gepubliceerd op 24 december 2024
Koninklijk besluit betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld bij artikel 8 van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten en bij artikel 27 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987
15 DECEMBER 2024. - Koninklijk besluit betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld bij artikel 8 van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten en bij artikel 27 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten, artikel 8, vervangen bij de wet van 5 februari 1999 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 27, gewijzigd bij de wetten van 5 februari 1999 en 27 december 2012 en het koninklijk besluit van 22 februari 2001;
Gelet op het koninklijk besluit van 20 april 1990 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld bij artikel 27 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;
Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 23 juli 2024;
Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 16 september 2024;
Gelet op advies 77.149/16 van de Raad van State, gegeven op 20 november 2024, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Overwegende het koninklijk besluit van 4 mei 2015Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 04/05/2015 pub. 29/05/2015 numac 2015024128 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende dierlijke bijproducten bestemd voor onderzoek, onderwijs, het voederen van niet-voedselproducerende dieren en voor de vervaardiging en het in de handel brengen van sommige afgeleide producten sluiten betreffende dierlijke bijproducten bestemd voor onderzoek, onderwijs, het voederen van niet-voedselproducerende dieren en voor de vervaardiging en het in de handel brengen van sommige afgeleide producten;
Op de voordracht van de Minister van Landbouw,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.De leidend ambtenaar van de Juridische Dienst van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu is belast met het voorstellen van een administratieve geldboete aan de daders van inbreuken bedoeld in artikel 8 van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijprodukten en in artikel 27 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.
Art. 2.§ 1. Indien de procureur des Konings afziet van de strafvervolging of verzuimt van zijn beslissing kennis te geven binnen de termijn bepaald in artikel 8, § 3, van de wet van 28 maart 1975 en in artikel 27, § 3, van de wet van 24 maart 1987, beide hierboven vermeld, stelt de in artikel 1 bedoelde ambtenaar bij aangetekende brief de betrokkene in kennis van zijn voornemen een administratieve boete voor te stellen. In deze brief verzoekt hij de betrokkene, binnen een termijn van dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de betrokkene zijn woonplaats is aangeboden, zijn verweermiddelen bij aangetekende brief of elektronisch in te dienen. § 2. Indien het administratief dossier dat naar aanleiding van de inbreuk werd samengesteld nog andere stukken bevat dan het proces-verbaal en de eventuele kennisgeving van de procureur des Konings, vermeldt de in het eerste lid bedoelde brief eveneens dat de betrokkene het dossier mag komen raadplegen. § 3. De betrokkene heeft het recht te vragen om gehoord te worden.
Art. 3.Na onderzoek van de verweermiddelen en in voorkomend geval na de betrokkene te hebben gehoord, neemt de in artikel 1 bedoelde ambtenaar een met redenen omklede beslissing. De beslissing wordt aan de betrokkene bekendgemaakt bij aangetekende brief binnen een termijn van negentig kalenderdagen, te rekenen vanaf de datum van verzending van de in artikel 2, § 1, bedoelde brief, eventueel vergezeld van een verzoek tot betaling van de administratieve geldboete. Indien de betrokkene wordt gehoord, wordt deze termijn verlengd met dertig kalenderdagen.
Art. 4.Indien een administratieve geldboete wordt opgelegd, wordt in de in artikel 3 bedoelde aangetekende brief vermeld dat de betaling binnen de zestig kalenderdagen na datum van verzending van die brief moet uitgevoerd worden. De datum van het postmerk heeft bewijskracht voor de verzending van het aangetekend schrijven.
Art. 5.Het koninklijk besluit van 20 april 1990 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld bij artikel 27 van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 wordt opgeheven.
Art. 6.De minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 december 2024.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Landbouw, D. CLARINVAL