gepubliceerd op 15 november 1997
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de artikelen 1, 2, 3, 5 en 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58bis van 25 juni 1997, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58 van 7 juli 1994 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 47 van 18 december 1990 betreffende de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid
14 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de artikelen 1, 2, 3, 5 en 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58bis van 25 juni 1997, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58 van 7 juli 1994 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 47 van 18 december 1990 betreffende de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikels 18 en 28;
Gelet op de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, inzonderheid op artikel 1, § 5;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58 van 7 juli 1994 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 47 van 18 december 1990 betreffende de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid overeenkomsten gesloten in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard door de koninklijke besluiten van respectievelijk 23 september 1994 en 19 februari 1994;
Overwegende dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan het protocol van sectoraal akkoord voor de uitzendarbeid d.d. 14 mei 1997, Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend worden verklaard de artikels 1, 2, 3, 5 en 6 van de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58bis, gesloten op 25 juni 1997 in de National Arbeidsraad, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58 van 7 juli 1994 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 47 van 18 december 1990 betreffende de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid.
Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 september 1997.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Nationale Arbeidsraad Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58bis van 25 juni 1997 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58 van 7 juli 1994 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 47 van 18 december 1990 betreffende de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid Geregistreerd op 17 juli 1997 onder het nr. 44481/CO/300 HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.§ 1. In de artikelen 1, 4, 7 en 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58 van 7 juli 1994 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 47 van 18 december 1990 betreffende de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid worden de woorden "buitengewone vermeerdering van werk" vervangen door de woorden "tijdelijke vermeerdering van werk". § 2. Het opschrift van Hoofdstuk II, Afdeling 2 en van Hoofdstuk III, Afdeling 2 wordt vervangen door het volgende opschrift : "tijdelijke
vermeerdering van werk".
Commentaar Ter uitvoering van artikel 1, § 5 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers regelt de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58 van 7 juli 1994 de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid in de navolgende gevallen : - bij vervanging van een werknemer waarvan de arbeidsovereenkomst werd beëindigd; - bij buitengewone vermeerdering van werk; - bij staking of lock-out bij de gebruiker bedoeld door de bepalingen vervat in de hoofdstukken II en III van de wet van 24 juli 1987.
Artikel 46 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen heeft in voornoemd artikel 1 van de wet van 24 juli 1987 de woorden "buitengewone vermeerdering van werk" door de woorden "tijdelijke vermeerdering van werk" vervangen.
Onderhavig artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58bis strekt ertoe de tekst van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58 van 7 juli 1994 met die wetswijziging in overeenstemming te brengen. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid in het kader van de uitzendarbeid Afdeling 1. - Tijdelijke vervanging van een werknemer waarvan de
arbeidsovereenkomst beëindigd werd
Art. 2.Artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 58 van 7 juli 1994 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 47 van 18 december 1990 betreffende de na te leven procedure en de duur van de tijdelijke arbeid wordt vervangen door de volgende bepaling. «
Art. 5.§ 1. Bij tijdelijke vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst is beëindigd door ontslag met een opzeggingstermijn en wanneer deze vervanging gebeurt door middel van uitzendarbeid, is de duur van de vervanging beperkt tot een periode van zes maanden, die ingaat bij de beëindiging van de overeenkomst.
Verlenging met een duur van zes maanden is mogelijk. § 2. Bij tijdelijke vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst is beëindigd door ontslag om dringende reden en wanneer deze vervanging gebeurt door middel van uitzendarbeid, is de duur van de vervanging beperkt tot een periode van zes maanden, die ingaat bij de beëindiging van de overeenkomst. Verlenging met een duur van zes maanden is mogelijk. § 3. Bij tijdelijke vervanging van een werknemer wiens arbeidsovereenkomst anders is beëindigd dan door ontslag met een opzeggingstermijn of door ontslag om dringende reden en wanneer deze vervanging gebeurt door middel van uitzendarbeid, is de duur van de vervanging beperkt tot een periode van zes maanden, die ingaat bij de beëindiging van de overeenkomst. Verlengingen met een totale duur van maximum zes maanden zijn echter mogelijk.
Commentaar De mogelijkheid om de termijnen voor uitzendarbeid van zes maanden te verlengen met zes maanden is ingegeven door de bekommernis eenzelfde uitzendkracht aan het werk te kunnen houden na het verstrijken van zes maanden tewerkstelling. Immers, op deze manier wordt vermeden dat na zes maanden tewerkstelling, uitzendarbeid verdergezet wordt met een andere uitzendkracht. »
Art. 3.Artikel 6 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 6.§ 1. De onder artikel 5, §§ 1 en 2 bedoelde vervangingen en verlengingen van de vervanging kunnen enkel gebeuren onder de hierna vermelde voorwaarden en modaliteiten.
De onder artikel 5, § 3 bedoelde vervanging is niet onderworpen aan bepaalde voorwaarden of modaliteiten. De verlenging met maximum zes maanden is echter onderworpen aan de hierna vermelde voorwaarden en modaliteiten. § 2. De onder artikel 5, §§ 1 en 2 bedoelde vervangingen en verlengingen van de vervanging en de onder artikel 5, § 3 bedoelde verlenging van de vervanging kunnen maar gebeuren met de voorafgaande toestemming van de vakbondsafvaardiging van de onderneming waar de werknemer moet worden vervangen. Binnen drie werkdagen na de ontvangst van de toestemming moet de gebruiker de bevoegde inspecteur-districtshoofd van de administratie van de arbeidsbetrekkingen en -reglementering of, in voorkomend geval, de bevoegde mijningenieur op de hoogte brengen. § 3. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging kunnen de onder artikel 5, §§ 1 en 2 bedoelde vervangingen en de onder artikel 5, § 3 bedoelde verlenging van de vervanging maar gebeuren voor zover het uitzendbureau de naam en het adres van de gebruiker alsook het nummer van het paritair comité waaronder deze laatste ressorteert, aan het Sociaal Fonds voor de Uitzendkrachten meedeelt.
Deze mededeling moet gebeuren uiterlijk op de 20ste van de kalendermaand, volgend op die gedurende welke de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht een aanvang heeft genomen.
Valt deze datum op een zaterdag, zondag of feestdag, dan dient de mededeling uiterlijk op de eerstvolgende werkdag te gebeuren.
Daarenboven dient het uitzendbureau, op het ogenblik dat de vervangingen of de verlenging van de vervanging conform het eerste lid van deze paragraaf, vijf maanden bereiken, en in zoverre deze zes maanden zouden overschrijden, uiterlijk op de 20ste van de kalendermaand volgend op deze periode van vijf maanden een tweede mededeling te verrichten aan het Sociaal Fonds voor de Uitzendkrachten. Deze mededeling verwijst uitdrukkelijk naar de eerste mededeling en vermeldt opnieuw de naam, het adres en het nummer van het paritair comité van de gebruiker.
Onverminderd artikel 21 van de wet van 24 juli 1987, dient de gebruiker de in het eerste en derde lid vermelde mededeling te doen indien een schriftelijke overeenkomst tussen het uitzendbureau en de gebruiker hierin voorziet.
De gebruiker dient eveneens de naam van het betrokken uitzendbureau mee te delen. § 4. De aan het Fonds meegedeelde namen van de gebruikende ondernemingen, in het kader van de bepalingen in § 3, dienen binnen de zeven kalenderdagen op een geïndividualiseerde wijze aan de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties die in de Raad van beheer van het Sociaal Fonds zitting hebben, te worden meegedeeld. § 5. Verder kan de Commissie van goede diensten, ingesteld door de op 8 juli 1993 in het Paritair comité voor de uitzendarbeid gesloten collectieve arbeidsovereenkomst tot oprichting en organisatie van een Commissie van goede diensten voor de uitzendkrachten, aan het uitzendbureau aanvullende informatie vragen, binnen de grenzen van haar bevoegdheden zoals deze zijn vastgesteld door de genoemde collectieve arbeidsovereenkomst. § 6. Op schriftelijk verzoek van een of meer van de werknemersorganisaties, genoemd in § 4 van dit artikel, dient de termijn gedurende welke de gebruiker op uitzendarbeid beroep wenst te doen, te worden ingekort.
In het kader van de mededeling verricht conform § 3, eerste en tweede lid van dit artikel, mag, behoudens andersluidende beslissing van het Paritair Comité voor de Uitzendarbeid, de termijn niet beneden de drie maanden dalen. In dit geval wordt het verzoek gericht tot het betrokken uitzendbureau, binnen de zes weken na het tijdstip waarop de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties de door het Fonds meegedeelde gegevens hebben ontvangen. Het uitzendbureau brengt het verzoek onmiddellijk ter kennis van de gebruiker, die er gevolg dient aan te geven binnen zeven dagen na het ogenblik van de verzending van het verzoek aan het uitzendbureau.
In het kader van de mededeling verricht conform § 3, derde lid van dit artikel, kunnen de werknemersorganisaties zich verzetten tegen het verder beroep op uitzendarbeid na zes maanden. Dit verzet dient te gebeuren bij het betrokken uitzendbureau dat het verzet onmiddellijk ter kennis brengt van de gebruiker, die de tewerkstelling binnen de zeven dagen na deze kennisgeving dient stop te zetten. § 7. In geval van tewerkstelling in het buitenland deelt het uitzendbureau aan het Sociaal Fonds voor de uitzendkrachten de naam en het adres van de gebruiker mee alsook de sector waarin de gebruiker zijn activiteiten uitoefent. Deze mededeling moet gebeuren uiterlijk op het einde van de kalendermaand volgend op die gedurende welke de terbeschikkingstelling van de uitzendkracht een aanvang heeft genomen.
De aan het Fonds meegedeelde namen van de gebruikende ondernemingen dienen binnen zes weken na het einde van elke kalendermaand op een geïndividualiseerde wijze aan de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties die in de Raad van Beheer van het Sociaal Fonds zitting hebben, te worden meegedeeld.
Op verzoek van de Commissie van goede diensten zal aan die Commissie aanvullende informatie worden verstrekt overeenkomstig de bepalingen van § 5 van dit artikel Gedurende de periode van tewerkstelling in het buitenland is de tijdelijke werknemer onderworpen aan het algemeen stelsel van de sociale zekerheid of aan het stelsel van de overzeese sociale zekerheid. § 8. Zo het beroep op de uitzendarbeid de krachtens § 6 verkorte termijnen overschrijdt, moet de procedure bedoeld bij artikel 3, § 3 van deze overeenkomst worden nageleefd.
Voor de toepassing van die procedure is de in artikel 3 bedoelde werkgever de gebruiker.
Commentaar Voor de toepassing van § 3 van dit artikel dient in herinnering te worden gebracht dat, overeenkomstig artikel 21 van de wet van 24 juli 1987, de uitzendbureaus alleen dan uitzendkrachten ter beschikking van gebruikers mogen stellen en deze alleen dan uitzendkrachten mogen tewerkstellen wanneer het gaat om de uitvoering van een in artikel 1 van die wet bedoelde of toegelaten tijdelijke arbeid. » Afdeling 2. - Tijdelijke vermeerdering van werk
Art. 4.Een artikel 6bis, luidend als volgt, wordt in dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst ingevoegd : «
Art. 6bis.De ondertekenende werknemersorganisaties verkiezen het beroep op uitzendarbeid omwille van het wettelijk kader en de reglementering zoals onder meer voorzien in onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, boven het gebruik van overuren, onderaanneming en de toepassing van kortlopende, tijdelijke contracten.
Zij beseffen terdege dat de vakbondsafvaardiging een belangrijke rol is toebedeeld in het kader van de procedure inzake uitzendarbeid in geval van tijdelijke vermeerdering van werk.
Daarom verbinden de ondertekenende werknemersorganisaties er zich toe er bij de vakbondsafvaardigingen op aan te dringen een eventueel verzet tegen de tewerkstelling van uitzendkrachten in geval van tijdelijke vermeerdering van werk, in het kader van de in het eerste lid vermelde preferentie, te herevalueren. »
Art. 5.Artikel 7 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Art. 7.§ 1. Bij tijdelijke vermeerdering van werk is tijdelijke arbeid door middel van uitzendarbeid toegelaten met de voorafgaande toestemming van de vakbondsafvaardiging van het personeel van de onderneming. Binnen drie werkdagen na de ontvangst van de toestemming, moet de gebruiker de bij artikel 3, § 2 bedoelde ambtenaar daarvan op de hoogte brengen.
De gebruiker moet in zijn aanvraag het aantal betrokken werknemers vermelden evenals de periode gedurende dewelke de uitzendarbeid zal worden uitgeoefend.
De aanvraag mag een periode van meer dan één kalendermaand bestrijken; ze is telkens hernieuwbaar.
De toestemming van de vakbondsafvaardiging heeft zowel betrekking op het aantal betrokken werknemers als op de periode gedurende welke de uitzendarbeid uitgeoefend zal worden. § 2. Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging zal alleen een beroep op tijdelijke arbeid door middel van uitzendarbeid om te beantwoorden aan een tijdelijke vermeerdering van werk voor een periode van ten hoogste zes maanden, verlengbaar met een duur van zes maanden, kunnen worden gedaan, voor zover dezelfde procedure wordt nageleefd als deze bepaald in artikel 6, §§ 3 tot 7 van onderhavige overeenkomst. § 3. Zo het beroep op uitzendarbeid de bij de vorige paragraaf bedoelde termijn van zes maanden met een mogelijke verlenging van zes maanden overschrijdt of de termijnen overschrijdt die krachtens de bij dezelfde paragraaf bedoelde procedure verkort zijn, moet de procedure bedoeld bij artikel 4, § 2 van onderhavige overeenkomst worden nageleefd Voor de toepassing van deze procedure is de in artikel 4 bedoelde werkgever de gebruiker.
Commentaar Voor de toepassing van dit artikel dient in herinnering te worden gebracht : - eensdeels dat, overeenkomstig artikel 21 van de wet van 24 juli 1987, de uitzendbureaus alleen dan uitzendkrachten ter beschikking van gebruikers mogen stellen en deze alleen dan uitzendkrachten mogen tewerkstellen wanneer het gaat om de uitvoering van een in artikel 1 van die wet bedoelde of toegelaten tijdelijke arbeid; - anderdeels dat, wanneer een beroep wordt gedaan op tijdelijke arbeid door middel van uitzendarbeid om te beantwoorden aan een tijdelijke vermeerdering van werk voor een periode die zes maanden, mogelijk te verlengen met zes maanden, overschrijdt, de procedure van artikel 4, § 2 van deze overeenkomst van toepassing is.
De mogelijkheid om de termijnen voor uitzendarbeid van zes maanden te verlengen met zes maanden is ingegeven door de bekommernis eenzelfde uitzendkracht aan het werk te kunnen houden na het verstrijken van zes maanden tewerkstelling. Immers, op deze manier wordt vermeden dat na zes maanden tewerkstelling, uitzendarbeid verdergezet wordt met een andere uitzendkracht. » HOOFDSTUK III. - Slotbepaling
Art. 6.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 juli 1997.
Brussel, op vijfentwintig juni negentienhonderd zevenennegentig.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 september 1997.
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld