Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 november 2002
gepubliceerd op 31 december 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002013335
pub.
31/12/2002
prom.
14/11/2002
ELI
eli/besluit/2002/11/14/2002013335/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 november 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2001 Arbeids- en loonvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 10 augustus 2001 onder het nummer 58507/CO/136) De overeenkomsten die volgen werden afgesloten door organisaties die zich tot doel stellen het individueel welzijn van hun leden te betrachten, alsmede de algemene vooruitgang van hun beroep en de ontwikkeling van de nationale nijverheid. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders en arbeidsters die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking ressorteren, tenzij het paritair comité er anders over beslist.

Zij werd afgesloten in toepassing van de wet van 26 juli 1996 betreffende de bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996) en van zijn uitvoeringsbesluiten alsook in toepassing van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000. HOOFDSTUK II. - Inleiding van de functies

Art. 2.Volgens hun werkzaamheden worden de arbeiders en arbeidsters ingedeeld in zeven beroepsklassen, die aan de volgende kenmerken beantwoorden : Klasse 1 : arbeid die een technische vorming van het niveau A3 en een beroepservaring van één jaar vereist, of een gelijkwaardige opleiding verkregen door een methodische scholing gedurende drie jaar.

Klasse 2 : arbeid van verscheiden aard die een bepaalde lichamelijke inspanning en een technische kennis vereist, die met een ervaring van twee jaar kan worden gelijkgesteld of arbeid die de uitvoerder verantwoordelijkheid oplegt voor één of meer arbeiders of arbeidsters van klasse 3 of 4.

Klasse 3 : arbeid die een bepaalde lichaamskracht en een elementaire technische kennis van één jaar ervaring vereist of arbeid die de uitvoerder verantwoordelijkheden oplegt voor één of meer arbeiders of arbeidsters van klasse 5, 6 of 7.

Klasse 4 : eenvoudige arbeid die een grote lichaamskracht en na een korte uitleg kan worden verricht of arbeid van verscheiden aard die een grote handvaardigheid of een ruime praktische opleiding, maar geen bijzondere lichamelijke inspanning vergt.

Klasse 5 : arbeid van verscheiden aard die een lichte lichamelijke inspanning en een praktische opleiding van negen maanden vergt.

Klasse 6 : arbeid die telkens wordt herhaald en een lichte lichamelijke inspanning en een inwerkingsperiode van drie maanden vergt.

Klasse 7 : eenvoudige arbeid die slechts lichte lichamelijke inspanning vergt en na een korte uitleg kan worden verricht. De functies die worden betaald volgens klasse 7 zullen na zes maanden dienst worden betaald volgens klasse 6.

Bovendien worden bepaalde arbeiders buiten de indeling gehouden voor zover hun taak aan de volgende kenmerken beantwoordt : Buiten de indeling : arbeid die een technische opleiding vergt van het niveau A2 en een beroepservaring van twee jaar of een gelijkwaardige opleiding verworven door een volledige leertijd gedurende vier jaar.

In het bedrag van hun werkelijk loon wordt rekening gehouden met het overeengekomen loon voor een gelijkwaardige kwalificatie in andere sectoren.

Art. 3.In de bijgevoegde tabel worden voorbeelden vermeld die met deze verschillende beroepsklassen overeenstemmen.

Art. 4.Bij twijfel of geschil in een onderneming aangaande de indeling van een in deze tabel niet opgenomen beroep of in geval van invoering van nieuwe technieken, kan de meest gerede partij de zaak aanhangig maken bij het paritair comité dat het onderzoek en de oplossing ervan aan een beperkt sub-comité kan toevertrouwen.

Art. 5.Bij de toepassing van de indeling van functies die in de artikelen 2 tot 4 en in de tabel met voorbeelden van de indeling van functies opgenomen is, moeten de ter zake verworven rechten en persoonlijke voorwaarden gehandhaafd worden. HOOFDSTUK III. - Uurlonen

Art. 6.Vanaf de eerste rekeningsopening van de maanden april 2001, oktober 2001 en juli 2002, worden de minimumuurlonen op basis van de 37-urenweek als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 7.Het minimumuurloon omvat niet de loontoeslagen die niet aan de functie verbonden zijn, zoals de toeslag voor overuren of voor arbeid in opeenvolgende ploegen.

Art. 8.De werkelijke uurlonen van de arbeiders en arbeidsters worden met 2,5 pct. verhoogd vanaf de eerste rekeningsopening van de maand april 2001. Deze loonsverhoging bestaat uit 1,5 pct. indexverhoging, ingevolge de overschrijding van de stabilisatieschijf 103,47 tot 106,59 door de viermaandelijkse gezondheidsindex en uit 1 pct. loonsverhoging die slechts van toepassing is bij ontstentenis van een ondernemingsovereenkomst betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden, neergelegd ter Griffie van de dienst der collectieve arbeidsbetrekkingen voor 30 mei 2001.

Vanaf de eerste rekeningsopening van de maand oktober 2001 worden de werkelijke uurlonen van de arbeiders en de arbeidsters verhoogd met 1,5 pct..

Deze verhoging vloeit voort uit de vervroeging van de loonsverhoging, veroorzaakt door de overschrijding van de stabilisatieschijf 105,02 tot 108,19 door de viermaandelijkse gezondheidsindex.

Vanaf de eerste rekeningsopening van de maand juli 2002 worden de werkelijke uurlonen van de arbeiders en arbeidsters bovendien verhoogd met 1,5 pct. Deze verhoging vloeit voort uit de vervroeging van de loonsverhoging, veroorzaakt door de overschrijding van de stabilisatieschijf 106,60 tot 109,81 door de viermaandelijkse gezondheidsindex.

Indien deze laatste index buiten de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst zou vallen, dan zal deze in een conventionele loonsverhoging worden omgezet.

Art. 9.De lonen van de minderjarigen worden berekend volgens de uitgeoefende functie, rekening houdend met de volgende degressieve schaal : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De leerlingen die zich toeleggen op werkzaamheden die een bijzondere kennis of opleiding vereisen, ontvangen uiterlijk na afloop van het vierde leerjaar het minimumloon van de meerderjarige arbeider of arbeidster.

De partijen komen overeen om in de ondernemingen de individuele gevallen van jongeren te onderzoeken, die vóór 20 jaar het bewijs zouden leveren dat zij bekwaam zijn, ondervinding hebben en rijp zijn om het beroep uit te oefenen en dat zij bijgevolg hetzelfde rendement hebben als de meerderjarige, zowel op kwalitatief als op kwantitatief gebied, nadat zij de vormingsperiode hebben doorgemaakt waarin is voorzien in de toekenning van het loon van de meerderjarige.

Art. 10.Als een arbeider(ster) van een lagere naar een hogere klasse overgaat, zal het minimumloon van deze nieuwe klasse slechts verschuldigd zijn na een aanpassingstijd die de twee maanden niet mag overschrijden.

Tijdens deze periode mag het loon lager zijn dan het minimum van de overeenstemmende klasse, maar niet minder dan het minimum van de eerstvolgende klasse. HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremie

Art. 11.In het geval dat er in twee ploegen wordt gewerkt, zal aan het aldus tewerkgestelde personeel een toeslag van 6 pct. van het loon worden toegekend.

Art. 12.Ingeval er in bijkomende ploegen wordt gewerkt, zal de loontoeslag worden vastgesteld op het niveau van de onderneming in overeenstemming met de werkgevers- en werknemersorganisaties. De toeslag voor werk in nachtploeg bedraagt minimum 15 pct. van het loon.

Art. 13.Elke arbeider en arbeidster die ploegenarbeid verricht, zal gedurende de arbeidsdag recht hebben op een betaalde schafttijd van maximum een half uur. HOOFDSTUK V. - Overurentoeslag

Art. 14.Voor de overuren zal een toeslag van 50 pct. worden toegekend.

Art. 15.Deze toeslag wordt op 100 pct. gebracht : 1) vanaf het vijfde overuur, dat op dezelfde dag wordt verricht, met uitzondering van de overuren die worden verricht op de vrije zaterdag in het stelsel van de 5-dagenweek;2) voor de overuren die worden verricht tussen 22 en 6 uur;3) voor de overuren die worden verricht op een zondag of feestdag.

Art. 16.Behalve indien de arbeider of arbeidster daags tevoren hiervan werd verwittigd, verstrekt de onderneming hem (haar) een maaltijd, of betaalt zij, bij ontstentenis ervan, een vergoeding van 2,48 EUR als hij (zij) zijn(haar) werk moet voortzetten buiten zijn(haar) normale arbeidstijd, zonder de mogelijkheid te hebben thuis te gaan eten. HOOFDSTUK VI. - Jaarlijkse premie

Art. 17.De arbeiders en arbeidsters die ingeschreven zijn in de onderneming op 15 december zullen tussen 15 en 25 december een jaarlijkse eindejaarspremie ontvangen die gelijk is aan 160,33 uren (37-urenweek) van hun individueel loon bij de eerste opening van de rekeningen van de maand november.

Hebben recht op de premie in verhouding tot hun arbeidsprestaties na drie maanden anciënniteit in de onderneming : - de arbeiders en arbeidsters die ingeschreven zijn op 15 december en die in de onderneming in dienst zijn getreden in de loop van het jaar; - de arbeiders en arbeidsters die de onderneming hebben verlaten in de loop van het jaar, uitgezonderd om dringende reden.

Worden met effectieve arbeid gelijkgesteld : - de jaarlijkse vakantie; - de afwezigheden, behalve die wegens ziekte, die aanleiding hebben gegeven tot de betaling van loon; - de periodes van arbeidsongeschiktheid in de zin van de wetgeving op de ziekteverzekering en invaliditeit, tot zes maanden maximum (bevallingsrust inbegrepen); - de periodes van werkloosheid die aanleiding hebben gegeven tot de betaling van de dagelijkse uitkeringen voor bestaanszekerheid; - de periodes van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van arbeidsongevallen, tot één jaar.

Om het aantal uren te bepalen waarop de arbeiders en arbeidsters recht hebben naargelang hun arbeidsprestaties gedurende de referentieperiode gaande van 1 oktober van het vorig jaar tot 30 september van het lopend jaar, wordt als volgt tewerk gegaan : - vijfdagenweek : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld - zesdagenweek : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld - als een arbeider of arbeidster nu eens 5 dagen per week werkt en dan weer 6 dagen, worden de 52 weken verdeeld volgens het aantal weken gedurende dewelke het ene of het andere stelsel werd toegepast, met name : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De eventueel gunstigere programmaties die formeel werden vastgesteld op het niveau van de ondernemingen vóór de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst, zullen niettemin worden toegepast.

Voor de ondernemingen die gedeeltelijk of volledig de arbeidsduur hebben verminderd van 40 tot 37 uren per week in de vorm van betaalde compensatiedagen (zonder aanpassing van de uurlonen), wordt het aantal uren dat in aanmerking komt voor de jaarlijkse premie als volgt berekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 18.De vakorganisaties verbinden er zich toe geen eisen in te dienen die verder zouden gaan dan de in het vorige artikel vermelde bepalingen. HOOFDSTUK VII. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 19.De lonen van de in artikel 1 bedoelde arbeiders en arbeidsters zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, dat maandelijks wordt vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Art. 20.Het referte-indexcijfer 105,02 vormt de spil van de eerste stabilisatieschijf 103,47 tot 106,59.

Art. 21.De conventionele minimumuurlonen schommelen met 1,5 pct. volgens de hierna vermelde stabilisatieschijven, wanneer het indexcijfer van de consumptieprijzen van de voorgaande maand deze schijven overschrijdt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 22.De loonsverhogingen en -verlagingen worden toegepast vanaf de eerste opening van de rekeningen van de maand.

Art. 23.Met uitzondering van wat voorzien is in artikel 8 worden de schommelingen van de lonen berekend op de conventionele minimumuurlonen, terwijl de loontoeslagen verworven blijven.

Art. 24.Krachtens het koninklijk besluit van 24 december 1993 tot uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, moet het indexcijfer der consumptieprijzen, waarvan sprake is in dit hoofdstuk evenwel vervangen worden door het viermaandelijks indexcijfer dat wordt vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en dat wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad . HOOFDSTUK VIII. - Arbeidsduur

Art. 25.Vanaf 1 november 1984 omvat de arbeidsweek 37 uren die moeten worden verricht in dagen van maximum 9 uren.

De verkorting van de arbeidsduur van 40 tot 37 uren kan als volgt geschieden : - door een dagelijkse verkorting van de arbeidsduur; - door een wekelijkse verkorting van de arbeidsduur; - door een spreiding in de vorm van een gemiddelde over een periode van 13 weken, die eventueel weken van 6 dagen kan bevatten; - door het toekennen van compensatiedagen; - door de combinatie van de verschillende hierboven opgesomde mogelijkheden.

Art. 26.Over de modaliteiten van de arbeidstijdverkorting die bepaald zijn in het vorige artikel zal er, rekening houdende met de technische, economische en sociale eigenheid van de ondernemingen en met het oog op het behoud van een maximum tijd aan productie enerzijds en op de bevordering van de tewerkstelling anderzijds, worden onderhandeld op het niveau van de ondernemingen.

Art. 27.De normale werkdag in één ploeg is in twee delen verdeeld door een rusttijd van hoogstens twee uren.

Art. 28.Indien één van de werktijden langer is dan 5 uren, zal aan de arbeider een rusttijd van 10 minuten worden toegekend, zonder dat deze rusttijd mag worden aangerekend bij wijze van verlenging van de werkdag, noch mag worden afgetrokken van het loon. HOOFDSTUK IX. - Feestdagen

Art. 29.In de normale arbeidsweek zijn begrepen : a) de feestdagen die bepaald zijn bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 april 1974, namelijk : 1) 1 januari;2) Paasmaandag;3) 1 mei;4) Hemelvaartdag;5) Pinkstermaandag;6) 21 juli; 7) O.-L.-V.-Hemelvaart; 8) Allerheiligen;9) 11 november;10) 25 december (Kerstmis);b) twee dagen in gemeen overleg tussen de werkgever en de arbeiders en arbeidsters vast te stellen (kermis, plaatselijk of gemeenschapsfeest of om het even welke andere dag). HOOFDSTUK X. - Klein verlet

Art. 30.De in artikel 1 bedoelde arbeiders en arbeidsters hebben het recht afwezig te zijn, met behoud van hun normaal loon, ter gelegenheid van familiegebeurtenissen en voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten, die hierna opgesomd zijn, voor een als volgt bepaalde duur : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de toepassing van de nummers 2, 3, 4, 5, 6 en 9 wordt het aangenomen of natuurlijk erkend kind gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind.

Voor de toepassing van de nummers 7 en 8 worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de echtgeno(o)t(e) van de werknemer gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de werknemer.

De wees, die familiehoofd is, wordt met de vader gelijkgesteld voor de toepassing van de bovenstaande gevallen.

Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel, zullen slechts de dagen van gewone activiteit als afwezigheidsdagen worden beschouwd.

Voor de afwezigheden ten gevolge van overlijden, zullen alleen de dagen waarop gewoonlijk wordt gewerkt aanleiding geven tot loonbetaling.

Vanaf 1 januari 1998, zullen de samenwonenden gelijkgesteld worden met wettelijk gehuwden voor de toepassing van klein verlet voorzien in dit artikel. Op het ogenblik van de aanvraag tot afwezigheid, zullen de betrokken arbeiders en arbeidsters een officieel document aan de werkgever voorleggen, dat hun staat van samenwonenden bevestigt. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen

Art. 31.De indeling van de functies die vastgesteld zijn bij deze collectieve arbeidsovereenkomst geldt voor onbepaalde tijd.

Art. 32.De hoofdstukken II en III met uitzondering van artikel 8 zijn niet toepasselijk op de ondernemingen van behangpapier en de hoofdstukken II, III, VI en VIII zijn niet toepasselijk op de ondernemingen van papieren hulzen.

Art. 33.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2001 en treedt buiten werking op 31 januari 2003. Zij wordt echter van jaar tot jaar stilzwijgend verlengd, behoudens opzegging door één van de partijen met een opzegtermijn van drie maanden, gericht aan de voorzitter van het paritair comité bij een ter post aangetekend schrijven.

Art. 34.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heft de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1997 betreffende de arbeids- en loonsvoorwaarden op.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX Bijlage I aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2001 Indeling van de functies A. Voor alle ondernemingen 1. Onderhoudspersoneel Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 2002. De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage II aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2001 betreffende de arbeids- en loonvoorwaarden Overgangsbepalingen Artikel 6 van hogervermelde collectieve arbeidsovereenkomst legt de minimumuurlonen vast vanaf de eerste rekeningsopening van de maanden april 2001, oktober 2001 en juli 2002, op basis van de 37-urenweek.

Deze minimumuurlonen worden in deze collectieve arbeidsovereenkomst uitgedrukt in euro.

Voor de periode vanaf de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot en met 31 december 2001 worden deze minimumuurlonen hieronder eveneens in BEF uitgedrukt.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 16.Voor de periode vanaf de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot en met 31 december 2001 wordt de vergoeding voorzien in artikel 16 van bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomst hieronder eveneens in BEF uitgedrukt.

Art. 16 2,48 EUR - 100 BEF Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^