gepubliceerd op 15 januari 2003
Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vezelcement, betreffende het nationaal akkoord voor de jaren 2001-2002
14 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vezelcement, betreffende het nationaal akkoord voor de jaren 2001-2002 (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;
Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de vezelcement;
Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de vezelcement, betreffende het nationaal akkoord voor de jaren 2001-2002.
Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 november 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de vezelcement Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001 Nationaal akkoord voor de jaren 2001-2002 (Overeenkomst geregistreerd op 11 maart 2002 onder het nummer 61386/CO/106.03)
Artikel 1.Brugpensioen vanaf 58 jaar.
De collectieve arbeidsovereenkomst van 21 december 1988 en 7 maart 1989 (registratienummer 23298) betreffende het conventioneel brugpensioen, verlengd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 17 april 1991 (registratienummer 27425), 18 maart 1993 (registratienummer 33272), 22 maart 1995 (registratienummer 37787), 6 juni 1997 (registratienummer 44291) en 10 juni 1999 (registratienummer 51480) wordt verder verlengd tot en met 30 juni 2003.
Art. 2.Brugpensioen vanaf 56 jaar met 20 jaar ploegenarbeid met nachtdienst, waarvan 10 jaar in de sector.
Aansluitend bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1995 (registratienummer 37786), betreffende het protocol van nationaal akkoord voor de jaren 1995-1996, en de collectieve arbeidsovereenkomsten van 6 juni 1997 (registratienummer 44291) en 10 juni 1999 (registratienummer 51480) gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1999 (registratienummer 54502), wordt de brugpensioenleeftijd verlaagd tot 56 jaar voor arbeid(st)ers met een beroepsloopbaan als loontrekkende van 33 jaar en 20 jaar ploegenarbeid met nachtdienst, waarvan 10 jaar in de sector, en dit tot en met 31 december 2002.
Art. 3.Halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar.
Aansluitend bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1995 (registratienummer 37788), betreffende het protocol van nationaal akkoord voor de jaren 1995-1996, die voltijds brugpensioen voorzag vanaf 55 jaar met een anciënniteit van 33 jaar, de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 1997 (registratienummer 44291) en de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 (registratienummer 51480) gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 23 december 1999 (registratienummer 54502), hebben de arbeid(st)ers de mogelijkheid op halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar mits een beroepsloopbaan als loontrekkende van 25 jaar, waarvan 10 jaar in de sector, en dit tot en met 31 december 2002.
Art. 4.Vervroegd uittreden op 55 jaar.
Arbeid(st)ers die ontslagen worden om economische of technische redenen en die de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben, genieten van een extra legale bestaanszekerheidsvergoeding indien : 1. de werknemer op datum van uitdiensttreding de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft en geen gebruik maakt van een brugpensioenregeling of collectieve arbeidsovereenkomst nr.46; 2. de werknemer blootgesteld is geweest aan het beroepsrisico asbest, volgens modaliteiten bepaald in de desbetreffende ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomsten. De opzegtermijn die in de onderneming van toepassing is bij afdanking, dient te worden gepresteerd.
Het bedrag van de bestaanszekerheidsvergoeding wordt vastgelegd op datum van uitdiensttreding. Het bedraagt steeds 90 pct. van het netto-maandloon, verminderd met de werkloosheidsuitkeringen, verhoogd met de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen, tot de leeftijd van 65 jaar. Het totaal van deze bestaanszekerheids- en de gemiddelde werkloosheidsvergoedingen wordt geplafonneerd tot het bedrag van de theoretische brugpensioenberekening.
Op het ogenblik van de uitdiensttreding zal een individuele berekening worden opgemaakt van de bijkomende bestaanszekerheidsvergoedingen tot de leeftijd van 65 jaar.
Deze vergoedingen kunnen niet meer worden gewijzigd, behoudens wanneer en zoals de sociale uitkeringen geïndexeerd worden.
De aanvullende vergoeding zal enkel en alleen worden toegekend indien betrokkene recht heeft op werkloosheidsuitkeringen en wordt gegarandeerd tot de betrokkene het rustpensioen heeft verkregen en is niet cumuleerbaar met brugpensioenvergoedingen of collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46.
Werknemers die méér dan 1 jaar afwezig zijn wegens ziekte komen voor deze uittreding niet in aanmerking, indien zij niet kunnen presteren gedurende de opzegtermijn.
De uitgekeerde bedragen zijn onderworpen aan fiscale inhoudingen.
De kost voor deze verbintenis zal in de kost van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van de sector vezelcement 2001-2002 worden opgenomen.
De kosten voor de voortzetting van deze verbintenis zal ook in de collectieve arbeidsovereenkomsten van na 2002 worden verrekend. Dit geldt dus voor de arbeiders die na 31 december 2002 kunnen uittreden.
Dit artikel treedt in werking op 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 30 juni 2003.
Art. 5.Vorming en opleiding.
Verhoging van de 0,10 pct. inspanning voor de risicogroepen tot 0,15 pct. in het raam van de vrijstelling van de verplichting om jongeren aan te werven in een startbaan. Daarenboven wordt een extra inspanning van 0,05 pct. geleverd in het raam van vorming en opleiding (onder andere stress en werkdruk). Bijdragen te regelen via het sociaal fonds.
Art. 6.Tijdskrediet.
De bestaande loopbaanonderbrekingsformules worden, conform het interprofessioneel akkoord 2001-2002 en conform collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad op 14 februari 2001 en de nader te bepalen overgangsmaatregelen, herschreven naar tijdskrediet met een mogelijke uitbreiding naar 5 jaar mits afsluiten van een bijkomende collectieve arbeidsovereenkomst over navermelde punten : - een percentage reservering voor de soorten tijdskrediet (vol-, halftijds, 4/5); - rangordebepaling.
Overeenkomstig een federaal, gemeenschaps- of gewestelijk werkgelegenheidsakkoord, komen de arbeiders die gebruik maken van de hiervoor vermelde maatregelen in aanmerking voor volgende aanmoedigingspremies indien er geen vervangingsverplichting is : - het opleidingskrediet; - de landingsbanen; - de premie voor ondernemingen in moeilijkheden of herstructurering; - zorgkrediet; - loopbaanonderbreking met één vijfde.
Art. 7.Index.
De 2 pct. van de volgende indexsprong zal toegekend worden bij overschrijding van de spilindex 108,82 doch uiterlijk op 1 april 2002.
Art. 8.Koopkracht.
Te onderhandelen op bedrijfsvlak op basis van het sectorale eisenbundel ten belope van 1,95 pct. Toekenning van de voordelen gespreid over 2 jaren.
Art. 9.Minimumloon.
Het minimale productieloon voor de sector bedraagt per 1 juni 2001 tot 10,18 EUR in het regime van de 38 urenweek.
Art. 10.Verlenging van al bestaande akkoorden.
Alle akkoorden niet vervat in of gewijzigd door deze collectieve arbeidsovereenkomst blijven behouden.
Art. 11.Duurtijd.
Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002, behoudens anders vermeld.
Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX
Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001 betreffende het nationaal akkoord voor de jaren 2001-2002 Het bedrag van 10,18 EUR voorzien in artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst stemt overeen met 410,76 BEF. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 november 2002.
De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX