gepubliceerd op 12 april 2006
Koninklijk besluit houdende administratieve en geldelijke maatregelen ten gunste van sommige personeelsleden bij arbeidsovereenkomst aangeworven
15 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit houdende administratieve en geldelijke maatregelen ten gunste van sommige personeelsleden bij arbeidsovereenkomst aangeworven
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;
Gelet op het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten;
Gelet op het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende wervingsselectie en met betrekking tot de stage, inzonderheid op artikel 6;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 juli 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 13 september 2005;
Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken, van 13 september 2005;
Gelet op het protocol nr. 533 van 20 september 2005 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps en de gewestelijke overheidsdiensten;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Gelet op de definitieve sluiting van het restaurant van het Rijksadministratief Centrum op 31 maart 2005, alsook de opening en de installatie van het nieuwe restaurant Eurostation;
Gelet op het feit dat al het personeel van het restaurant van het Rijksadministratief Centrum niet automatisch kan worden gereaffecteerd in het nieuwe restaurant Eurostation;
Gelet op de verbintenis aangegaan door de Ministerraad van 22 oktober 2004 om erop toe te zien dat « gewaarborgd wordt dat al het personeel van de gesloten keukens en restaurants in dienst wordt gehouden »;
Overwegende dat het bijgevolg noodzakelijk is om zonder uitstel de situatie te regelen van de personeelsleden die niet kunnen worden gereaffecteerd in het nieuwe restaurant Eurostation;
Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en van Onze Minister van Leefmilieu en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden die voorheen werden tewerkgesteld door de V.Z.W. « Sociale Dienst van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en van de FOD Sociale Zekerheid », waarvan de namen voorkomen op de lijst in bijlage bij onderhavig besluit en die bij arbeidsovereenkomst zijn aangeworven : 1° in de federale overheidsdienst Sociale Zekerheid;2° in de federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;3° in de federale programmatorische overheidsdienst Wetenschapsbeleid;4° in de Administratie der Pensioenen. De arbeidsovereenkomst bedoeld in het eerste lid wordt gesloten voor onbepaalde duur en zonder proefbeding.
Voor de toepassing van artikel 59 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, wordt de aanciënniteit berekend vanaf de datum van aanwerving binnen de V.Z.W. « Sociale Dienst van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en van de FOD Sociale Zekerheid ».
Art. 2.Onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten, wordt de duur van de diensten gepresteerd door de personeelsleden bedoeld in artikel 1 binnen de V.Z.W. « Sociale Dienst van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en van de FOD Sociale Zekerheid » volledig in aanmerking genomen voor de toekenning van tussentijdse verhogingen in de weddenschaal DT1, eventueel pro rata van het activiteitspercentage.
Art. 3.In afwijking van artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten, wordt, voor de berekening van de wedde van de personeelsleden bedoeld in artikel 1, de nuttige anciënniteit bepaald naast hun naam die is opgenomen in de tabel in bijlage bij dit besluit.
Deze nuttige anciënniteit wordt bevestigd door het sociaal secretariaat waarbij de V.Z.W. « Sociale Dienst van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en van de FOD Sociale Zekerheid » is aangesloten en door de bedrijfsrevisor van deze V.Z.W. In voorkomend geval behouden de personeelsleden van wie de nuttige anciënniteit overeenkomst met het maximumbedrag van de weddenschaal de laatste wedde die zij kregen binnen de V.Z.W. « Sociale Dienst van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en van de FOD Sociale Zekerheid », voor zover deze laatste wedde, die werd bevestigd door het sociaal secretariaat en door de bedrijfsrevisor van deze V.Z.W., hoger ligt dan het maximumbedrag van de weddenschaal.
Art. 4.In afwijking van artikel 2, § 1, derde lid van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst aangeworven in de federale overheidsdiensten, worden de personeelsleden bedoeld in artikel 1 geacht te voldoen aan de inschrijvingsvoorwaarden van een gecertificeerde opleiding en ingeschreven te zijn in de maand die voorafgaat aan 1 september 2006.
Voor de toepassing van artikel 6 van het koninklijk besluit van 6 oktober 2005 houdende diverse maatregelen met betrekking tot de vergelijkende wervingsselectie en met betrekking tot de stage, worden de personeelsleden bedoeld in artikel 1 geacht sedert minstens drie jaar in dienst te zijn.
Art. 5.Dit koninklijk besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2005.
Art. 6.Onze Minister van Economie, Energie Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid en Onze Minister van Leefmilieu en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu en Pensioenen, B. TOBBACK
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 15 december 2005 houdende administratieve en geldelijke maatregelen ten gunste van sommige personeelsleden bij arbeidsovereenkomst aangeworven.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Leefmilieu en Pensioenen, B. TOBBACK