Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 oktober 1998
gepubliceerd op 27 oktober 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van de rentevoet van de verwijlintresten voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten

bron
diensten van de eerste minister
numac
1998021409
pub.
27/10/1998
prom.
14/10/1998
ELI
eli/besluit/1998/10/14/1998021409/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van de rentevoet van de verwijlintresten voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Vóór het begin van de derde fase van de Economische en Monetaire Unie bepaald op 1 januari 1999, heeft de Nationale Bank beslist om vanaf 1 september 1998 de instrumenten van het Belgische monetaire beleid aan te passen aan die welke door het Europese Stelsel van Centrale Banken worden gebruikt.

Deze beslissing heeft meer bepaald tot gevolg dat de rentevoet van de voorschotten boven plafond van de Nationale Bank op dezelfde datum worden afgeschaft.

Wat de laattijdige betaling van overheidsopdrachten betreft, is het echter deze rentevoet welke in aanmerking werd genomen om de toepasselijke maandelijkse rentevoet te bepalen.

Derhalve is het belangrijk om artikel 15, § 4, van de algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten te wijzigen om de rentevoet te kunnen vaststellen die vanaf de maand oktober 1998 in aanmerking moet worden genomen.

Artikel 1 van het ontwerp brengt de noodzakelijke wijziging aan in de algemene aannemingsvoorwaarden die opgenomen zijn in de bijlage bij het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken. Wat de overheidsopdrachten betreft die onder het toepassingsgebied vallen van de wet van 24 december 1993 die in werking trad op 1 mei 1997, vloeit hieruit voort dat de nieuwe rentevoet die van toepassing is vanaf 1 oktober 1998, wordt vastgesteld op 6 pct.

Die rentevoet stemt immers overeen met de rentevoet die sinds mei 1996 wordt toegepast inzake overheidsopdrachten. Het gaat om een tijdelijke maatregel in afwachting van nieuwe rentevoet die tijdens de komende maanden zullen worden vastgesteld door de Europese Centrale Bank. Het ligt immers in de bedoeling van de Regering om vanaf 1 maart 1999 een bepaling te hernemen die, zoals tot op heden, een maandelijkse schommeling van de rentevoet van de verwijlintresten mogelijk maakt.

Artikel 2 regelt de toestand van de opdrachten die werden uitgeschreven vóór de inwerkingtreding van de wet van 24 december 1993, waarvan de uitvoering nog steeds onder het toepassingsgebied van de vroegere algemene aannemingsvoorwaarden valt die zijn opgenomen in het ondertussen opgeheven ministerieel besluit van 10 augustus 1977.

Onder het stelsel van de vorige wetgeving, heeft een ministerieel besluit van 16 december 1980 (Belgisch Staatsblad van 19 december 1980), dat in werking trad op 1 januari 1981, voor de eerste keer en voor de opdrachten bekendgemaakt vanaf deze datum, het beginsel ingevoerd van de maandelijkse schommeling van de rentevoet naar rato van het gewone tarief van de voorschotten in rekening-courant vastgesteld door de Nationale Bank en geldig op de twintigste dag van de maand die voorafgaat aan deze waarin de vertraging optreedt.

Wat de vóór 1 januari 1981 aangekondigde opdrachten betreft, werd immers in artikel 15, § 4, van de algemene aannemingsvoorwaarden de rentevoet vastgelegd die van toepassing is op de wettelijke rentevoet vermeerderd met een variabele rentetoeslag naargelang de vertraging meer of minder dan een bepaalde termijn bedroeg.

Wat de vanaf 1 januari 1981 aangekondigde opdrachten betreft en dit vanaf 1 mei 1991, werd de maandelijkse rentevoet vastgelegd met verwijzing naar de rente op voorschotten in rekening-courant boven plafond omdat de Nationale Bank het gewone tarief van de voorschotten op die datum had afgeschaft.

Deze wijziging werd opgenomen in een ministerieel besluit van 23 april 1991 dat in het Belgisch Staatsblad van 30 april 1991 werd bekendgemaakt.

Wat de opdrachten betreft die vanaf 1 januari 1981 werden bekendgemaakt en aanleiding geven tot laattijdige betaling, bepaalt artikel 2 dat de vanaf 1 oktober 1998 in aanmerking te nemen rentevoet zal overeenstemmen met die welke van toepassing is op de opdrachten bedoeld in artikel 1 van dit ontwerp.

Artikel 3 legt de datum van inwerkingtreding en de duur van de tijdelijke maatregel vast.

De tekst van het ontwerp werd overigens aangepast om rekening te houden met de bemerkingen van de Raad van State.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uw Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 29 september 1998 door de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van de rentevoet van de verwijlintresten voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten », heeft op 1 oktober 1998 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd « par la nécessité de fixer le taux d'interêt de retard à appliquer dès le 1er octobre 1998, à la suite de la suppression au 1er septembre 1998 des avances en compte courant hors plafond de la Banque nationale ».

Aanhef Niet paragraaf 2 van artikel 1 van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, maar wel paragraaf 1, tweede lid, van dat artikel is mede rechtsgrond voor het ontworpen besluit. Men passe de eerste aanhefbepaling in die zin aan.

Artikel 3 Het tweede lid van artikel 3 brengt met betrekking tot de erin bedoelde overheidsopdrachten geen enkele wijziging aan in de bestaande regelgeving. De bepaling is dus overbodig en kan derhalve worden weggelaten. Voor het geval de stellers van het ontwerp desondanks uit rechtszekerheidsoverwegingen zouden willen herinneren aan de voor de in die bepaling bedoelde overheidsopdrachten geldende regeling betreffende de rentevoet van de verwijlintresten, kan worden opgemerkt dat artikel 3, tweede lid, van het ontworpen besluit te algemeen is geredigeerd. Er wordt immers in die bepaling niet enkel verwezen naar laatsgenoemde regeling, maar naar het gehele juridische statuut van genoemde overheidsopdrachten. De bepaling zou dan moeten worden herschreven in het licht van het voorwerp van het ontworpen besluit.

De kamer was samengesteld uit : De heer D. Verbiest, staatsraad, voorzitter;

De heren M. Van Damme, J. Smets, Staatsraden;

De heren G. Schrans, E. Wymeersch, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Smets.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr.

M.-C. Ceule, eerste referendaris.

De griffier, A. Beckers.

De voorzitter, D. Verbiest.

14 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van de rentevoet van de verwijlintresten voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, meer bepaald de artikelen 1, § 1, tweede lid, en 24, eerste lid;

Gelet op het advies van de Commissie voor de overheidsopdrachten van 14 september 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 16 september 1998;

Gelet op de hoogdringendheid wegens de noodzaak om de vanaf 1 oktober 1998 van toepassing zijnde rentevoet van de verwijlintresten vast te leggen ingevolge de afschaffing met ingang van 1 september 1998 van de rentevoet van de voorschotten in rekening-courant boven plafond van de Nationale Bank;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 1 oktober 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 15, § 4, eerste lid, van de algemene aannemingsvoorwaarden van de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken die opgenomen zijn in de bijlage van het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, worden de woorden « tegen de rente op voorschotten in rekening-courant boven plafond vastgesteld door de Nationale Bank en geldig op de twintigste dag van de maand voorafgaande aan deze waarin de vertraging optreedt » vervangen door de woorden « tegen de rentevoet van 6 pct ».

Art. 2.Wat de overheidsopdrachten betreft waarvan de uitvoering onder het toepassingsgebied valt van artikel 15, § 4, van het ministerieel besluit van 10 augustus 1977 houdende vaststelling van de algemene aannemingsvoorwaarden van werken, leveringen en diensten en die gepubliceerd zijn vanaf 1 januari 1981 of deze waarvoor, bij ontstentenis van verplichting om een aankondiging te publiceren, wordt uitgenodigd tot het indienen van een offerte of van een kandidatuur vanaf deze datum, bedraagt de in aanmerking te nemen rentevoet voor de berekening van de verwijlintresten 6 pct.

Art. 3.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 1998 en houdt op van kracht te zijn op 1 maart 1999.

Art. 4.Onze Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 oktober 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE

^