gepubliceerd op 03 maart 2006
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende het brugpensioen
15 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende het brugpensioen (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking;
Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, betreffende het brugpensioen.
Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 2003 Brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 26 september 2003 onder het nummer 67758/CO/126) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders/sters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.
Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 1974 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975) en van het koninklijk besluit van 7 december 1992 (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).
Art. 3.De collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle arbeiders die door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde tijd zijn verbonden, voorzover zij aanspraak kunnen maken op de werkloosheidsvergoeding en voldoen aan de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden bepaald in artikelen 4 en 5. HOOFDSTUK II. - Leeftijds- en loopbaanvoorwaarden
Art. 4.Leeftijdsvoorwaarde Kunnen aanspraak maken op het brugpensioen, de arbeiders die tussen 1 januari 2003 en 1 januari 2005 worden ontslagen en de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt.
Art. 5.Loopbaanvoorwaarde § 1. Om echter recht te kunnen laten gelden op het brugpensioen, dient de arbeider/ster niet alleen de door de wetgeving gestelde loopbaanvereiste te vervullen, doch dient hij/zij bovendien een loopbaan te kunnen bewijzen van te minste 15 jaar bij de werkgever die hem/haar ontslaat.
Indien de arbeider/ster dit bewijs niet kan leveren, dient hij/zij een loopbaan te bewijzen van minimum 20 jaar in de sector waarvan minstens 8 jaar bij de werkgever die hem/haar ontslaat.
De loopbaan dient te worden berekend van datum tot datum. § 2. Uitzondering wordt echter gemaakt voor de arbeider die het slachtoffer werd van een faillissement, een sluiting of een herstructurering van een ondernemingen uit de sector stoffering en houtbewerking, daarna werd aangeworven door een andere werkgever van de sector en op het ogenblik van deze aanwerving 50 jaar of ouder.
Deze werknemer kan om voormelde reden niet voldoen aan de vereiste, het bewijs te leveren van 8 jaar bij de werkgever die ontslaat. Toch zal hij het brugpensioen kunnen genieten indien hij het bewijs levert van een loopbaan van ten minste twintig jaar in de sector. HOOFDSTUK III. - Aanvullende vergoeding
Art. 6.De arbeiders omschreven in artikel 3 hebben recht op een bijkomende vergoeding ten laste van de werkgever op voorwaarde dat zij aanspraak kunnen maken op de werkloosheidsvergoeding voor bruggepensioneerden. Deze aanvullende vergoeding wordt maandelijks uitbetaald.
Art. 7.De aanvullende vergoeding, volgens de berekeningsmethode bepaald door het paritair comité, wordt toegekend vanaf het einde van de normale wettelijke opzeggingstermijn tot de pensioengerechtigde leeftijd.
De aanvullende vergoeding bestaat uit de helft (50 pct.) van het verschil tussen de werkloosheidsvergoeding en het nettorefertemaandloon. De sociale en/of fiscale afhoudingen op de aanvullende vergoeding vallen ten laste van de arbeider.
Art. 8.De aanvullende vergoeding, zoals bepaald in artikel 7, is gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, zoals dat is voorzien in de artikelen 5 tot en met 10 van hoofdstuk IV van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 2003, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993, koninklijk besluit van 10 juni 1994, Belgisch Staatsblad van 1 september 1994, die niet werden opgeschort voor toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.
Art. 9.De opzegging van de individuele arbeidsovereenkomst van de arbeider zal slechts worden gegeven als blijkt dat de betrokken arbeider in aanmerking komt voor werkloosheidsvergoeding voor bruggepensioneerden onder meer wat de leeftijds- en loopbaanvereisten betreft zoals bepaald in de artikelen 4 en 5.
Art. 10.De werkgever die met het oog op het brugpensioen zijn arbeider ontslaat, is verplicht die te vervangen door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze of door een andere persoon, zoals voorzien bij koninklijk besluit van 7 december 1992 en binnen de termijn in dit koninklijk besluit bepaald.
In de vervanging moet worden voorzien gedurende ten minste zesendertig maanden. Bij niet-vervanging worden automatisch de sancties toegepast voorzien in het koninklijk besluit van 7 december 1992. De onderneming die beantwoordt aan één der zes criteria vernoemd in het koninklijk besluit van 7 december 1992 met betrekking tot de definiëring van bedrijven in moeilijkheden of in herstructurering en die aldus erkend is door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, kan van vervanging worden vrijgesteld. HOOFDSTUK IV. - Geldigheidsduur
Art. 11.De collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003, ze houdt op van kracht te zijn op 1 januari 2005.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 december 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN