45 jaar en ouder; - herintreders en herintreedsters; - leefloners; - personen met een arbeidshandicap; - personen die niet de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten of van wie minstens één van de ouders deze nationaliteit niet bezit of niet bezat bij overlijden, of van wie minstens twee van de grootouders deze nationaliteit niet bezitten of niet bezaten bij overlijden; - werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut; - (deeltijds) lerende jongeren; - kortgeschoolde arbeiders; - arbeiders die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologieën; - arbeiders van 45 jaar en ouder; - de risicogroepen voorzien in het koninklijk besluit van 19 februari 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/02/2013 pub. 08/04/2013 numac 2013200746 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 189, vierde lid, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (1) sluiten tot uitvoering van artikel 189, 4de lid van de wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 8 april 2013), gespecifieerd in artikel 3bis van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 3bis.Tenminste 0,05 pct. van de loonmassa dient te worden voorbehouden aan één of meerdere van volgende risicogroepen : 1. de werknemers van minstens 45 jaar oud die in de sector werken;2. de werknemers van minstens 40 jaar die in de sector werken en bedreigd zijn met ontslag, zoals gespecificeerd in artikel 1, 2° van het voornoemde koninklijk besluit;3. de niet-werkenden en de personen die sinds minder dan een jaar werken en niet-werkend waren op het ogenblik van hun indiensttreding, zoals gespecificeerd in artikel 1, 3° van het voornoemde koninklijk besluit;4. de personen met een verminderde arbeidsgeschiktheid zoals gespecificeerd in artikel 1, 4° van het voornoemde koninklijk besluit;5. de jongeren die nog geen 26 jaar oud zijn en opgeleid worden, hetzij in een stelsel van alternerend leren, hetzij in het kader van een individuele beroepsopleiding in een onderneming, bedoeld in artikel 27, 6° van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012363 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel IV sluiten houdende de werkloosheidsreglementering, hetzij in het kader van een instapstage, bedoeld in artikel 36quater van hetzelfde koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012363 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel IV sluiten. Voor de eerste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een arbeider van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair comité, teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken conform de afspraken omtrent de sectorale tewerkstellingscel en artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake werkzekerheid die binnen het Paritair Comité voor het garagebedrijf op 9 oktober 2015 wordt ondertekend.
Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het sociaal fonds dat in overleg met de sectorale tewerkstellingscel binnen Educam begeleidingsmaatregelen zal voorstellen.
Art. 3ter.Van de in artikel 3bis bedoelde inspanning moet minstens de helft (0,025 pct.) besteed worden aan initiatieven ten voordele van één of meerdere van de volgende groepen : a. de in artikel 3bis, 5.bedoelde jongeren; b. de in artikel 3bis, 3.en 4. bedoelde personen die nog geen 26 jaar oud zijn.
Dit aandeel van de bijdrage voor risicogroepen dat besteed moet worden aan de jongeren wordt verhoogd tot minstens 0,05 pct. van de loonmassa, om jongeren, via een ingroeibaan, werkkansen te bieden in de sector.
Elke jongere kan in aanmerking komen voor een ingroeibaan, ongeacht de aard van de overeenkomst (IBO, deeltijds leren/werken, arbeidsovereenkomst van bepaalde of onbepaalde duur,...).
Educam krijgt de opdracht om in dit kader ondersteunende en bijkomende acties te ontwikkelen. De sociale partners bepalen vóór 30 november 2015 hiertoe de nodige modaliteiten en voorwaarden.
Een specifieke opdracht voor Educam in dit kader is het uitwerken van een opleidingspakket voor oudere werknemers in een traject van peterschap om jongeren in een ingroeibaan te begeleiden en coachen in hun nieuwe job.
Oudere werknemers dienen de nodige tijd te krijgen om enerzijds deze opleiding te volgen en anderzijds de jonge werknemer te begeleiden en coachen in zijn nieuwe functie.
Art. 4.Tewerkstellingscel In het kader van het nationaal akkoord 2001-2002 van 3 mei 2001 werd binnen de bestaande Educamwerking een sectorale tewerkstellingscel ingevoerd.
Deze tewerkstellingscel heeft zich sinds 1 juli 2007 meer specifiek ingeschreven in de afspraken gemaakt in het Generatiepact en in de regelgeving op nationaal en regionaal vlak.
De sociale partners bepalen binnen de instanties van Educam op welke manier Educam een zo groot mogelijke meerwaarde kan bieden aan de bedrijfseigen en overkoepelende tewerkstellingscellen zoals voorzien in de nationale en regionale regelgeving, rekening houdend met de beschikbare middelen. Het uiteindelijk doel is de arbeiders zo efficiënt mogelijk, en gebruik makend van reeds bestaande instrumenten zoals vorming en opleiding, outplacement en loopbaanbegeleiding, te begeleiden naar een wedertewerkstelling, indien mogelijk in de eigen sector.
Daarenboven zal Educam zich specifiek richten op de volledig werklozen binnen het "Sociaal Fonds voor het garagebedrijf", die geen beroep kunnen doen op de tewerkstellingscel.
Daarenboven dient de wedertewerkstellingsbegeleiding van met ontslag geconfronteerde en van ontslagen arbeiders - met inbegrip van aanvullende opleidingen en begeleiding in het sollicitatietraject - het behoud van tewerkstelling binnen de sector mogelijk te maken.
De sociale partners engageren zich dat binnen de instanties van Educam de mogelijkheid zal onderzocht worden een database met gegevens over werkgevers van de sector op te stellen, rekening houdend met de beschikbare middelen.
Art. 5.Alternerend opleidingssysteem In het kader van de opleiding van de deeltijds leerplichtigen engageren de ondertekenende partijen zich tot het verder uitbouwen van een kwalitatief en paritair beheerd alternerend opleidingssysteem.
Daartoe zullen de in dit kader reeds opgestarte pilootprojecten geëvalueerd worden (samenwerkingsovereenkomsten met deeltijds onderwijs en middenstandsleerlingwezen). In functie van de evaluatie zal een landelijke verspreiding van deze aanpak gebeuren.
Art. 6.Voltijds onderwijs In het kader van een verbetering van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt, finaliseren de ondertekenende partijen de platformtekst onderwijs binnen Educam, en zullen zij nagaan welke elementen uit dit onderzoek zij in praktijk kunnen omzetten.
De raad van bestuur van Educam bepaalt eventuele projecten met voltijds onderwijs en werkt de verdere modaliteiten met betrekking tot deze opdracht van Educam uit. HOOFDSTUK III. - Recht op permanente vorming
Art. 7.Bijdragen voor permanente vorming De inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming van werknemers en werkgevers worden verder ondersteund door de inning van 0,55 pct. van de brutolonen van de arbeiders aan 108 pct., voorzien voor onbepaalde duur.
Art. 8.Opdrachten aan Educam 1) Basisopdracht De basisopdracht van Educam omvat het ondersteunen van een sectoraal opleidingsbeleid, met name : - het onderzoeken van kwalificatie- en opleidingsnoden; - het ontwikkelen van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de permanente vorming; - de kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector; - het voeren van een promotiebeleid rond de Educam-producten en dienstverlening, in de eerste plaats ten aanzien van de bedrijven die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het garagebedrijf, alsook ten aanzien van de opleidingsactoren. Dit promotiebeleid moet bijdragen tot een betere bekendheid van Educam als dusdanig en haar rol in de realisatie van een paritair opleidingsbeleid, alsook tot het imago van de sector in het algemeen; - de samenwerking tussen Educam en de bediendesector (via Cevora), zal verder worden uitgebouwd, teneinde de opleidingsinitiatieven op bedrijfsvlak voor arbeiders en bedienden optimaal te ondersteunen; - het ijveren voor een toename van de bedrijfsopleidingsplannen (zie ook artikel 10 van deze overeenkomst); - het bijstaan van bedrijfsleiders en vakbondsafgevaardigden bij de uitwerking van het opleidingsplan en het competentiebeheer in de ondernemingen; - het bijstaan en adviseren van werkgevers en arbeiders indien er zich op ondernemingsvlak problemen zouden voordoen bij het opmaken en uitwerken van opleidingsplannen voor arbeiders die van hun recht op permanente vorming geen gebruik kunnen of willen maken; - andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven. 2) Databank Educam Sinds 1 januari 2012 wordt binnen Educam een databank opgericht die elke gevolgde opleiding van elke arbeider registreert. De uitvoeringsmodaliteiten hiertoe worden bepaald binnen de raad van bestuur van Educam door de sociale partners. Deze modaliteiten houden rekening met onder andere de volgende elementen : - elke werkgever zal elektronisch, via een elektronische interface, alle buiten Educam door zijn arbeiders gevolgde opleidingen moeten mededelen; - van zodra de databank operationeel wordt, zullen de gegevens met betrekking tot de opleidingsCV beschikbaar zijn volgens modaliteiten te bepalen door de sociale partners binnen de raad van bestuur van Educam.
Art. 9.Vormingskrediet Sinds 1 januari 2004 wordt per onderneming een collectief recht op vorming en opleiding opgebouwd a rato van vier uur per kwartaal per arbeider, het vormingskrediet.
Dit vormingskrediet is voor de onderneming het bij collectieve arbeidsovereenkomst gestelde objectief om de permanente vorming van de arbeiders te verzekeren. Onder "permanente vorming" wordt verstaan : de vorming die het vakmanschap van de arbeider bevorderd, zijn arbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingen en de sector.
Het aantal arbeiders per onderneming wordt berekend op basis van de meest recent beschikbare gegevens bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, verder KSZ genaamd, per 30 juni.
Bijvoorbeeld : voor een bedrijf waarvoor deze KSZ-gegevens 10 arbeiders opgeven, bedraagt het vormingskrediet voor een volledig jaar 4 uur x 4 (kwartalen) x 10 (arbeiders) = 160 uur.
Ieder jaar in de loop van het vierde kwartaal, meldt Educam aan de bedrijven die ressorteren onder het paritair comité hun vormingskrediet. Dit vormingskrediet bepaalt dan voor de onderneming het objectief voor het komende jaar van het aantal te realiseren opleidingsuren voor de arbeiders. Dit vormingskrediet is niet overdraagbaar van het ene jaar naar het andere.
Het vormingskrediet wordt verminderd a rato van het aantal door de arbeider of arbeiders gevolgde opleidingsuren. Hiervoor komen uitsluitend door Educam erkende opleidingen in aanmerking. Educam beheert het vormingskrediet.
De afbouw van het vormingskrediet is gekoppeld aan het bedrijfsopleidingsplan waarvan sprake in artikel 10 en wordt in overleg met de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis in overleg met de arbeiders, maximaal gespreid over alle categorieën arbeiders van de onderneming.
De opleidingssteun voor de door Educam erkende opleidingen wordt gekoppeld aan het naleven van de verplichtingen zoals bepaald binnen deze overeenkomst omtrent vorming en opleiding.
Art. 10.Bedrijfsopleidingsplannen § 1. Elke onderneming vanaf 15 werknemers (arbeiders en bedienden samen), stelt jaarlijks een bedrijfsopleidingsplan op. Dergelijk bedrijfsopleidingsplan wordt ter goedkeuring aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging of aan het personeel, voorgelegd.
Ondernemingen van minder dan 15 werknemers kunnen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de representatieve functie die binnen het Paritair Comité voor het garagebedrijf op 9 oktober 2015 wordt ondertekend, hun bedrijfsopleidingsplan opmaken.
Dit plan houdt rekening met de bestaande opleidingsnoden van de werknemers en de gewenste antwoorden hierop van het bedrijf. In functie van een sectorale erkenning en een optimaal gebruik van het vormingskrediet en van de wet op het betaald educatief verlof, verloopt de uitvoering van dit plan in overleg met Educam.
Het jaarlijkse bedrijfsopleidingsplan wordt telkens vóór 15 februari van het betreffende jaar aan Educam overgemaakt. § 2. Na ontvangst van ingediende opleidingsplannen, hebben de sociale partners binnen Educam 20 werkdagen de tijd om deze al dan niet goed te keuren. Alle vakbondsorganisaties aanwezig in de onderneming, dienen het bedrijfsopleidingsplan goedgekeurd te hebben alvorens hun vormingskrediet wordt opengesteld.
Na deze termijn, en bij afwezigheid van reactie, wordt het vormingskrediet vrijgegeven door Educam en dit volgens de modaliteiten bepaald in artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Elke wijziging aan een bedrijfsopleidingsplan dat voorafgaandelijk reeds was goedgekeurd binnen de onderneming, dient opnieuw ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, aan de vakbondsafvaardiging of aan het personeel. § 3. De uitvoering van dit plan wordt eveneens paritair opgevolgd en jaarlijks geëvalueerd. De jaarlijkse evaluatie gebeurt in de ondernemingsraad, bij ontstentenis in samenspraak met de vakbondsafvaardiging of door het paritair comité.
Educam heeft als taak een instrument te ontwikkelen dat bedrijven moet helpen een opleidingsplan op te stellen en zodoende de kwaliteit van die plannen te verhogen.
Naast het erkennen van opleidingen dient Educam ook een systeem en een procedure van certificering van werknemers uit te werken. Indien het opleidingsplan in door Educam erkende opleidingen voorziet en indien ze al dan niet gevolgd worden door een competentietest in het kader van certificering, dan dient daarover voorafgaand een akkoord te bestaan in het kader van het opleidingsplan of in het kader van een akkoord tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging (indien aanwezig). In geval van negatieve testresultaten wordt een principerecht op remediëring voorzien, waarin de werkgever er zich toe verbindt om een niet-geslaagde cursist een éénmalig recht op een remediëring aan te bieden.
Art. 11.Recht op opleiding Binnen het collectief recht op vorming en opleiding, zoals bepaald in artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt 1 dag per arbeider per 2 jaar voorzien voor het verplicht volgen van een opleiding.
Op ondernemingsvlak, en in overleg met de arbeider in kwestie, dient te worden bepaald welke opleiding verplicht dient te worden gevolgd door elke arbeider. Het bepalen van het soort opleiding kan gebeuren in nauwe samenwerking tussen het ondernemingsniveau en Educam en maakt integraal deel uit van het bedrijfsopleidingsplan. HOOFDSTUK IV. - Engagement opleidingsinspanningen
Art. 12.De ondertekenende partijen onderschrijven de noodzaak van permanente vorming als middel tot verhoging van de competentie van de werklieden, en bijgevolg van de ondernemingen.
De ondertekenende partijen bevestigen de verbintenis die in artikel 10 van het nationaal akkoord 2013-2014 van 27 februari 2014 is genomen, en die erin bestaat de nodige maatregelen te treffen om de participatiegraad van de arbeiders jaarlijks met 5 procentpunten te verhogen overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 11 oktober 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 11/10/2007 pub. 05/12/2007 numac 2007012348 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact sluiten dat ter uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het Generatiepact.
Deze doelstelling met name wordt bereikt door : - de consolidatie en de versterking van de opleidingstijd, zowel individueel als collectief bedoeld in artikelen 9 en 11 van deze collectieve arbeidsovereenkomst; - de bedrijfsopleidingsplannen bedoeld in artikel 10 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Geldigheid
Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 29 april 2014 (122113/CO/112), gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende vorming en opleiding, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 januari 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/01/2015 pub. 13/02/2015 numac 2014207674 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 juni 2013, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, tot verlenging van de algemene nationale collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 2011, zoals eerder verlengd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 maart 2013 type koninklijk besluit prom. 08/01/2015 pub. 06/02/2015 numac 2014012241 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 september 2013, gesloten in het Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen van het Waalse Gewest en van de Duitstalige Gemeenschap, betreffende de betaling van een eindejaarspremie in de beschutte werkplaatsen gevestigd in de Duitstalige Gemeenschap en gesubsidieerd door de "Dienstelle für Personen mit Behinderung" tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst geregistreerd op 2 juli 2010 onder het nummer 100233/CO/327.03 sluiten (Belgisch Staatsblad van 13 februari 2015), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst inzake ingroeibanen van 24 juni 2015, geregistreerd op 23 juli 2015 onder het nummer 128152/CO/112.
Art. 14.Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2016 en wordt gesloten voor onbepaalde duur, met uitzondering van artikel 11 dat op 1 januari 2016 in werking treedt voor een bepaalde duur van 2 jaar, en op 31 december 2017 vervalt.
Zij kan door elk van de ondertekenende organisaties worden opgezegd, mits een opzegging van drie maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het garagebedrijf en aan de in dat paritair comité vertegenwoordigde organisaties.
Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 oktober 2016.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2016.
De Minister van Werk, K. PEETERS